Waardigheid

For English click here

De zoon kwam terug en de vader zag hem aankomen, rende naar buiten en viel hem om de hals. Hij stonk, was smerig en had zijn vader dieper beledigd dan wij ons nu kunnen voorstellen. Maar toch omhelsde hij zijn zoon en gaf hem een jas, een ring en sandalen. Hij kreeg nieuwe waardigheid, nieuwe autoriteit. Van landloper en bedelaar werd hij een zoon. Hersteld. Vernieuwd. Vergeven.

Ineens dacht ik aan Jezus. Uitgekleed, verwond, vernederd werd Hij aan een kruis gespijkerd.
Terwijl Hij daar hing verdeelden de soldaten Zijn kleren.

Omwisseling

Jezus werd beroofd van waardigheid en menselijkheid. De verloren zoon werd bekleed met waardigheid en autoriteit. Ik had weleens gehoord over ‘de omwisseling van het kruis’: hoe Jezus allerlei dingen onderging, zodat wij dat niet hoeven mee te maken of het omgekeerde mogen ontvangen. Maar dit was me nog niet eerder opgevallen.

Jezus werd beroofd van waarde en macht, zodat wij waarde konden ontvangen en zoonschap: autoriteit, status, positie. Ik was zo onder de indruk dat ik een lied schreef dat ik op deze Goede Vrijdag graag deel. Je vindt het op Spotify en YouTube, maar nu is er ook een video met de tekst erbij: https://youtu.be/TYXBnYCDSEo?si=N8tly3wsUgcWTA4b.

De verloren zoon:

Een vader had twee zonen. De jongste zei tegen hem: ‘Geef mij mijn deel.’ De vader deed het. De jongste verkocht alles en ging met het geld op reis. Hij leefde erop los tot het op was. Er kwam hongersnood. Hij zocht een baantje en werd varkenshoeder. Terwijl hij verlangde naar de schillen die de varkens aten, dacht hij aan de werknemers van zijn vader. Die hadden wel te eten. Hij besloot dat hij terug zou gaan en zeggen: ‘Vader, het was verkeerd wat ik deed. Ik ben niet waard uw zoon te heten, maar laat me zijn als een van uw werknemers.’ Dat deed hij.

Toen hij aan kwam sjokken zag zijn vader hem. Zijn hart stroomde vol medeleven en hij rende naar hem toe, viel hem om de hals en kuste hem. De zoon stamelde wat hij had bedacht, maar de vader liet de mooiste kleren halen en gaf hem een ring en sandalen. Daarna vierden ze een groot feest. ‘Mijn zoon was dood en is weer levend geworden. Hij was verloren en is gevonden,’ zei de vader.

De oudste zoon kwam terug van zijn werk en hoorde hoe er gefeest werd. Hij vroeg wat er aan de hand was en iemand vertelde hem: ‘Je broer is terug en je vader liet het beste vlees klaarmaken, omdat hij hem weer gezond teruggekregen heeft.’ De broer werd boos en liep niet verder. Toen ging zijn vader naar hem toe om hem te halen. Maar de oudste zei: ‘Ik heb mijn werk trouw gedaan en mij gaf u nooit wat om feest te kunnen vieren. Nu komt die zoon van u terug die alles erdoorheen gejaagd heeft en zet u het beste vlees op tafel.’ De vader zei: ‘Je bent altijd bij me en alles wat ik heb is van jou. We moeten blij zijn omdat jouw broer dood was en weer levend is geworden. Hij was verloren en is gevonden.’

Verlangen

Het is haar sterfdag vandaag. Tenminste, zeven jaar geleden was dit de dag waarop we erachter kwamen en dat afschuwelijke beeld zagen. De echo waarop niets meer bruiste, spartelde, klopte of bewoog. Het moment waarop mijn keel dichtgeknepen werd,  talloze gedachten tegelijk met evenveel drammerigheid de aandacht opeisten en een geluidloze schreeuw eruit wilde.

De dag waarop we woorden hoorden die niemand horen wil. ‘Het spijt me, …’

Ons zo gewenste meisje had het niet gered. In plaats van leren met een baby om te gaan moesten we onze kinderen leren wat rouwen is. In plaats van verder voorbereiden, bouwend op ervaringen uit het verleden, begon ons leven opnieuw. En onze relatie. We waren niet meer hetzelfde. Moesten onszelf, elkaar, ons gezin, onze plek opnieuw leren kennen en uitvinden.

Deze dagen moet je ruimte inbouwen, leerde ik van andere ouders. Vrij nemen. Eerdere jaren was dat vrij simpel, maar dit jaar werk ik voor het eerst in loondienst op haar sterfdag. Gelukkig krijg ik daar begrip en kan ik mijn werk anders verdelen deze week. Niet dat ik dan weet wat je moet doen. Ik werk wat mail weg en dan stap ik op de fiets.

Ik zou naar het grafje. Dat leek voor de hand liggend. Terwijl ik erheen trap, merk ik tegenzin. Inmiddels weet ik dat ik dan niet moet pushen. Het maakt ook niet uit of ik wel of niet ga. Zij heeft er niets aan en ik krijg haar er niet mee terug of dichter bij me.

Ik ga rechtdoor waar ik rechtsaf had gemoeten en fiets doelloos door. Dan sla ik rechtsaf, naar het winkelcentrum. Lelies kopen stond ook nog op mijn lijstje. Ik was van plan die te halen na mijn grafbezoek, maar nu lijkt het juiste moment.

Ik loop door het winkelcentrum naar de bloemist, zie lelies en vraag om vijf stuks. Het bosje dat de verkoper laat zien is te armetierig. Ik vraag er nog twee bij. Zeven is ook goed, met mijn Lief en mij erbij zijn we met zoveel. Als zij er nog geweest was.

Of het mooi ingepakt moet worden. ‘Nee,’ hoor ik mezelf zeggen, ‘ze gaan thuis meteen in de vaas.’ Dan, vanuit de neiging mezelf uit te willen leggen: ‘Het symbool voor onze dochter is lelie. Ze is overleden en dit zijn haar dagen.’ Ze wenst me sterkte en ik voel ineens de tranen komen.

Ik wandel met mijn bos terug naar mijn fiets. Blij dat ik wat voel. Het onbestemde is al geruime tijd aanwezig. Mijn lijf wist allang dat het die tijd van het jaar is. Terwijl ik naar huis fiets, denk ik aan regels uit een van mijn liedjes: Ik wil terug naar huis, naar zolder, waar tenminste niemand was. (Spotify)

Het is toetsweek en ik heb het huis niet voor mezelf alleen. Als ik thuis kom zit een van mijn kinderen te leren aan tafel. Ik pak de vaas, snijd de stelen van de lelies schuin af en haal de blaadjes eraf die anders onder water zouden komen. Terwijl ik dat doe merk ik ineens hoe goed het me doet.

Het is het oude verlangen naar zorgen, naar iets doen. Hetzelfde gevoel dreef me zeven jaar geleden juist om steeds naar het grafje te fietsen. Omdat ik dan tenminste nog íets kon doen met de liefde die ik niet kwijt kan.

Ik heb het meestal goed onder controle. Die urge, die hunkering naar het meisje dat hier niet is. Gisteren zei ik tegen mijn Lief dat het toch heel goed gaat. Dat ik vrede heb gevonden met hoe het is. Maar vandaag voel ik vooral verlangen.

Zie ook: https://brokenbutreal.com/2020/03/21/lied/
Lees mijn boek Als er niets meer klopt als je mijn verhaal wilt lezen.

Begraven pijn sterft nooit

‘Niet erkende, begraven pijn sterft nooit.’ Dat zei Mpho Tutu ooit tegen Annette Nobuntu Mul. Omdat het vrouwendag was gaf Mul een lezing op mijn werk. Ze vertelde over verbinding, identiteit, en ‘it takes a village to raise a kid’. Veel van wat ze zei herkende ik. Uit de reacties van collega’s maakte ik op dat het voor sommigen nieuw was. Dus schreef ik de woorden op, zodat ik er iets over kon schrijven.

We kunnen doen alsof de pijn er niet is. We kunnen zeggen: ‘Dat is voorbij en speelt geen rol meer.’ We kunnen sussen of de mond snoeren. Maar onverhoeds steekt het de kop weer op, is ook mijn persoonlijke ervaring. Wat doe je dan? Blijf je het wegduwen, niet erkennen, begraven? En als je dat niet meer wilt, wat doe je er dan mee?

Pijn wegduwen

Heftige dingen die je ooit meemaakte, kunnen zomaar ineens de kop opsteken. At random, zouden mijn kinderen zeggen. Niet alleen bij jezelf. Ook bij iemand anders: wat doe je als iemand in jouw ogen te emotioneel reageert. Door woede, door tranen, door cynisme, door ongepaste (awkard) stilte?

‘Niet erkende, begraven pijn sterft nooit.’ Pijn die je niet uit en niet vertelt, ettert door. Onder de oppervlakte. Dat geldt voor mij persoonlijk. Dat geldt ook voor mensen die ik ontmoet. Ik kom opnieuw pijn onder ogen die ik lang heb weggeduwd. Ik heb er maar hulp bij gezocht, want het is heftig om te voelen en te verwerken. Die pijn stierf niet door al het negeren en wegduwen, niet erkennen en begraven.

Pijn erkennen

Het geldt ook voor mensen die we ontmoeten. Die in onze ogen te overdreven, te boos, te apathisch, te huilerig of te stil reageren. Dan kunnen wij ook kiezen of we het niet erkennen en begraven en mee helpen nooit te sterven. Of we kunnen het erkennen, de ander helpen het te vertellen en hopelijk helpen een weg naar genezing te laten zien. Door uiten, verwerken, vergeven.

Anders sterft het nooit.

Toen ik op internet zocht naar haar naam, kwam ik de inspiratietekst van Annette Nobuntu Mul tegen en omdat ze het zo mooi verwoordt, kies ik er nu voor om haar woorden hieronder weer te geven:

Jij voelt gekwetstheid en pijn
Ik zie jou niet
Misschien laat je het verwrongen zien?
Ik zie jou niet

Jij beschermt jezelf
Past je aan
omdat je ten diepste
geliefd wil zijn
erbij wil horen
zoals ieder mens

En dan die ene trigger…
Het lijkt om niets te gaan

Jouw zenuw van pijn wordt geraakt

Vanuit een menselijke oerpijn
schreeuw, schop, sla en vecht je
Ik begrijp je niet
Zie je weer niet
Nu ben ik boos en gekwetst

Ik veroordeel je
Wil jou weg, weg, weg
ver weg van mij
Omdat ik diep van binnen…
jou wél aanvoel en begrijp
Maar ik wil weg
weg van mijn aandeel in jouw pijn
weg van mijn schuldgevoel
en mijn schaamte
Want het erkennen van jou
en jouw pijn
gaat hand in hand
met het erkennen van mijn schuld en schaamte
En juist dáár wil ik van weg
daarom
wil ik jou weg
jouw pijn en jou ontkennen

De brug naar samen:

Ik wil de weg inslaan
van schuld
naar verantwoordelijkheid
Gedeelde verantwoordelijkheid nemen
voor jouw pijn

Jouw pijn zien en erkennen!

Ben jij bereid mij te vergeven
als ik jou zie?
Ik ben bang
dat jij ook mij niet ziet
Ik ben bang…

Hier is mijn hand

Vertel, ik luister

– De kloof, Annette Nobuntu Mul

Ik wil hier beter in worden. Om de pijn er te laten zijn. Ook de pijn voor de ander. Zelfs, misschien wel juist, waar ik zelf de oorzaak van de pijn was. Want ‘Niet erkende, begraven pijn sterft nooit’.

Proef en Kijk

Ik wist dat het de laatste was. Ik kwam thuis na een lange dag, sjokte naar boven en zag het meteen liggen. Glinsterend naast mijn laptop. Ik besloot ‘em daar te laten liggen. Eerst op je in laten werken, maande ik mezelf. Dit kleine gebaar dat schalt: ik hou van jou.

Ik had er eerder die dag eentje mee gekregen. Dat vond ik al erg bijzonder, want van alle chocola die hij voor zijn verjaardag had gekregen, was dit de enige die hij zelf ook echt lekker vond. Ik had die dag veel gesprekken. Voor mij is dat zoiets als ongetraind een marathon lopen. Ik kan meestal zorgen voor voldoende hersteltijd, maar die dag was dat min of meer onmogelijk. Dus toen hij me zo’n mooi verpakt tussendoortje gaf, besloot ik die in mijn tas te bewaren. ‘Dit herinnert me aan jou vandaag,’ zei ik. ‘Ik eet hem pas op als ik wat moed en energie kan gebruiken. Dan denk ik aan jou en proef ik jouw aandacht.’

En nu lag daar dus de laatste op mijn bureau. Na een paar keer ernaar kijken terwijl ik mijn taken afmaakte, at ik hem op en genoot ervan. Even later bedacht ik hoe passend dit was. En dat ik geen foto had genomen. Een goed excuus om een nieuwe doos te kopen en daar mijn Lief en de kinderen eens lekker mee te verwennen. Nadat ik er foto’s van genomen had.

Want ineens zag ik de link met iets anders. Vorig jaar moest ik een lied schrijven over rust. Ik las die dag Psalm 34 en vond het apart dat er stond: ‘Proef en zie dat de HEERE goed is.’ Ik vroeg me af hoe je kunt proeven dat iets wat je niet kunt zien goed is. Proeven is aards, fysiek, materieel. Je hebt iets nodig dat je daadwerkelijk in je mond kunt stoppen. Dus hoe doe je dat met Gods goedheid?

Ik dacht erover na. Puur fysiek: als je iets echt wilt proeven, dan prop je het niet in je mond en slik je het niet snel weg. Je neemt de tijd, laat geur en smaak tot je doordringen, kauwt rustig, geniet er bewust van. Ik realiseerde me ineens dat voor echt proeven rust nodig is. In mij.

Ik besloot dat mijn lied over rust hierover moest gaan en schreef eigenlijk heel functioneel een lied op basis van Psalm 34. Soms schrijf ik een lied vanuit een gevoel of vanuit bewogenheid. Maar dit lied was meer een schrijfoefening: wat staat er in die psalm, hoe vertaal ik dat naar mijn gemeente, wat is eigenlijk de kern, wat wil ik luisteraars en meezingers vertellen?

Zo gezegd, zo gedaan. Ik dacht er niet meer aan totdat ik de volgende ochtend wakker werd met dit lied in mijn hoofd. De melodie, de woorden, de uitnodiging. Het bracht mijn angst aan het licht en vervolgens kalmeerde het mij. Ik moest die week onder narcose en zag daar enorm tegenop.

Ik luisterde wat ik de dag ervoor op mijn dictafoon ingezongen had. En nog eens. Ik verbaasde me over de rust en vrede die het bracht en stuurde het door naar een paar mensen van wie ik wist dat ze wel wat vrede konden gebruiken. Uiteindelijk kwam het als eerste lied op mijn album. Omdat ik hoop dat die cd een smaak- en zie-sessie is van hoe goed God is.

De gouden bonbon op mijn bureau liet me zien en smaken hoe geliefd ik ben door mijn Lief. En het herinnerde me eraan dat je kunt proeven en zien hoe goed God is. Soms glinstert dat door het gebaar van iemand anders heen.

Je vindt het lied Taste And See op Spotify en YouTube en andere streamdiensten.

De cd I’m Davida (€7,50) bestel je hier.

Buiten begint er

Terwijl ik op het allerlaatste moment werk aan een lied dat ik vandaag moet inleveren voel ik mijn rug jengelen en de grauwe buitenlucht lonken. Ik besluit toch nog even naar buiten te gaan voordat ik de paprika’s ga snijden en de avondmaaltijd klaarmaak.

Ik doe iets wat ik normaal nooit doe en loop met oortjes in de straat op terwijl ik mijn jas probeer dicht te doen. Ik voel me zoals ik eruitzie, maar moet en zal even naar buiten. Ik heb het mezelf beloofd.

Terwijl ik luister hoe Sven Kokkelman de Europese politiek ondertitelt waar zijn gast al teveel bekend veronderstelt en ik me verbaas over hoe koud het eigenlijk is, flitst door me heen dat ik die blog nog steeds niet heb geschreven.

Ik baal van mezelf. Van de drukte. Van dat ik het moment niet gepakt heb toen mijn liederen uitkwamen. Van dat het leven voorbij lijkt te razen en ik vooral vaak ineens constateer dat het alweer negen uur is. Tijd voor thee met de kinderen. Zoals ook nu.

Ik had beloofd meer over mijn liedjes te zullen schrijven, maar ook nu kan ik niet veel meer doen dan die belofte herhalen. Ik ga er meer over schrijven. De reacties druppelen binnen. Het is bijzonder wat de liederen doen voor allerlei verschillende mensen. Dat kan ik wel vast zeggen.

Dus toch een blog, omdat ik iets wil laten horen. Omdat ik wil zeggen dat ik het ga doen. En omdat ik tijdens die wandeling ineens stilstond. Nog een keer keek. En het echt zo was. Daar, in die kou, stonden alweer narcissen in de knop.

Stevige stengels, wachtend tot ze open mogen en uitbundig lente aankondigen. Waarover ik de laatste weken iedere dag zong, omdat ik ‘Altijd komt de lente’ op een poëzieavond in Nijmegen zou zingen en ik dat dus heel veel oefende.

Ik tokkelde wat af. Soms huilend, omdat ik sinds november toch weer meer bezig ben dan anders met wat er zeven jaar geleden allemaal gebeurde. Het is opnieuw minder zwaar dan het jaar ervoor. Het wordt gewoner, ze is deel van mij.

Maar de narcis, in het Zweeds Paaslelie, wees me heel helder op onze Lelie, onze Susan Amanda Marsman.

Dan wil ik toch weer even schrijven. Ook omdat ik de afgelopen weken weer een aantal keer naar het postkantoor liep met een boek. Voor een ouder of grootouder van nog zo’n kostbaar kleintje dat gemist wordt. Dan ben ik blij dat de lente altijd komt. En er hoop is, ook al voel je geen…

Mijn liederen kun je hier vinden: Spotify of YouTube. Boeken en cd hier verkrijgbaar.

Foto door David Jakab op Pexels.com

Namen noemen

Het is eeuwigheidszondag las ik gisteren in de vooraankondiging van het interview dat ik vandaag had. Juist deze dagen voelde ik het verdriet om Amanda een beetje klauwend om aandacht vragen. Een van mijn kinderen vertelde iets wat het naar boven bracht. Mijn Lief stuurde daarop een foto van haar graf. Ik deed een boek op de bus naar gebroken ouders. En het is weer november. Zeven jaar geleden was er het streepje. Kort daarna hoorde ik van het vijfde kindje dat overleden was. Haar moeder zat vroeger in mijn gemeente, maar woonde nu aan de andere kant van de wereld. We zouden veel voor elkaar gaan betekenen.

Toen ik vanmorgen opstond, hoorde ik dat een vader uit mijn kerk is overleden. Zijn jongste zoon zit bij mijn tieners in de jeugdgroep, zijn andere kinderen zaten bij mijn oudere kinderen in de klas. We baden als gezin veel voor hem. Ik voel me machteloos en neem de tijd om samen met mijn Lief voor ze te bidden.

Er is meer nieuws in mijn kerk. Twee mensen die we goed kennen zijn opnieuw ouders geworden. Ik stap met gemengde gevoelens in de auto en zet het radiostation vast aan waar ik straks zelf op te horen ben. Ik val in een traditionele kerkdienst. De dominee leest de namen voor van mensen die in het afgelopen jaar overleden zijn. Dan leest hij Psalm 139. De Psalm die ik elke dag las toen we vreesden voor mijn en Amanda’s leven.

Ik verwonder me over hoe de dingen samenvallen. Ik zou een interview geven over mijn cd, maar gezien Eeuwigheidszondag ging het eigenlijk meer over mijn boek. Maar als mijn boek niet in het Engels verschenen was, had ik die cd waarschijnlijk niet gemaakt dus het is wel goed zo. Ik ben dankbaar voor de kans om te vertellen over gelovig rouwen, wat eigenlijk niet bestaat.

Rouw is gewoon rouw, of je nu gelooft of niet. Maar als je gelooft is het op een andere manier ingewikkeld. Je zou troost moeten putten uit je geloof, tenminste, dat zeggen ze tegen je. Maar de pijn is net zo scherp, het gemis volop aanwezig en de weg die je moet gaan moet je gaan, of je nu gelooft of niet. Maar als je gelooft krijg je vaak te maken met goedbedoelende medegelovigen die denken in plaats van het vroegere ‘kusje, over’ nu met ‘gebedje, over’, je pijn te kunnen verzachten, het liefst zelfs wegdoen.

Maar dat kan niet. Die pijn is er, zoals velen vandaag extra ervaren. Die pijn is er. Mag en moet er zijn. Pijn van gemis, van spijt, van verlangen, van gebroken verwachting, van een lege plek. Op deze zondag werden in de kerken de namen genoemd van geliefden die dit jaar overleden. En dacht wie daarbij was vast nog veel verder terug. Zoals ik aan mijn kind.

Zo fijn dat ik het vandaag op de radio weer even over mijn kleine meisje kon hebben. Haar naam kon noemen. Amanda, mijn kind. Nu schrijf ik erover. Door woorden te geven bestaat het. Al bestaat zij ook als ik er geen woorden voor heb. Ze heeft nog altijd haar naam.

Het radiointerview is binnenkort hier terug te luisteren. Het gaat om de uitzending van ‘Kerk in de Huiskamer’, 26-11-2023, 11:00uur.

Release!

Een week geleden. Ik wil er steeds wat over schrijven, maar had er de energie nog niet voor. Nu doe ik weer een poging. Vorige week zaterdag gaf ik een oogstfeest. Ik noemde het geen releaseconcert, omdat me dat te pretentieus klonk. Bovendien wilde ik graag mijn cd presenteren maar ook mijn boeken vieren. Die gingen eraan vooraf en hangen ermee samen.

Tot op de ochtend voor het concert – wat het eigenlijk toch wel was – wisten we niet of het door kon gaan. Ik was ziek en kon de hele week niet zingen. Ik had me wel met de energie die er was zo goed mogelijk voorbereid maar vooral afgevraagd waar ik goed aan deed. Met daarbij gedachten van wie denk je wel dat je bent die venijnig hun aanklachten afvuurden.

Het bijzondere was dat ik eerder die week Psalm 118 las, een Psalm waarmee God mij vijftien jaar geleden duidelijk maakte dat ik niet zou sterven, maar leven en Zijn werk zou vertellen. Daar weer even aan herinnerd te worden, voelde als een bevestiging dat ik niet zomaar op moest geven.

Op de ochtend van het oogstfeest, toen ik mezelf uit bed had weten te krijgen en met een kop koffie op de bank had geplant, gaf Our Daily Bread Psalm 40:1-4 op. Ik kon het haast niet geloven. Het was de Psalm die ik voorlas toen ik gedoopt werd en ik op de een of andere manier diep van binnen wist dat ik ooit zou doen wat daar stond.

Nu, op de ochtend voordat ik mijn verhalen en liedjes ging vertellen, las ik precies die verzen weer: ‘Hij legde mij een nieuw lied in de mond, een lofzang voor onze God. Velen zullen het zien en vrezen, en op de HEERE vertrouwen.’ Het gaf me de kracht om door te zetten en wat ben ik blij dat ik dat heb gedaan.

Wat was het fijn om met al mijn ouders, broers en zussen, tante, kerkfamilieleden, liedvrienden en mensen die ik op verschillende momenten in mijn leven had ontmoet samen te zijn. De tijd te nemen om verhalen te vertellen en liedjes te laten horen en koffie te drinken en taart te eten. Te genieten van zorgzame, meelevende mensen om me heen.

Het was kwetsbaar en fijn tegelijkertijd. Ik ben er nog steeds van aan het bijkomen, letterlijk en figuurlijk, maar wat ben ik blij dat het gelukt is. Mijn cd is nu verkrijgbaar en volgende week komt de EP online. Ik vertel er later graag meer over.

Bestel de cd (€7,50) hier

Come To The Water

For English click here

We zongen Oceans in de kerk. Het was een paar maanden nadat we Amanda hadden begraven. Ik zong dat lied altijd met mijn hele hart. Ik wilde wandelen in geloof, waar God ook maar leidt. Maar nu kon ik het niet meer meezingen. Wat als ‘gaan waar Hij maar leidt’ betekent dat ik nog een kind verlies? Opeens besefte ik dat ik God niet meer zo vertrouwde.

Een paar maanden later kom ik op een songwriters retreat. Ik ga naar een workshop over luisteren naar God. De leider nodigt ons uit op te schrijven wat ons bezighoudt. Daarna om het papier in het midden neer te leggen om het symbolisch aan God over te geven. Dan zijn we stil en vragen God wat Hij ons wil laten zien.

Ik ‘zie’ een man op het water staan. Ik ben zelf op het strand en zie hem in de verte. Misschien is het een surfer, denk ik. De zee is rustig en opeens breekt de zon door, precies boven de man.

We vertellen elkaar wat we zagen en bidden opnieuw. Ik ‘hoor’ een regel uit een liedje van Live: ‘Run to the water. I find you there’. Dat is geen christelijk liedje. Ik vind het grappig. Ik ben gek op de muziek van Live. God weet dat natuurlijk.

Maar wat moet ik ermee? Ik weet het niet. Totdat mijn maatje zegt: ‘Joh, is die man niet gewoon Jezus?’ Verbaasd kijk ik haar aan. Ik moet meteen aan Oceans denken en realiseer me ineens dat Jezus me uitnodigt om op het water te lopen. In dat licht.

Ik ga naar mijn kamer en luister naar Oceans. De laatste zin raakt me: ‘in the presence of my Saviour’. In de aanwezigheid van mijn Redder. Dat zei mijn maatje ook: ‘Maar Ineke, je loopt toch niet alleen op dat water. God is er altijd bij!’ Dat is waar. Met mijn hoofd weet ik het. En als ik eerlijk terugkijk, kan ik geen moment aanwijzen waarop ik echt alleen gelaten ben. Ik was altijd in de aanwezigheid van mijn Redder.

Ik kniel neer, huil en bid. Dat ik het niet durf, maar ergens diep van binnen wel wil. Hem vertrouwen. Ik weet gewoon niet hoe. Dan beschrijf ik wat ik zag in een lied. De maanden daarna zing ik het keer op keer. Do I dare to trust again? Lay my life back in His hands? As He calls me to the water…

Vorige week kwam dit liedje uit op Spotify. Het staat ook op mijn cd (door mijn cd en/of boeken te kopen, steun je me).

Standing on the beach, almost on my own
Looking at the sea, all is calm and quiet
Suddenly a man is walking on the water
The sun breaks through the sky, he’s right there in the spotlight, saying:

Come to the water, it’s where you’ll find me
Come to the water, ’cause you’ll find me there
Come to the water, take my hand now
Come to the water, ’cause you’ll find me here

I’m still standing there, looking from afar
Wondering if I should accept his invitation
I’ve been there before, when the waves were rough
Now it’s calm and still and with some hesitation I decide to

Come to the water, it’s where I’ll find him
Come to the water, ’cause I’ll find him there
Come to the water, I take his hand now
Come to the water

Do I dare to trust again?  
Lay my life back in His hands?
When He calls me to the water
I’ll be listening

Ik sta op het water, ben bijna helemaal alleen
Kijk naar de zee, alles is kalm en stil
Plotseling loopt er een man op het water
De zon breekt door, hij staat in de schijnwerpers en zegt:

kom naar het water, daar vind je mij
kom naar het water, want daar vind je mij
kom naar het water, neem nu mijn hand
kom naar het water, daar vind je mij

Ik sta daar nog steeds, kijk van een afstand
Vraag me af of ik zijn uitnodiging aan zal nemen
Ik ben daar eerder geweest, toen de golven heftig sloegen
Nu is het kalm en stil en aarzelend besluit ik:

naar het water te komen, dat is waar ik hem vind
naar het water te komen, want daar vind ik hem
naar het water te komen, ik pak zijn hand vast
naar het water te komen

Durf ik hem weer te vertrouwen?
Mijn leven weer in zijn handen te leggen
nu hij me naar het water roept
zal ik luisteren

Zitten en luisteren

Mijn lijf weet het eerder dan mijn hoofd. Protest. Duizelingen. Als ik even check hoe ik erbij zit, merk ik opgetrokken schouders, ingehouden adem. Geen wonder dat ik bijna niets verdragen kan. Mijn hoofd wil door. Maar ik weet dat ik moet stoppen. Rusten. Ademhalen. Spieren ontspannen.

Wat is balans toch lastig. Mijn drive die voor meer dan honderd procent ergens voor wil gaan zorgt dat ik dingen afkrijg. Maar diezelfde drive maakt ook dat ik instort. Dan is het ook honderd procent voorbij.

Vandaag heb ik drie mijlpalen en nog twee leuke momenten. Mijn boek gaat het uitgeefproces in. Mijn cd wordt geperst. Mijn tweede single kwam uit. Vanmiddag is die een snippet op Groot Nieuws Radio. Gisteren zond die zender ook een interviewtje uit (vanaf 01:35). Vanavond heb ik een live telefonisch interview met de Christelijke Omroep en worden mijn twee singles daar gespeeld.

Het is geweldig! Hiervoor heb ik jaren gewerkt, gebeden, gestreden; frustraties en superblije momenten over gehad. Maar mijn hoofd kan het niet verwerken. Ik zit te tollen op mijn stoel. Schrijven hielp in het verleden dus dat doe ik ook nu. Slapen zou waarschijnlijk beter zijn. Of het liedje zingen dat vandaag uitkwam.

Want die kwam voort uit zo’n soort worsteling. Dat ik stil wil zitten, aan de voeten van Jezus. Want zij koos het beste, zei Hij. Zij zat aan Zijn voeten en luisterde. Dus dat wilde ik ook. Wil ik ook nu. Maar dat lukt me maar slecht. Mijn gedachten gaan alle kanten op. Mijn to do list is lang. Ik wil wel zitten en luisteren, maar het lukt me niet.

Ik vind het nog steeds moeilijk. Maar ik leerde wel dat je ook mag komen met wat je wél kan geven. Al is het dan nog geen honderd procent aandacht of stilzitten. Geef dan vijf minuten aandacht. Of minder. Dat deed ik. Ik probeerde het in elk geval en dan zien hoe ver ik kwam en bidden of God me wilde leren om langer te zitten, beter te luisteren.

Dat moet ik nu ook maar weer doen denk ik. Misschien komt dit liedje vandaag wel speciaal voor mij.
Here I am. (Spotify of YouTube)

Here I Am
Music: Ineke Marsman-Polhuijs; Lyrics: Ineke Marsman-Polhuijs, Henk Pool ©2015-2023

I have tried and I’ve tried
(Ik heb zo vaak geprobeerd)
Just to sit and be still
(gewoon te zitten en stil te zijn)
But my mind was occupied
(maar mijn gedachten waren bezet)
Too busy to hear Your will
(te druk om Uw wil te horen)

I want to sit at Your feet
(Ik wil aan Uw voeten zitten)
Receive what You say
(Ontvangen wat U zegt)
Lord, it’s You I long to meet
(Ik verlang U te ontmoeten, Heer)
I want to go Your way
(Ik wil Uw weg gaan)

Chorus:
Here I am, Lord again
(Hier ben ik weer, Heer)
I turn to You as I am
(Ik ga naar U zoals ik ben)
Making a choice,
(Ik kies)
to give You what I can
(U te geven wat ik kan)
Making a choice,
(Ik kies)
to bring You all I am
(U alles wat ik ben te brengen)

When I sit at Your feet
(Wanneer ik aan Uw voeten zit)
In Your presence I’ll be
(Ben ik in Uw aanwezigheid)
‘Cause You are what I need
(Want U bent wat ik nodig heb)
Your face shines on me
(U schijnt Uw aangezicht over mij)

But even if I fail
(Maar zelfs als ik er niet in slaag)
To stay at Your feet
(Aan Uw voeten te blijven zitten)
then Your love will still prevail
(Dan overwint Uw liefde nog steeds)
You’re so good to me
(U bent zo goed voor mij)

Luister naar jongeren

Ik wilde een wandelingetje maken de maandag voordat Prinsjesdag begon. Even pauze en frisse lucht. Ik appte m’n zusje want zij werkt ook in Den Haag, bij Unicef. Ze bleek te druk. Het was jongerenprinsjesdag. ‘Het is in Theater Dilligentia. Ik kan je aanmelden als je wilt,’ appte ze vervolgens. Het leek me een prachtige kans en wie weet rolt er nog iets uit wat voor mijn werk interessant is. Dus ik appte ‘graag’ en wandelde die kant op.

Ik belandde in een divers gezelschap. Echt een doorsnee van de samenleving. Je moest eigenlijk een hoedje op en veel jongeren en ouderen droegen er een. Ik wist vanmorgen nog niet dat ik vanmiddag hier zou zijn, dus had mijn hoed niet van de plank gehaald. Gelukkig lagen er petjes.

‘Wij vragen politici om onze zorgen en ideeën serieus te nemen. Dat vinden wij belangrijk, omdat het gaat over onze toekomst. De eerste stap is erkenning. De tweede stap is er ook echt iets mee doen. Zo maak je het verschil.’ Woorden van Neha, 17 jaar. Ze was ook een van de eersten die op het podium geroepen werd.

Na de introductie kwam prinses Laurentien het podium op om gesprekken te leiden van jongeren met Kamerleden. Over klimaat, oorlog en armoede. De drie belangrijkste onderwerpen voor jongeren vandaag. ‘Het is heel belangrijk dat we naar jongeren luisteren,’ zegt ze. ‘Er wordt veel over hen besloten, maar horen we hen wel? Het gaat over hun toekomst.’ Haar Number 5 Foundation zet zich in voor meer gelijkwaardigheid in de samenleving.

Over klimaat: schuif het niet door. We hebben niets aan mooie praatjes.

Over oorlog: we kunnen veel meer doen. Ook voordat vluchtelingen hier komen. Door oorlog te voorkomen, bijvoorbeeld. Nederlanders zijn heel direct en kunnen goed communiceren, zeggen veel mensen. ‘Doe waar je goed in bent en verhef je stem,’ vat prinses Laurentien samen.

Over armoede: Als je in armoede opgroeit, heb je geen jeugd meer. Je moet vroeg beginnen met werken, je kunt niet meedoen met sporten, uitjes en dat soort dingen. Een jongen die de gevolgen van de toeslagenaffaire ondervond vertelt zijn verhaal. Zijn advies: maak sporten gratis. Er ontstaat een discussie. Het moet wel realistisch blijven, vinden de Kamerleden.

Ze zijn het ermee eens dat er geen gelijkheid van kansen is. Armoede moet urgenter gemaakt worden. Armoede gaat ook over kansen en risico’s, zegt een van de Kamerleden. Uiteindelijk vragen ze aan de jongeren: ‘Hoe maak je de kloof tussen arm en rijk nu kleiner?’ Het antwoord van de jongere is simpel en maakt de cirkel rond: ‘door samen te sporten’.

Drie gesprekken over drie belangrijke onderwerpen later krijgt staatssecretaris Van Ooijen het koffertje in handen. Met het jongerenadvies erin. ‘Hoe hoopvol bent u over de toekomst?’ vraagt een van de jongeren hem. ‘Mensen die zeggen ‘ik ga er het beste van maken’. Misschien komt er niks van terecht, maar als mensen hun energie er volop in zetten, geeft dat hoop.’

Dat gebeurde tijdens de Jongerenprinsjesdag. Kamerleden en jongeren wisselden nummers uit. We kregen nog een clip te zien waaruit bleek dat het laatste woord nog niet is gesproken. Dat het goed is om naar jongeren te luisteren, is duidelijk. Ze mogen nog niet stemmen, maar hun stem moeten we wel horen.

Hoop zonder hoop

For English, click here

Het is al even geleden, maar ik herinner het me nog heel goed. Amanda’s dood was al maanden geleden, maar het lukte me niet om mijn taak als liedschrijver weer op te pakken. Ik voelde me murw en moedeloos. Ik wilde wel schrijven, maar wat? En waarover?

Toen ik dit tegen een andere liedschrijver zei, zei hij: ‘Vraag je voorganger eens om een onderwerp.’ Ik vond het een goed idee. Mijn voorganger zei meteen: ‘Romeinen 15:13. De tekst van het jaar voor onze gemeente. Zo veel mensen hebben het nodig om te horen over hoop met alles wat er gebeurt.’

In iets makkelijker Nederlands staat in dat Bijbelvers de wens dat de God van de hoop je mag vervullen met alle blijdschap en vrede in het geloven. Met als doel dat je helemaal vol van hoop bent, door de kracht van de Heilige Geest.

Om eerlijk te zijn kon ik er niet zo veel mee. Ik schrijf daar in mijn boek ook over. Hoe moet je vol hoop worden? Wat is hoop? Ik stortte me op de Romeinenbrief en las het in alle vertalingen die ik kon lezen. Ik begon er wat meer van te snappen, vooral door het leven van Abraham erbij te overdenken.

In een preek vertelde mijn voorganger dat hoop in het Grieks ‘elpidos’ is en ‘expectation of what is certain’ (verwachting van wat zeker is) betekent. Dus geen hoop in de zin van: ik hoop dat het morgen mooi weer wordt, want dat is niet zeker. De hoop waar Romeinen naar verwijst is zeker.

In mijn boek schrijf ik hier het volgende over:

‘Veel kan ik er nog niet mee. Ik voel geen hoop en denk niet hoopvol en een lied over hoop schrijven als je zelf helemaal geen hoop voelt, is best moeilijk. Ik besluit te vragen of de Heilige Geest me wil leiden want Hij is de bron van hoop en kracht, zoveel begrijp ik wel uit dit vers.

Ik stort me op de Romeinenbrief en lees het in alle vertalingen die ik kan vinden. Omdat ik deel uitmaak van een Engelstalige kerk, lees ik de tekst ook in allerlei versies in die taal. Ik wil weten wat het betekent om wat zeker is te verwachten. Om te hopen. Ik lees en lees en bid of God me wil laten zien wat het betekent, wat er in het lied moet komen. Omdat ik authentiek wil zijn en geen lied wil schrijven dat misschien objectief juist en waar is, maar ik eigenlijk zelf niet vanuit mijn hart kan zingen, kom ik in een forse worsteling terecht.

Romeinen heeft het over Abraham. Hij moest jaren wachten voordat de beloften van God vervuld werden. Hij bleef hopen. In de tekst wordt God zelf de God van hoop genoemd. Sterker nog. Hij ís hoop. Hij is onze hoop. Het gaat er niet per se om dat we hopen op de vervulling van onze wensen. Het gaat erom dat we onze hoop vestigen op Hém, wat er ook gebeurt.

In gedachten hoor ik Bram weer vragen: ‘Vertrouw je God nog?’ en denk aan wat ik daarna ontdekte: waarvóór vertrouw je God? Vertrouw je op Hem zodat al jouw plannen uitkomen, jouw wensen worden vervuld, jouw interpretaties van wat God zegt kloppen. Dan komt er altijd een moment waarop blijkt dat dat vertrouwen wankel is. Vertrouw je Hem zelf, Zijn karakter, Zijn hand in je leven, Zijn belofte dat Hij bij je is. Dan heb je dus toch vaste grond onder je voeten. Wat er ook gebeurt. Want niemand rooft jou uit Zijn hand.

Dat is dus de hoop die zeker is. Hij is met mij. Ik leg alle vertalingen bij elkaar en kies de woorden, interpreteer wat ze betekenen en schrijf een lied dat verbazingwekkend hoopvol.’

Het is al een paar jaar geleden dat ik dit scheef. Maar nog steeds raakt het tweede vers van mijn liedje me. Nog een paar woorden uit mijn boek:

‘In maart 2018, een jaar na Amanda’s dood, zing ik het wanneer ik de aanbidding leid in de kerk. Ik krijg het te kwaad als ik dat laatste vers zing: We zijn ons ervan bewust dat Hij in onze ellende bij ons is. Ineens realiseer ik me dat ik het geloof.’

Dat is ook waarom ik dit lied nu professioneel op liet nemen en vandaag uitbracht. Je vindt het hier.

God of hope
Let the God of hope
Fill us with all joy
Fill us with all peace
As we trust in Him

So that we overflow, overflow in hope
By the power of the Holy Spirit
Fully persuaded that He’ll do as He promised
For He Himself is our hope

So that we can rejoice, can rejoice in trouble
By the power of the Holy Spirit
Fully aware that He’s there with us
For God Himself is our hope

God van hoop
Laat de God van hoop
Ons vullen met alle vreugde
Ons vullen met alle vrede
Terwijl we op Hem vertrouwen

Zodat we overlopen, overvloeien van hoop
Door de kracht van de Heilige Geest
Helemaal overtuigd dat Hij doet wat Hij belooft
Want Hij Zelf is onze hoop

Zodat we ons kunnen verheugen in de ellende.
Door de kracht van de Heilige Geest
Ons er volledig bewust van dat Hij daarin met ons is, Want God Zelf is onze hoop

Een jaar en 25,5 kilo

Een jaar geleden ontmoette ik haar voor het eerst. Mijn schoonzus appte haar nummer jaren geleden al. Nu pas was de noodzaak zo groot dat ik haar mailde voor een afspraak.

Eerder was ik bij de orthopeed: artrose. ‘Je moet afvallen en veel trainen.’ Ik ging er vertwijfeld weg. Hoe trainen met zoveel pijn? Hoe afvallen als ik zelfs de straat al niet meer uit kan lopen? De huisarts stuurde me naar het revalidatiecentrum. Net als vroeger.

De pijn was gelukkig niet zo erg als in mijn studententijd. Toen kon ik door EDS (Ehlers Danlos Syndroom) mijn handen niet meer gebruiken en geen honderd meter meer lopen, waardoor ik een rolstoel nodig had. Na een wonderlijk proces waarin God me stap voor stap dingen liet zien, verdween EDS niet, maar de pijn en alle hulpmiddelen wel.

Het revalidatiecentrum liet me deze keer niet toe tot hun programma. ‘Je bent psychisch nog te kwetsbaar’, zeiden ze. ‘Eerst beter leren luisteren naar je lichaam en meer doen aan de PTSS.’ Diep vanbinnen wist ik dat ze gelijk hadden en ging naar een lichaamsgerichte psychotherapeut. Stapje voor stapje leer ik daar luisteren naar wat mijn lichaam zegt. Ik ontdek hoe ik aan PTSS kwam en wat het kind in mij nodig heeft.

Maar daar val je nog niet van af. De opmerking van de orthopeed gaf me het duwtje om nu dan toch naar een gewichtsconsulent te gaan. Ze liet me op haar speciale weegschaal stappen die een vernietigend oordeel uitspuugde. Vijfennegentig kilo is veel, maar dat was geen nieuws voor mij. Metabolische leeftijd: 59 kwam harder aan. Ook de andere waardes waren veel te hoog of te laag. Ze legde uit wat dat betekent en hoe ze mensen leert om daaraan te werken.

Opschrijven wat ik at deed ik al. Maar nu moest ik erbij zetten waar ik dat at, hoe laat, met wie en hoe ik me erbij voelde, waarom ik eigenlijk at. Ik moest ook noteren wat ik aan beweging deed en hoe ik vond dat de dag was gegaan.

Op basis daarvan gaf ze adviezen en maakte ze een basismenu. Ook moest ik met een stappenteller checken of ik wel iedere dag tienduizend stappen zette. Dat was een probleem. Ik kon amper nog lopen. Maar vijfhonderd stappen naar een bankje en dan weer terug lukte wel redelijk. Ik kon dat een paar keer per dag proberen. Ondertussen bleef ik naar de fysiotherapeut gaan. Door een wisseling kwam ik bij iemand met een andere insteek. Hij leerde me hoe ik mijn overprikkelde zenuw-spier-breinsysteem kon herprogrammeren en vervolgens mijn spieren heel rustig sterker kon maken.

Door het schrijven en meten ontdekte ik hoe eten mij troost, me helpt tegen verveling en stress, me een gevoel van gezelligheid geeft. Ik leerde omgaan met ‘cravings’: even uitstellen, wandelen, iets anders gaan doen. Geen alcohol drinken scheelt ook enorm, al houd ik me daar niet altijd aan.

Vandaag het laatste consult. Precies een jaar later. Weer stap ik op haar weegschaal. ‘Healthy’ staat er nu. 69,5 kilo, gezonde waardes, metabolische leeftijd: 30. Wat een verschil! We bespreken hoe ik dit vast kan houden, waar ik op moet letten. Vetcellen vergeten niet snel hoe lekker vol ze vroeger zaten. Het kan nog wel een paar jaar duren voordat ze stoppen met jengelen om lekkers.

Ik stap op de fiets naar huis en wil schrijven, afsluiten, hier even goed bij stil staan. Wat gebeurde er veel dit jaar en dat heeft niet alleen met gewicht te maken. De pijn in mijn knie ging niet weg door af te vallen. Dat was een wonder dat God gaf in de zomervakantie, nadat ik met injecties en heftige pijnstillers probeerde toch meer te bewegen.

Ik ontmoette op de camping twee mannen die ik kende van vroeger. Ze waren tot geloof gekomen en vertelden mijn Lief en mij allerlei dingen die we allang wisten, maar die we door onze problemen en ons verdriet waren vergeten. Zoals dat je pijn weg mag sturen in de naam van Jezus. Dat deed ik toen weer en de pijn verdween! En kwam ook weer terug. Ik wist nu dat ik het opnieuw weg mocht sturen. Eerst was dat meerdere keren per dag nodig. Na verloop van tijd verdween de pijn helemaal.

Dat wil niet zeggen dat er geen problemen meer zijn en ik nooit meer pijn heb. Ik ga nog steeds naar de fysiotherapeut en train iedere dag een uur. Mijn spieren moeten het zwakke bindweefsel door EDS nog steeds opvangen. Maar ik loop weer. Ik heb een gezond gewicht. Ik kan misschien zelfs wel optreden met mijn liedjes. Ik verken voorzichtig of ik mijn eerste cd kan presenteren met een heus release-concert. Ik heb voor het eerst van mijn leven een baan in dienstverband. Ik dank God. Ik ben dankbaar voor professionals als de fysiotherapeut, de psychotherapeut en de gewichtsconsulent. En ik ben superblij dat ik nu in elk geval één behandeling echt kan afronden!

Als je meer wilt weten over mijn verhaal: Een vriendin maakte laatst een filmpje waarin ze me een aantal vragen laat beantwoorden. Je vindt het hier.

Benoemen

Morgen is het Moederdag. De afgelopen maanden had ik het zo druk, dat ik nauwelijks vooruit kon kijken. Tot gisteren. Toen vroeg een van mijn kinderen wanneer het Moederdag is. Dat is dus morgen. En dat betekent dat het vorige week Bereaved Mother’s Day was.

Ik moet schrijven. Dat voel ik al wel een tijdje. Alleen waarover wist ik niet. Er is teveel dat me raakt en teveel wat me bezighoudt. Dus ik leefde en beleefde door. Totdat ik er weer aan dacht dat het morgen Moederdag is en me herinnerde dat ik op die dag het gemis vaak extra voel.

Uit ervaring weet ik dat ik dat beter van tevoren kan benoemen. Anders overvalt het me plotseling en dat kan vervelend zijn. In de kerk bijvoorbeeld. Morgen ben ik daar al vroeg want ik speel er piano. Ik krijg dus geen verwenontbijtje, maar een heerlijk dinertje en Moederdag komt pas in de kerk op me af en niet eerst thuis.

Ik weet dat ik een roos krijg. Iedere vrouw in onze gemeente krijgt die op Moederdag. Omdat ze moeder zijn, moeder zullen worden, of als een moeder voor iemand zijn. Dat wordt ook benoemd en het is handig als ik me daarop voorbereid. Want dat benoemen is fijn en lastig tegelijk. Het zet in het licht wat ik niet altijd in de schijnwerpers wil hebben.

Zo’n roos kreeg ik andere jaren van elk van mijn kinderen. Sinds Amanda kreeg ik er eentje extra, zodat ik er vijf had. Momenteel heb ik nog twee kinderen in de buurt. Dus morgen krijg ik misschien geen vijf rozen, maar twee, of een. Dat laatste is misschien het beste. Een roos als symbool voor moederschap, in plaats van als teken van hoeveel kinderen je hebt.

Mijn gevoel over Moederdag verandert nu mijn kinderen ouder zijn en uitvliegen. Een vriendin van me zei jaren geleden tegen me dat ze soms merkte dat haar kinderen haar identiteit bepaalden. Dat ze overal waar ze zonder kinderen kwam, het idee had te moeten zeggen dat ze moeder is. Ik herkende dat wel van mijn eerste moederjaren, maar nam er na een tijdje bewust afstand van. Ik ben wel moeder, maar mijn kinderen bepalen niet wie ik ben. Ook niet dat het er vijf zijn.

Het vormde me wel. Ik heb van elk van mijn kinderen zoveel geleerd. De een kan genieten van ieder moment. De ander merkt dingen op die ik niet zie. Ik leerde anders kijken, keihard knokken en ik ben geduldiger dan ik ooit was. Ook ken ik de pijn van moeten loslaten, soms voorgoed loslaten.

Morgen is het Moederdag. Een dag om moeders in het zonnetje te zetten, het moederschap te vieren, te rouwen om moeders en/of om moederschap dat niet kwam. Het is ingewikkeld en mooi tegelijk.

‘Wat wil je voor Moederdag?’ vroegen mijn Lief en mijn kinderen. ‘Lieve woordjes’, is mijn antwoord meestal en ook nu hoorde ik mezelf dat zeggen. Want eigenlijk gaat het daarom. Dat moeders gewaardeerd en gezien worden. Dat verdriet om moeders die er niet (meer) zijn en het verdriet om een onvervulde kinderwens benoemd wordt. Omdat daarmee een moederhart geëerd wordt en dat hart is kostbaar.

Ik kreeg vanavond al wel een bos rozen met lelies

Zie ook mijn blog over Bereaved Mothers Day en mijn lied over a Mother’s Heart en blog over Moederdag

Ze leeft

‘Hij is niet dood. Hij leeft.’ Ze zei het met een brede glimlach, terwijl ze verder vertelde over haar vader die overleden was. ‘Dat kan je wel zeggen: overleden: over het lijden heen’, zei ze toen.

Ik moest denken aan de tijd dat ik zo wanhopig was over waar mijn meisje was. ‘Waar is ze?’ dacht ik. ‘Is ze echt wel veilig? Wordt er voor haar gezorgd?’ Ik zocht bevestiging. Troost voor mijn moederhart.

Zoals je je over je pasgeborene wilt ontfermen en het wilt verzorgen, zo wilde ik mijn kleintje verzorgen en koesteren. Maar ze was er niet meer. We moesten haar begraven. Maar ze was er nog steeds. Want ze is niet dood. Ze leeft. Ik koos ervoor om dat te geloven, terwijl mijn hart onrustig zocht naar geruststelling.   

Die geruststelling kwam. God liet me op verschillende manieren zien dat Amanda echt, echt, echt veilig is. Door kaartjes die mensen me stuurden, door dingen die mensen zeiden. En ook door Zijn Woord, want daarin staat verschillende keren dat God een God is van de levenden, niet van doden. Hij noemt Zichzelf de God van Abraham, Izaäk en Jakob, lang nadat zij overleden waren. David zegt nadat zijn baby overleed: ‘Ik zal wel naar hem toe gaan, maar hij zal niet bij mij terugkomen’ (2 Samuel 12:23b). Het bevestigde me en troostte me. Ze leeft, ze is niet dood. Al is ze overleden en niet hier bij mij.

Vandaag is het zes jaar geleden dat we ontdekten hoe diep vader- en moederliefde eigenlijk gaat. Hoe ongelofelijk diep de band is tussen ouders en kinderen en hoe hartverscheurend veel pijn het doet als je kindje sterft, je dromen uit elkaar spatten, je jezelf helemaal opnieuw moet uitvinden. Moet leren hoe je elkaar vasthoudt als je allebei stuk bent van verdriet.

Ik heb vandaag vrij gehouden, net als woensdag, haar geboortedag. Ik wil tijd nemen om bij haar stil te staan, haar bestaan te eren en te erkennen, ook al doe ik dat ook op de andere dagen van het jaar. Het is fijn om wat ruimte en tijd apart te hebben hiervoor.

Ik denk opnieuw aan die uitspraak van die vrouw. Het maakt me blij en overtuigt me opnieuw. Het is waar. Ze is niet dood. Ze leeft. Op een dag zie ik haar terug.

Davida Words & More

Zeven uur.
Ik zou toch blij moeten zijn.
Ik sta op en begin mijn dag zoals ik dat altijd doe, maar wil niet nadenken.
Gauw aan het werk.

Tien uur.
Hoe laat moet ik eigenlijk weg, toch eens kijken, kwart over elf.
Misschien mijn Lief eens inlichten.
Ik wil nog steeds niet nadenken. Wat is er aan de hand.

Elf uur.
Ik maak me klaar, zing ondertussen wat en zit op tijd op de fiets naar het station.
Vreemd dat ik niet blij ben. Eerder bezorgd en nerveus.

Het grijpt me naar de keel
In plaats van trots en blij
Voel ik me bang en klein
Oude stemmen klinken

Wie denk je wel dat je bent
Dat lukt jou toch niet
Hoe durf je een andere naam te gebruiken
Je valt zo door de mand

Ze klinken hard en indringend
Maar ik fiets toch door
Stap in de trein, wandel erheen
We zijn veel te vroeg

Nu kan het landen:
Ik ga het eindelijk doen.

Ik word hartelijk ontvangen
We lopen rustig alles door

Ik krijg codes en nummers
Websites en webinars
Het klinkt vanzelfsprekend
Natuurlijk ga jij dit doen

Als ik vertel dat ik hier sinds 2007 over nadenk
hoor ik terug dat dat vaak zo is
Óf iemand hoorde er gisteren over en begon vandaag
Óf iemand heeft er heel, heel lang over nagedacht

Ik behoor tot die laatste categorie
Na lang wikken en wegen is het zover

voordat ik vertrok
zong ik nog snel mijn eigen lied:

Ik stap uit het duister
Schud het vuil van me af
Ga midden in het Licht staan
Want dit is mijn dag
Ik laat los wat me hindert
Het oordeel, de pijn
Want ik ben geroepen
Om een stralende bruid te zijn

Ik zing het straks nog een keer. Want ik bén wel blij, ondanks die paniekerige onzekerheid. Diep van binnen ben ik trots dat ik het eindelijk heb gedaan.

Vandaag werd het officieel. Ik ga door met waar ik al jaren mee bezig ben, maar vanaf nu vanuit mijn bedrijf: Davida Words & More. Ik wil met liefde en aandacht voor de ander zingen, spreken, schrijven, redigeren, vertalen, coachen en lesgeven. Met woorden die raken.

When Nothing Beats Anymore

For English, click here

Toen onze baby stierf, had ik emoties die ik nog nooit eerder had gevoeld. In het begin vond ik kracht en vrede in mijn geloof. In God. Maar in de weken nadat onze baby was begraven en de wereld gewoon doorging alsof er nooit iets was gebeurd, voelde ik me kapot en verloren.

Ik vroeg me af hoe andere mensen zich voelden en wat zij dachten toen ze door dat dal van diepe duisternis gingen. Ik had verhalen gehoord waarin iemand vertelde dat de weg donker, eenzaam en moeilijk was, maar dat ze erdoorheen kwamen en nu een sterker geloof hebben dan eerst.

Hoe voelde je je toen, vroeg ik me af. Wat deed jij, dacht jij, maakte jij mee terwijl je die sinistere, schijnbaar oneindig onzekere weg bewandelde?

Ik zocht naar boeken die beschrijven hoe het voelde of wat iemand dacht tijdens het leven na een diepe teleurstelling, een groot verlies. Was het normaal wat ik voelde, wilde en deed? Ik kon toen niets geruststellends vinden. Wat miste ik een eerlijk boek over hoe je in geloof door het dal loopt.

Dus schreef ik er zelf een. Het duurde ruim twee jaar voordat het af was, maar in januari 2021 verscheen mijn boek in het Nederlands. Een boek waarin ik eerlijk mijn verhaal vertel, op zo’n manier dat anderen eruit kunnen halen wat hen zou kunnen helpen.

Omdat ik mailde met een andere moeder in een ander land die ook haar vijfde kind had verloren, wilde ik mijn boek met haar delen. Dus toen het af was in het Nederlands, vertaalde ik het naar het Engels en mijn uitgever hielp me om het naar Engelse uitgevers in de VS, Canada, Australië en de UK te sturen.

Nu mag ik dan vertellen dat mijn boek is geredigeerd en gecorrigeerd en deze maand in het Engels verschijnt!

Als je in Europa woont, kun je een exemplaar reserveren door mij een bericht te sturen.
Woon je in de UK, reserveer je exemplaar dan hier.
Woon je in een ander werelddeel, dan komt het binnenkort beschikbaar via amazon. Als je precies wilt weten wanneer je het daar kunt kopen, stuur me dan even een berichtje, dan houd ik je op de hoogte.

Voor nu presenteer ik supertrots en blij de cover van mijn boek:

When Nothing Beats Anymore is niet de titel die ik zelf aan mijn vertaling gaf. Het boek is met de titel When everything falls apart naar een aantal Engelse uitgevers gestuurd, maar Faithbuilders Publishers, die het nu voor de Engelstalige wereld uit gaat geven, stelde de titel When Nothing Beats Anymore voor. Dat klonk mij heel on-Engels in de oren en dat hoor ik ook van andere Nederlanders. Maar uit navraag bij een aantal Britse, Amerikaanse en Canadese mensen blijkt dat deze titel hen veel meer aanspreekt dan de titel die ik bedacht had.

Sponsorkind

We waren met zijn tweetjes uit naar een concert van Michael W. Smith. Tussendoor kwam er iemand op het podium vertellen over het werk van Compassion. Wat ze voor kinderen doen. Nu sponsorden we al sinds we getrouwd waren een kind via Foster Parents Plan (nu: Plan): S. uit Burkina Faso.

Van Compassion hadden we destijds nog nooit gehoord, maar toen we ontdekten dat via hen ook kinderen onderwijs en zorg kregen, maar dan vanuit een holistische, christelijke visie, besloten we nog een kind te gaan sponsoren: K. in India.

Op een gegeven moment werd S. volwassen. Plan vroeg of we een ander kind wilden sponsoren. Dat wilden we, maar dan bij Compassion. Toen ontdekte ik dat je voorkeuren aan kon geven. Welk land, of het een jongetje of een meisje moest zijn en hoe oud. Ik gaf aan dat we een meisje wilden sponsoren die in dezelfde periode als onze oudste geboren was. Het land maakte niet uit. Zo werd A. uit Ecuador ons sponsorkindje.

Niet lang daarna hadden we voor elk van onze kinderen een leeftijdsgenootje gevonden. Sponsorzussen en -broers in verschillende landen. Waar ze in zekere zin mee opgroeiden, voor wie ze baden, aan wie ze tekeningen stuurden en bij wie ze betrokken raakten.

Dat duurde wel even. Ik dacht eerst dat ze echt niet op onze brieven zaten te wachten. Zo’n wit gezin uit het rijke westen, waarom zouden ze daar iets van of over willen weten? Tot ik op een dag las hoe belangrijk en levensveranderend die brieven konden zijn.

Ik plande het iedere maand in, met wisselend succes. Soms lukte het, soms ook maanden niet. Toch schreven en tekenden we heen en weer. Er groeide er een band. Eerst alleen tussen mij en onze sponsorkinderen, maar naarmate ze ouder werden, gingen de kinderen elkaar schrijven en voelden zij ook een band met hun leeftijdsgenootje ver weg. Nog steeds bidden we elke dag voor hen.

Op een gegeven moment kwamen we erachter dat zij dat ook doen. Of hun ouders. Het was zo bijzonder om te ontdekken dat er kinderen en gezinnen ver weg betrokken zijn bij ons. Toen Amanda overleed, schreven we hen dat. Want eerder had ik blij verteld dat er nog een kindje kwam. Allemaal betuigden ze op hun eigen manier hun medeleven.

Soms worden we gebeld door Compassion. K. werd volwassen en ging op eigen benen staan. Ze vroegen of we een ander kind wilden sponsoren in zijn plaats. G. had geen zorg meer nodig vanuit een project. Haar ouders konden zelf weer goed voor haar zorgen. Heel fijn en pijnlijk tegelijk, want ik raakte aan haar gehecht. Ook toen kregen we meteen een ander kind aangeboden. Ongemakkelijk en oké tegelijk.

Vanmorgen werden we weer gebeld. Maar nu was het een heel ander, intens verdrietig bericht. Ze bereidde me erop voor door de manier waarop ze sprak en vertelde: A. is overleden. A., de inmiddels jonge vrouw die precies zo oud was als onze oudste. Ze werd begin januari in het ziekenhuis opgenomen, kreeg een bloedvergiftiging en overleed de volgende dag.

Ik ben blij dat ik zit. Het slaat in als een bom en ik probeer het gesprek goed te voeren, maar hoe meer ze zegt, hoe meer het tot me doordringt. Ik vertel over A.’s geschiedenis, voel diepe bewogenheid over haar ouders en haar broer. En dan moet ik ineens zo huilen dat ik vraag of ze later terug wil bellen.

Onze oudste is thuis, hoort me huilen. Ze is erg geschrokken en ik kalmeer en vertel wat er is gebeurd. We bespreken wie A. was en vragen ons af hoe het met haar broer verder moet. Al pratend ontdek ik hoeveel dit meisje voor mij en ons is gaan betekenen. Deze jonge vrouw die ik nooit heb ontmoet, maar met wie ik jaren schreef en voor wie ik steeds bad.

Ik werd ’s middags teruggebeld en kon mijn vragen stellen. We mogen nog afscheidsbrieven schrijven aan de familie. Ze zullen vragen hoe het met haar broer verder moet. We mogen indien nodig bijdragen aan hoe zij daar hun geliefden herdenken. Het contact zal niet in een klap worden verbroken. Ik ben blij dat ze zo menselijk en vriendelijk met ons omgaan.

Alleen de vraag of we misschien nu een ander kind willen sponseren had wel even mogen wachten.

Je kwam in ons gezin
zonder in ons gezin te zijn
We leefden met je mee
zonder te weten hoe het echt was

Er groeide een band:
wederzijdse interesse
Bidden en delen
genieten van successen
Janken om de pijn
in je lijf en je gezin

Ineens is het voorbij
we gaan je niet ontmoeten
geen brieven meer van mij
met liefs en steeds de groeten
van mij en de mijnen
voor jou en de jouwen

verbonden per brief
had ik jou lief

Veel

‘Het is bijna te veel’ schreef een luisteraar.

Ik werd geïnterviewd over mijn boek, maar kreeg ook vragen over mijn jeugd en wat toen en later met me gebeurd was. Dat was confronterend maar ook bijzonder, want tijdens het praten over ziekte, operaties, eenzaamheid, teleurstellingen, rouw en relaties realiseerde ik me opnieuw dat ik ben wie ik ben, mede door wat ik meemaakte, heel vroeger en minder lang geleden.

Niet alleen waar ik doorheen ging toen onze dochter overleed, maar ook wat ik daarvoor meemaakte en waarin God nooit ver weg was, bracht me waar ik nu ben.

Het interview wordt vrijdag opnieuw uitgezonden en dat maakt dat ik het nog eens luister en er nog eens over wil schrijven, waarbij ik put uit de blog die ik destijds schreef.

Het is bijna te veel.
De woorden raken me.
Het is ook veel
en misschien bijna teveel.

Maar ik ben er nog.
Ik leef en ging door,
niet alsof er nooit iets gebeurd is,
maar toch door.
Vallen en opstaan
met hulp van Anderen.

Ik leer eerlijk terug te kijken
zien hoe mijn uitzicht werd beïnvloed
en of ik dat eigenlijk wel wil.
Er is schade en pijn,
maar ik ben er
en ik was en ben niet alleen.

Het lijkt bijna te veel. Misschien ook voor jou. Iedereen heeft een eigen verhaal. Er is elke dag nieuws over hoe de wereld zucht en lijdt. Het is bijna te veel. Maar je bent niet alleen.

Dat kan ik zeggen,
omdat het bijna te veel was.

Het interview werd in januari 2023 opnieuw uitgezonden, met twee van mijn liedjes (Only I cried en Bij U) bij de Reformatorische Omroep. Als je het wilt horen, stuur me dan even een berichtje).

Verbinding

‘Mijn woord dit jaar is…’ las ik wel eens in social media berichten rond de jaarwisseling. Ik voelde dan wat reserve en bevreemding. Vaak ging er een periode van bezinning en gebed aan vooraf en ik werd al moe van de gedachte.

Hoe krijg je het überhaupt voor elkaar om je in de maand december te bezinnen, vroeg ik me af. Hoef je dan geen cadeaus te kopen, gedichten te schrijven, boeken te kiezen, kerstdiensten te oefenen en kersteten klaar te maken? Of ben je gewoon beter in discipline dan ik?  

En dan: hoe weet je of je het woord voor dat jaar gevonden hebt? Ontvouwt zich dat in de loop der tijd? Ga je er zelf mee aan de slag? Vertel je het aan anderen, of houd je het voor jezelf? 

Toch intrigeerde het me. Een woord voor het jaar klinkt aantrekkelijk. Het geeft focus. Misschien helpt het te kiezen welke mogelijkheden je aangrijpt en welke je laat liggen. Ik wilde het wel eens proberen, maar vond het ook eng. Zou ik wel een woord ‘krijgen’? En zo ja, leg ik me daarmee dan ergens op vast?

Nu ben ik wel een bidder, maar ik bezin me niet heel veel. Ik vind vijf minuten stil zitten al moeilijk. Ik heb een manier gevonden om te bidden en te luisteren naar God, maar het begint gelukkig ook steeds meer te dagen dat als ik God niet zoek, Hij nog altijd achter mij aan gaat.

Deze week werd ik opnieuw geraakt door Psalm 23:6: Surely goodness and mercy shall follow me all the days of my life’. Ik las er een uitleg bij dat dit volgen meer is dan ‘een gevolg’. Het betekent dat God echt achter je aanrent met Zijn goedheid en genade, zo graag wil Hij die aan ons kwijt.

Ik vond er in december vorig jaar geen tijd voor, maar omdat het idee me niet losliet, ben ik in januari toch gaan bidden of God een woord voor mij had voor dit jaar. Op de een of andere manier kwam in die periode steeds het woord verbinding in mijn gedachten.

Nu is verbinding ook gewoon iets waar ik erg naar verlang en wat ik erg moeilijk vind. Ik leg makkelijk contact met mensen, maar houd dat niet makkelijk in stand. Vaak heb ik het idee dat als ik iemand opnieuw ontmoet, ik ook opnieuw moet beginnen. Alsof er geen blijvende verbinding is: ‘Ieder mens een eiland’.

Dus verbinding is een diep verlangen en een diep onvermogen. Dat kan de reden zijn waarom dit woord me zo vaak te binnen schoot. Ik had geen idee wat ik er verder mee moest, dus ik schreef het op, vertelde het aan mijn Lief en gaf het aan God: ‘als U mij meer verbinding wil leren of geven, dan graag’. Meer wist ik niet te doen.

Dus dat was het. Mijn Lief herinnerde me er het afgelopen jaar een paar keer aan. Dit jaar was zwaar als het gaat om verbinding. Ik kreeg een naar conflict met iemand die me lief is. Ik kreeg te horen dat de verbinding tussen mijn ziel en mijn lichaam eigenlijk ontbreekt. En in het algemeen ontdekte ik meer over hoe het komt dat verbinding zo’n moeilijk woord voor me is.

En nu is het december. De afgelopen weken popte het woord ‘verbinding’ een aantal keer op in mijn gedachten, waardoor ik in deze drukke tijd toch terug begon te denken. Was verbinding inderdaad mijn woord voor het afgelopen jaar?

Het conflict werd opgelost. Met veel tranen en frustratie en na vele maanden, kwam er vergeving en herstel en ‘opnieuw beginnen’. Er kwam verbinding.

Nadat ik de intake van een revalidatietraject gevolgd had, werd ik afgewezen omdat ik volgens de artsen psychisch te kwetsbaar was. De trauma’s zaten nog te veel in mijn lijf. Ik moest eerst een andere therapie gaan doen. Dat deed ik en nu komt er meer verbinding, tussen mijn ziel en mijn lichaam. Ik leer welke pijn ik serieus moet nemen en welke pijn door stress komt. Ik ben er nog niet, maar verbinding ontstaat.

Nu ik terugkijk, zie ik dat er meer terreinen zijn waarin verbinding is ontstaan of verbinding aan het groeien is. Zo’n gebed: ‘wat is mijn woord voor dit jaar’ blijkt een manier te zijn om achteraf te ontdekken welke kleine en grotere wonderen er waren.

Hierdoor zie ik dat genade en goedheid mij inderdaad achtervolgden, dwars door alle pijn die het ontdekken van het ontbreken van verbinding ook met zich meebracht. Door me te verbinden aan de pijn en door me te laten verbinden, kon verbinding ontstaan met mezelf en met mensen om mij heen.

Kwetsbaarheidskater

‘Je hebt gewoon een vulnerability hangover,’ zegt mijn Lief en kijkt me aan
Ik denk: o ja, en besluit vandaag niet mee te gaan
hoewel ik pas rond negenen was opgestaan
en dacht dat het nu vast wel weer zou gaan

Maar toen ik zat met mijn koffie en mijn Bijbel op schoot
voelde ik pas hoe diep en hoe intens en hoe groot
het was wat ik gisteren ontving en heb gegeven
en dat ik dit alles eerst eens goed moest doorleven

Dus besluit ik de eenzaamheid op te zoeken
en mijn hart te laten rusten, huilen en vloeken
Want ik heb een kater, niet van drank maar van zijn
van het absorberen van kwetsbaarheid en pijn

Gewoon een kater, omdat na zo’n intense dag
de leegte, zinloosheid en vermoeidheid zijn slag
probeert te slaan op mijn gezegende ziel
die honderd procent wás, broken but real

Met zoveel anderen die net als ik kwetsbaar durfden zijn
en mensen laafden met hun beelden van liefde en pijn
zichzelf in hun werk lieten zien en bevragen
en daarmee Gods liefde de wereld in dragen

Ik heb een kwetsbaarheidskater en neem even de tijd
om bij te komen, ook echt vol dankbaarheid
Ik probeer te rusten, en terug te gaan naar de Bron
van waaruit al die schoonheid en Kunst begon

(Gisteren mocht ik mijn teksten exposeren op de Arts Expo van IAM (Intuitive Arts Movement). Dat was enorm uitstappen voor me, maar een heel bijzondere ervaring.)

Dit is een foto van de stand van Ank Nieswaag, een van de kunstenaars die ik mocht ontmoeten op de Arts Expo en wiens werk me bijzonder raakte.

Baby loss awareness week

For English click here

‘Staan jullie deze week ook extra stil bij Amanda?’ De vraag overviel me een beetje. Het bleek een heel logische vraag toen ik doorvroeg, want ik had zelf het artikel opnieuw gedeeld op Facebook. Het artikel dat vorig jaar vanwege Baby loss awareness week in het Leidsch Dagblad verscheen over Amanda.

Ik zag al wat berichten over deze week voorbij komen en mijn uitgever appte me of ik er aandacht aan wilde geven en maakte zelf een mooie post over mijn boek. Zelf had ik geen ruimte in mijn hoofd om iets nieuws te schrijven. Maar omdat ik het toch fijn vind dat er deze week aandacht is voor het verdriet om een overleden baby, plaatste ik het artikel van vorig jaar opnieuw.

Mijn antwoord op de vraag was: Nee. We doen niet iets speciaals rondom Amanda deze week. We doen wel mee met Wereldlichtjesdag begin december en we vieren als gezin Amanda’s verjaardag. Want het is goed om als gezin momenten te hebben om samen bij haar stil te staan. Samen rouwen is namelijk onmogelijk gebleken en we willen toch verbinding zoeken in gedeeld, maar verschillend beleefd verdriet. Speciale momenten helpen daarbij.

Daarnaast heeft iedereen zijn of haar eigen herinneringen en momenten van gemis. Soms zijn die verbonden aan een dag. Voor mij is dat de dag waarop ik wist dat ik zwanger was, de periode waarin we wisten dat het niet goed met haar ging, de dag waarop we erachter kwamen dat ze overleden was en de uitgerekende datum.

Maar meestal worden we willekeurig en zonder waarschuwing vooraf terug geboomerangd naar onze liefde voor haar, het ziekenhuis en andere herinneringen. Een geur, een geluid, een uitspraak, een beeld, een handeling kan dat heel krachtig naar voren halen. Op zo’n moment is het verdriet levensgroot aanwezig. Inmiddels weten we dat het dan goed is om er dan ruimte voor te nemen. Door erover te praten, een wandeling te maken, eens flink te huilen, ergens tegenaan te schoppen of te slaan of fanatiek te gaan schoonmaken.

Baby loss awareness week staat daar los van. Voor mij is die week meer bedoeld om anderen bewust te maken van de impact die het verlies van een baby heeft. Het geeft een aanleiding om het over overleden baby’s te kunnen hebben. Om bespreekbaar te maken dat voor mij als ouder het verdriet altijd wel ergens aanwezig is en niet gekoppeld is aan een week als dit.

Toch is het fijn dat deze week er is. Ik schrijf er nu uiteindelijk zelf ook over. Door de vraag die ik kreeg, sta ik er toch bij stil wat zo’n week eigenlijk betekent voor mij als moeder van een overleden baby. Ik kan iets uitleggen over de impact die het verlies van Amanda op mijn leven heeft, ik kan je uitnodigen om mijn boek te lezen, zodat je meer begrijpt over rouw en – in dit geval – over wat rouwen doet met je geloof.

Dat is prettig. En zo sta ik op de valreep zelf toch ook opnieuw stil bij mijn verdriet en krijg ik weer wat meer inzicht in hoe dat werkt bij mij. Dat kan ik dan weer aan jou doorgeven.

Baby loss awareness week
maakt mij niet bewust
van wat ik verloor
maar helpt me toch
ruimte te nemen
en te worden gehoord

Baby loss awareness week
is er meer voor wie niet weet
dat je hart uit je lijf werd gerukt
toen je baby overleed
luisteren, ernaar vragen helpt
omdat de ander nooit vergeet

Baby loss awareness week
als het er mag zijn
zowel de blijdschap als het gemis
kan je beter omgaan met de pijn
dan als je doet alsof
het er niet is

Meer blogs hierover:
Wereldlichtjesdag
Plotseling overspoeld
Ruimte nemen
Door een geur ineens herinneren
Verdriet er laten zijn
Hoe anderen op je verdriet reageren







Kintsugi

‘Het is beter om je trauma onder ogen te komen en ermee aan de slag te gaan, dan om het te onderdrukken,’ zegt Makoto Fujimura, een Amerikaanse kunstenaar. Daarom schilderde hij de vlammenzee van 9/11, die hij overleefde, net zolang totdat het transformeerde van enkel trauma naar een vorm van herstel. Daarom ging ik schrijven en dichten en probeer ik pijn en trauma niet weg te duwen, al doe ik dat vaak liever dan het onder ogen zien.

Fujimura pleit voor ‘slow art’, langzame kunst. Kunst die bestaat uit lagen en waar je langer naar moet kijken of luisteren om meer diepgang en lagen te ontdekken. Hij noemt in de podcast die ik moest luisteren de Koreaans-Japanse kunstvorm Kintsugi, waarin nieuwe kunst gemaakt wordt van gebroken keramiek. Door die breuken te repareren met gouden lijm of lak dragen ze bij aan de schoonheid en wordt gebrokenheid schoonheid.

Ik kwam al eerder met Kintsugi in aanraking en koos de achtergrond van mijn blog als verwijzing daarnaar. Deze kunstvorm raakt me, omdat ik geloof dat het iets laat zien van hoe God kan werken in ons leven. Hij neemt de pijn niet altijd weg, en negeert het ook niet, maar neemt onze gebrokenheid serieus en maakt er iets mooiers van (al merk ik dat woorden tekort schieten om hier recht aan te doen, want het gaat veel dieper dan dit en God is niet in een model, in een hokje, te vangen).

Ik doe sinds september mee met de ‘12 Song Challenge’. Elke maand schrijf ik een lied voor mijn eigen gemeente en waarover hoor ik steeds op de eerste van de maand. De oktoberuitdaging vloeit voort uit hun podcast met Makoto Fujimura en ik kan kiezen uit verschillende interpretaties: 1) Luister naar je oude voicedemo’s (dat zijn er sinds ik een nieuw mobieltje heb alweer 295) en maak er een lied van of doe dat met andere, bestaande liedjes. 2) Ga in gedachten naar de gebrokenheid in je gemeente of in jezelf en schrijf een lied. 3) Schrijf een lied, slaap er een paar nachten over, herschrijf het en herhaal dit een aantal keren. 4) Kijk naar andere kunstvormen, praat met artiesten die een andere kunstvorm dan jou beoefenen en pas dat toe op je eigen songwriting.

Ik ben er op 1 oktober meteen mee aan de slag gegaan en schreef twee liedjes die ik nog even niet deel, maar zal laten sudderen komende tijd. Ze gaan over misverstanden. Over de pijn van elkaar wel willen maar niet kunnen begrijpen. Over iets heel anders dan waarover ik nu ineens weer schrijven wil. Want de zin: ‘Het is beter om je trauma onder ogen te komen en ermee aan de slag te gaan, dan om het te onderdrukken’, blijft in mijn gedachten komen.

Ik werd schrijver doordat ik mijn kind verloor. Hoewel ik allang schrijver was, maar eerst durfde ik wat ik schreef gewoon niet te publiceren. Die schaamte viel weg doordat de drang om dit grote verdriet te ontrafelen en te delen, groter was dan de angst voor wat mensen ervan zouden kunnen vinden. Ik had een podium nodig waar ik woorden kon wikken en wegen, waar ik kon beschrijven wat er gebeurde in mijn ziel en wat de impact is op het leven. Ik verweefde verdriet, verwerkte het misschien. De drang om daar over te schrijven werd minder en er kwam ruimte om over andere dingen te schrijven, wat ik deed op andere websites dan de mijne.

Het is voorbij, dacht ik wel eens. Het Grote Verdriet is over. Totdat ik op een willekeurig moment ineens weer in de verloskamer ben, of in het kamertje waarin zij opgebaard lag. Totdat ik een geur ruik die een verlangen wakker schreeuwt en ik mijn lichaam weer ineen voel krimpen. Het is niet voorbij. Het is leefbaar geworden. De gebrokenheid is er nog, maar het is anders. Er is ook gouden lijm.

Er zijn nieuwe dingen geboren uit pijn, trauma en dood. Die te ontdekken en te beschrijven, te beschilderen of te bezingen is niet het in stand houden van verdriet, maar transformeert en verheft. ‘Het is beter om je trauma onder ogen te komen en ermee aan de slag te gaan, dan om het te onderdrukken’ beaam ik dus en zal ik blijven doen, terwijl ik ook over andere dingen schrijf.

Foto door cottonbro op Pexels.com

Perfectie-infectie

Vergelijk de buitenkant van anderen niet met jouw binnenkant. Het is al even geleden dat ik deze zin (letterlijk: ‘Don’t compare other people’s outsides with your insides’) voor het eerst las in No more perfect moms van Jill Savage. Ze legt uit dat dit vergelijken leidt tot wat ze noemt de ‘perfectie-infectie’: je legt jezelf verwachtingen op die niet realistisch zijn en vergelijkt jezelf met het beeld dat je hebt van de perfecte andere vrouw.

We zijn vaak geneigd om dat wat we zien van een ander en haar gezin, te vergelijken met onszelf en ons eigen gezin. Maar vaak vergeten we dan dat wat we van de ander zien alleen de buitenkant is. En ondertussen hebben we onze eigen binnenkant in ons hoofd. Ons eigen gezin dat zoveel rommeliger is, zoveel menselijker, vol met ruzietjes, gedoetjes, eigenaardigheden en frustraties.

Ik moest hieraan denken toen een vriendin me appte: ‘hoe leer ik mijn kinderen socialer worden, heb je tips?’ Ze vertelde dat er zoveel gemopperd wordt als er taakjes gedaan moeten worden en dat ze zo vaak een grote mond krijgt als er iets van ze wordt gevraagd. Ik appte terug dat het bij ons ook zo is. Hier wordt ook flink geprotesteerd en gemopperd.

Een tijdje geleden besloot ik om een rooster te maken, zodat er in elk geval ergens in huis zwart op wit staat wat er van elk kind verwacht wordt. Wij hebben de regel dat we elkaar met vreugde dienen. Ik benoem vaak hoe fijn het is dat we voor elkaar zorgen en dat we samen verantwoordelijk zijn voor hoe het er hierbinnen uitziet. En als een kind scheldend en met luid kabaal zijn of haar taakje doet, is mijn reactie steeds: ‘als je het niet zonder mopperen kunt doen, krijg je er twee taakjes bij’. Maar om eerlijk te zijn vergeet ik die taakjes vervolgens vaak te geven en besef ik ook wel dat het niet de vreugde in het dienen bevordert als je taakjes als straf oplegt.

Mijn vriendin appte terug dat het haar al erg goed deed dat ik het herkende en dat ze het idee had dat dit soort dingen bij mijn kinderen ideaal gaan. Ik was zo verbaasd en tegelijkertijd beschaamd toen ik dat las. Want ik denk vaak hetzelfde over haar en haar gezin. En dat terwijl we elkaar zo goed kennen! We hebben zoveel van onze ‘binnenkant’ aan elkaar verteld: de lelijke werkelijkheid van onze woede-uitbarstingen, falende ingrepen, domme fouten. We weten van de strijd die de ander voert, we bidden voor elkaar en we zijn blij voor elkaar als er dingen ten goede veranderen.

En toch denkt ze soms dat bepaalde dingen bij mij gemakkelijker gaan en denk ik omgekeerd soms hetzelfde. Volgens Jill Savage komt dat heel veel voor. Niemand van ons is immuun voor de ‘perfectie-infectie’. Het is zo gemakkelijk om alleen te kijken naar wat je ziet bij anderen en jezelf daarmee te vergelijken, jezelf daarop af te rekenen. Maar wat we zien, is meestal alleen de buitenkant. En waar we bij onszelf naar kijken, waar we van balen, waar we graag verandering in zouden willen zien, dat zijn dingen van de ‘binnenkant’. En het is dus gewoon een oneerlijke vergelijking als je de buitenkant van iemand anders vergelijkt met je eigen binnenkant.

Daarom vind ik het goed en belangrijk om te beseffen dat we geneigd zijn om de buitenkant van de ander te vergelijken met onze binnenkant. Het helpt me om vaker te vertellen hoe het er vanbinnen werkelijk aan toe gaat en om af en toe eens naar iemands binnenkant te vragen zodat we allebei opgelucht kunnen ontdekken dat we helemaal niet zo veel verschillen van elkaar.

En zelfs als je die binnenkant van de ander een beetje kent, zoals bij mijn vriendin en mij het geval is, ben je nog niet immuun voor de perfectie infectie. Dus sluit ik maar af met waar ik mee begon: Vergelijk de buitenkant van anderen niet met jouw binnenkant.

Nivea

Ik heb een nieuw codewoord. Nivea. Ik ben het spuugzat dat ik zo gemakkelijk denk te weten wat een ander bedoelt en dat anderen denken te weten wat ik bedoel zonder even te checken. Ik loop daar bij mijn kinderen ook regelmatig tegen aan. ‘Jij denkt zeker….!’ – Ehm, nee, dat was zelfs nog nooit bij me opgekomen. ‘Je moet niet steeds alles invullen!’ – O ja, je hebt gelijk. Sorry.

Daarnet moest ik weer aan dat woordje denken. Iemand appte me iets, ik begon terug te appen en toen schoot het me te binnen. Nivea. Ik verwijderde de zinnen en begon opnieuw. Nu stelde ik een vraag. Wie weet is er wel iets heel anders aan de hand. Dat bleek niet zo te zijn, maar toch, het had gekúnd.

Ik kan het iedereen aanbevelen. Nivea. Stel vragen. Vertel wat jij begrijpt uit wat de ander vertelt om te checken of het overeenkomt met wat de ander bedoelt. Ik ben nog steeds verbaasd hoe vaak ik de plank toch missla, terwijl ik als hsp en als slechthorende toch heel vaak erg goed ben in het correct invullen van de ontbrekende delen van een gesprek.

Maar lang niet altijd dus. Hoe goed je ook bent in aanvoelen, hoe goed je de ander ook kent, je kunt het mis hebben. Jouw nivea is niet, misschien wel nooit, honderd procent wat de ander echt vindt, denkt, zegt, bedoelt. Daarom dit codewoord. Nivea: Niet invullen voor een ander.

Foto door Liza Summer op Pexels.com

Pappa’s rouwen ook

Vanavond is de boekpresentatie. Een tijdje geleden werd ik gevraagd om een boek te corrigeren over rouwende vaders. Of liever: van rouwende vaders. Ik kreeg steeds een verhaal van een mij onbekende man die vertelde over het verlies van zijn kind of kinderen. Een voor een nam ik ze grondig door en liet me raken. En vond herkenning. Steeds dacht ik: jij en ik. Wij verschillen niet zoveel. Onze verhalen zijn anders, onze sekse is anders, we rouwen om een ander kind. Maar ik begrijp je. Ik voel je.

Ik bedank je ook. Dat je je verhaal vertelt en eerlijk zegt waar je mee worstelde of worstelt. Dat je zegt wat je graag had gewild, wat je anders zou doen nu en waarom je dacht… ja, wat eigenlijk? Dat jouw verdriet er niet mocht zijn? Dat je niet mocht rouwen? Dat je sterk moest zijn vanwege je geliefde die haar kind mist. Die jouw kind mist? Steeds raakte het me hoe opgelegde ideeën over ‘sterk zijn’, mannelijkheid en (niet) kwetsbaar mogen zijn, de weg naar verbinding en voelen moeilijker maakte.

Vanavond is de boekpresentatie en vandaag neemt mijn Lief afscheid op zijn werk. Die twee dingen hebben niets met elkaar te maken, maar raken elkaar in mij vandaag. Mijn Lief, een rouwende pappa, begon vijf jaar geleden met deze baan zodat hij meer tijd thuis zou zijn. We waren voor nog een kindje gegaan, maar wilden het wel anders doen dan bij onze oudste vier. Dus besloot hij een dag minder te werken en werk te gaan doen dat minder veeleisend was, zodat hij ook de zorg voor dit kindje op zich kon nemen en ik het de andere dagen beter aankon.

Ze stierf. Het was niet meer nodig. Maar de stap was gezet en hij zette door en ik ben dankbaar dat hij dat deed. Hij had daardoor tijd om te rouwen, tijd om te zorgen, meer ruimte in zijn hoofd voor verdriet en alles wat erbij kwam kijken. Ik had daardoor ook meer tijd om alleen te kunnen zijn en mijn verdriet te verweven in mijn leven.

Vanavond is de boekpresentatie en vandaag neemt mijn Lief afscheid van de baan waarmee hij de afgelopen vijf jaar ons gezin zegende en niet alleen financieel. Het is tijd voor uitdaging, voor nieuwe paden en om de uren die hij stiekem toch werkte officieel te maken in een omgeving waarin zijn visie en talenten meer worden gewaardeerd.

Maar pappa’s rouwen ook en net als mamma’s weten ze niet goed hoe dat moet en kunnen ze wel wat steun en een luisterend oor gebruiken. Pappa’s rouwen ook. En mamma’s. Dat dat zo is, weet iedereen, maar hoe je daar mee om moet gaan weet vrijwel niemand. Ik wist het in elk geval niet toen mijn dochter overleed. Mijn Lief net zomin. Maar we vonden manieren, baanden wegen, zochten verbinding. We hebben veel verloren en kunnen niet terug naar hoe het was. We gaan veranderd verder met het gat in ons hart, de vragen en lichtpuntjes.

Vanavond is de boekpresentatie van ‘Pappa’s rouwen ook’. Pappa’s rouwen niet wezenlijk anders dan mamma’s, viel me op, maar het lijkt wel alsof er minder oog is voor hen en dat ze te maken hebben met andere vooroordelen in zichzelf en anderen dan mamma’s. Ik schreef er een klein gedichtje over:

Wat als sterk zijn betekent dat je zegt wat je voelt
en vertelt en huilt en scheldt als het moet
wat als sterk zijn betekent dat je toont hoe het gaat
zonder oordeel of verschuilen of dat je gevoelens wegpraat
wat als sterk zijn betekent dat je rauwheid toont
je niet verbergt dat ook in jou die diepe pijn woont

Je bent pappa van het kind dat hier niet meer is
altijd pappa en altijd is er ergens dat gemis
Je bent pappa van je dochter, pappa van je zoon
wees maar sterk in de zin van: dit ben ik gewoon

n.a.v. Pappa’s rouwen ook geschreven onder leiding van Bjorn Visser.

Relaties verveelvoudigd

‘Ja, en dat is er dus ook met je overleden kindje,’ zei hij. Ik kijk op, knik en merk dat er in mijn hoofd een puzzelstukje op zijn plek valt.

We hadden het over relaties. Dat er meer relaties zijn dan personen. Ik vertelde dat ik ooit ergens las dat als je een kind krijgt, je er niet één relatie bij krijgt, maar veel meer. Het hielp me begrijpen waarom ik het soms zo ontzettend ingewikkeld vond.

Verveelvoudiging

Als je een kind krijgt, krijg je er niet één relatie bij, maar minstens zeven: jouw relatie met het kind en zijn of haar relatie met jou, die van je partner met het kind en andersom, en de relatie van jou en je partner samen met het kind en dat dan ook vanuit je partner en vanuit het kind. Elke relatie heeft een andere dynamiek en in al die relaties heb je een rol, een plek. Ze groeien en ontwikkelen, ten goede of juist niet.

Komt er een tweede kind bij, dan verdubbelt dat aantal relaties niet, maar het verveelvoudigt: jouw relatie met kind 2 en van kind 2 met jou, die van je partner met kind 2 en van kind 2 met je partner, die van kind 1 met kind 2 en die van kind 2 met kind 1, die van jou en je partner met kind 2, die van jou en je partner en kind 1 met kind 2, die van jou en kind 1 met kind 2 en die van je partner met kind 1 en kind 2. En die dan ook nog allemaal vanuit kind 1; en vanuit kind 2. Dat zijn al negentien relaties.

Bij een derde komen er nog veel meer bij en bij een vierde daar weer een veelvoud van.

Ik wilde (en wil) elk van mijn kinderen helpen groeien in hun relaties en toen ik begreep dat het er zoveel waren, begreep ik ook waarom ik dat soms best moeilijk vond.

Ook met je overleden kind

Toen zei hij dat: ‘dat is er dus ook met je overleden kindje’. Ik heb dat gevoeld, maar niet bewust geweten. Die relaties met Amanda zijn er, maar konden niet echt ontwikkelen en gaan alleen van de levenden uit, denk ik. Maar er zijn wel dynamieken en het verklaart waarom samen rouwen zo moeilijk is. Niemand heeft precies dezelfde relatie met Amanda, gevoelens spelen niet op hetzelfde moment bij iedereen even sterk op en het maakt uit met wie van de anderen je samen bent.

Ben ik met Amanda alleen, of eigenlijk met mijn verdriet om haar, dan is dat anders dan als ik met mijn Lief ben en met zijn verdriet als dat opspeelt, of met het mijne, of dat van ons allebei. Ben ik met een van mijn levende kinderen samen, dan is daar soms ook zijn of haar verdriet, of het mijne, of dat van ons allebei.

Ingewikkeld? Dat is het. Maar ik vond het fijn dat hij hier de vinger oplegde. Het ontrafelt en verduidelijkt iets wat er onder de oppervlakte gewoon is. Hij hielp me ook om daar dan maar even stil bij te staan en het te voelen. Je kunt er verder niets aan doen. Het is zoals het is. Maar woorden eraan geven helpt wel.

‘Ze is aanwezig in haar afwezigheid,’ zei ik. En dat is ze.

Zie ook aanwezigheid in afwezigheid

Moederdag

Met een rugtas komt mijn tiener binnenlopen. ‘Waar kom jij nou vandaan,’ vraag ik verbaasd. ‘Je was het zwembad toch eventjes zat?’ ‘Moederdag,’ hoor ik mompelen.

Even later komt mijn Lief met een bos lelies thuis. Mijn hart maakt een sprongetje. ‘Dank je wel zeg, wat lief!’ Ik lees met lichter gemoed in de zon de krant verder uit.

Dan komt een van mijn andere tieners naar me toe. ‘Mamma, wat wil je voor Moederdag?’ Schoenen worden al aangetrokken, ogen op mij gericht. Ik denk niet lang na en zeg: ‘Gewoon. Liefde, lieve woordjes, een gedicht, iets uit jouw hart.’ Dit helpt niet, zie ik, en ik graaf hardop naar een concreet cadeau-idee.

Maar dan worden de schoenen resoluut weer uitgedaan en loopt mijn kind weer terug naar binnen: ‘Dan hoef ik ook niet weg.’ ‘Een lied!’ roep ik nog, ‘je hebt zo’n mooie stem!’ Ik hoor uit de verte: ‘Nou, dat doe ik niet hoor mam.’ Ik lach en besef dat ik Moederdag nu al geslaagd vind.

Morgen komen al mijn levende kinderen lunchen. Er zal een bos lelies op tafel staan. Ik weet dat verdriet uit het niets als een golf over me heen kan slaan, maar nu geniet ik en ben ik dankbaar. Morgen zie ik wel weer hoe het gaat.

Zegen

Pasen 2016. Ik ben weer in een burn-out beland en het herstel wil maar niet komen. Mijn zusje heeft nieuws gehad dat geen moeder ooit wil horen. Met mijn kind gaat het steeds slechter in plaats van beter. Mijn gezin is naar de kerk, ik ben alleen en voel me alleen.

Iemand stuurde mij die week een link naar een lied en die ochtend besluit ik het te luisteren. Het lied dringt door in delen van mij waar ik niet graag iets toelaat. De woorden maken me woest en tegelijkertijd overtuigen ze me.

Ik kan het bijna niet verdragen, voel me wanhopig, moedeloos en bang voor de toekomst. Voor het eerst van mijn leven schreeuw ik het letterlijk uit naar God, huil hard en dan bid ik. Voor mijn zusje, voor mijn kind en voor mijzelf. Pas veel later kan ik zien dat dit het begin was van herstel – en een voorbereiding op dingen die nog stonden te gebeuren en waarin ik het nog vaker uit zou schreeuwen.  

Pasen 2022. Mijn gezin is weer naar de kerk zonder mij. Ik voel me opnieuw alleen, terwijl ik de livestream kijk en twee van mijn kinderen enthousiast mee zie doen. Ik probeer te vechten tegen het gevoel dat ik erbuiten sta, dat niemand me mist, dat het niet uitmaakt wat ik doe, denk, of geloof.

Ineens denk ik terug aan Pasen 2016 en denk na over Pasen in het algemeen. De dood heeft niet het laatste woord, deze pijn ook niet. Het dondert wél of Jezus opgestaan is of niet, in tegenstelling tot wat Ruud de Wild zei in de Passion afgelopen donderdag. Want doordat Hij opstond laat Hij zien dat er hoop is, in welke situatie ik me ook bevind.

Deze pijn, dit verdriet, deze eenzaamheid. Het komt goed. De Heer is waarlijk opgestaan.

Dit was het lied dat iemand me doorstuurde (vertaling eronder):

We pray for blessings, we pray for peace
Comfort for family, protection while we sleep
We pray for healing, for prosperity
We pray for Your mighty hand to ease our suffering
And all the while, You hear each spoken need
Yet love us way too much to give us lesser things

‘Cause what if Your blessings come through raindrops
What if Your healing comes through tears
What if a thousand sleepless nights are what it takes to know You’re near
What if trials of this life are Your mercies in disguise

We pray for wisdom, Your voice to hear
We cry in anger when we cannot feel You near
We doubt Your goodness, we doubt Your love
As if every promise from Your word is not enough
And all the while, You hear each desperate plea
And long that we’d have faith to believe

‘Cause what if Your blessings come through raindrops
What if Your healing comes through tears
What if a thousand sleepless nights are what it takes to know You’re near
What if trials of this life are Your mercies in disguise

When friends betray us
When darkness seems to win
We know the pain reminds this heart
That this is not
This is not our home
It’s not our home

‘Cause what if Your blessings come through raindrops
What if Your healing comes through tears
And what if a thousand sleepless nights are what it takes to know You’re near
What if my greatest disappointments or the aching of this life
Is the revealing of a greater thirst this world can’t satisfy
And what if trials of this life
The rain, the storms, the hardest nights
Are Your mercies in disguise

We bidden voor zegeningen, we bidden voor vrede
voor troost voor familie en bescherming als we slapen.
We bidden voor genezing en voor voorspoed,
dat Uw machtige hand ons lijden verzacht.

En al die tijd hoorde U iedere nood die uitgesproken werd

Wat als Uw zegen komt in regen.
Wat als Uw genezing komt door tranen.
Wat als er duizend slapeloze nachten nodig zijn voordat we weten dat U dichtbij bent
Wat als de moeilijkheden in dit leven
vermomde genade is.

We bidden om wijsheid, dat we Uw stem horen.
We roepen het uit van boosheid als we U niet dichtbij voelen.
We twijfelen aan Uw goedheid, we betwijfelen Uw liefde
alsof de beloften in Uw woord niet genoeg zijn
en al die tijd hoort U ons wanhopige smeken
en verlangt ernaar dat we het geloof hebben om te geloven

Maar wat als Uw zegen komt in regen.
Wat als Uw genezing komt door tranen.
Wat als er duizend slapeloze nachten nodig zijn voordat we weten dat U dichtbij bent
Wat als de moeilijkheden in dit leven
vermomde genade is.

Als vrienden ons in de kou laten staan
Als het duister lijkt te winnen
Weten we dat de pijn ons hart eraan herinnert
Dat dit het niet is, dit is niet ons thuis. Het is niet ons thuis.

Wat als mijn grootste teleurstellingen of de pijn van dit leven
de openbaring is van een grotere dorst die deze wereld niet kan lessen
En wat als de moeiten van dit leven – de regen, de stormen, de moeilijkste nachten
Uw vermomde genade is.

Foto door Oleksandr Pidvalnyi op Pexels.com

Mislukt

Ik nam me voor te vasten in de veertigdagentijd, maar het is me niet gelukt. Toen besloot ik om opnieuw met mijn gezin een sedermaaltijd te houden. Dat deden we vorig jaar voor het eerst en dat was werkelijk bijzonder. Maar ik dacht er te laat aan en nu pakt de pijn in mijn rug de ruimte in mijn hoofd die ik daarvoor had willen gebruiken. Toen dacht ik: ik zing een lied voor de camera en stuur dat de wereld in, als eerbetoon aan degene door wie wij Pasen vieren. Maar dat gaat ook niet lukken.

Ik zucht en staar naar buiten, langs de bos rozen die ik kreeg van een vriendin. Mijn oog valt op het kaartje dat een anoniem persoon mij stuurde deze week. Er staat in het Engels op:

Dat de geest van hoop die Pasen brengt jou mag helpen tevredenheid te vinden in kleine dingen…
Dat het jouw geloof mag verdiepen in de Heer daarboven, want Hij gaf ons leven en eeuwige liefde…
Dat Christus in je hart mag wonen nu en altijd.
Vrolijk Pasen!
Want in Hem leven en bewegen en zijn wij.

Deze woorden had ik zo nodig deze week toen alles weer eens anders liep dan ik in mijn hoofd had.
Misschien jij ook wel. En omdat ik het nu even niet zingen kan, maar wel schrijven, geef ik hieronder de tekst van het lied weer dat ik schreef.

Ik wens je een betekenisvolle Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Stille Zaterdag en Paaszondag toe.

Wat zeg je? (ben je doof ofzo?/of je worst lust)

Ik wist niet wat me overkwam. Twee dames keken me vol verbazing aan en zeiden: ‘als ik iets uit deze meeting meeneem, dan is dit het. Ik heb dit nooit geweten.’ We hadden een online bijeenkomst met vrouwen uit allerlei werelddelen en ik voelde me de bevoorrechte westerling. We waren nog aan het ‘chitchatten’ en toen kwamen de mondkapjes ter sprake. De een was er aan gewend, de ander had er nooit aan kunnen wennen en ik zei dat ik zo ontzettend blij was dat ze nu verdwenen, want ik kon met niemand meer praten door die dingen.

Ik had het kennelijk met enige emotie gezegd. De dames keken me verbaasd aan en vroegen door. Dat had ik niet verwacht, ik vond mezelf een zeurpiet, maar besloot uit te leggen dat ik slechthorend ben en aan hun lippen hang, anders versta ik ze niet (schakelen tussen Afrikaans Engels naar Australisch Engels naar Nederlands Engels is in zichzelf al best vermoeiend vind ik). 

Ik moet liplezen. 

Dat kan niet als de ander een mondkapje draagt.

Daar hadden ze dus nog nooit over nagedacht en ik was werkelijk verbaasd. Ze waren blij dat ik het vertelde en ik was blij met hun interesse en bereidheid om erbij stil te staan. Maar het bleef ook knagen. Waarom hadden zij er nog nooit eerder over nagedacht? En waarom raakt dit mij zo? 

Later besprak ik dit met mijn Lief en al pratend kwam ik erachter dat het niet zo gek is. Voor mij is dit de dagelijkse realiteit. Voor hen niet. Ik heb minstens vijf keer per dag een misverstand met iemand omdat ik iets verkeerd verstond, moet minimaal tien keer per dag vragen of iemand iets wil herhalen of aan mijn rechterkant wil gaan lopen of uit het licht wil gaan staan, zodat ik niet verblind word en hun mond goed kan zien. Dat doet iets met je. Maar het is ook ‘gewoon’ zoals het is.

Dat is voor mij dagelijkse realiteit en ik ben niet zielig. Maar dat iemand anders daar nooit bij stilstond of over nadacht, terwijl dit toch voor in elk geval de oudere laag van de bevolking min of meer normaal is en voor sommige ‘jongeren’ zoals ik ook, daar moet ik dan misschien toch eens over schrijven.

Foto door RODNAE Productions op Pexels.com

Vijf jaar

Ik ben nog steeds niet goed in rouwen
wel in tranen hard wegdouwen
en mijn geliefden fel afsnauwen
zonder dat ik weet waarom

Totdat na een aantal dagen
mijn hart mij komt bevragen
en ik blijf mopperen en klagen
En ik ineens bij tranen kom

Ik wil niet herdenken en niet stilstaan
bij wat was maar nooit zal gaan
maar daarmee doe ik ook geen recht aan
liefde die niet sterven kon

Dus vieren we vandaag een leven
dat niet bij ons is gebleven
en toch in ons werd verweven
en dat is zowel mooi als stom

Ineke Marsman-Polhuijs, mamma van Susan Amanda Marsman ❤️ 22-03-2017

Herinneren

Hij mailde me zijn naam en dat hij getrouwd is, kinderen heeft en hoe oud ze zijn. Ik had me in een eerdere mail al voorgesteld, maar alleen verteld wat verband had met wat ik voor hem zou doen. Nu reageerde ik dat ik ook getrouwd ben en moeder ben van …

Na lang aarzelen besloot ik ze alle vijf te noemen met tussen haakjes na Amanda’s naam: zij overleed voor haar geboorte.

Ik heb nog geen reactie gekregen. En ik vraag me af of ik dat had moeten zeggen. Wanneer vertel je over je overleden kind? Die vraag blijft lastig te beantwoorden. Er is geen goed of fout, maar in dit geval vond ik het beter om zo eerlijk en transparant mogelijk te zijn, omdat ik een eerlijke en transparante taak in zijn kerk ga doen.

En het is ook weer maart. De narcissen bloeien weer. De geuren en kleuren roepen herinneringen wakker. Herinneringen die nooit ver weg zijn, maar niet vaak op de voorgrond staan. Een vriendin appte me deze week hoe het ging en haar vraag nodigde me uit om erbij stil te staan. Nog steeds vind ik dat moeilijk. Nog steeds duw ik emoties in eerste instantie weg. Patronen in ruim veertig jaar ontwikkeld, doorbreek je niet zomaar.

Vandaag kreeg ik weer een appje. Ik vind het fijn dat anderen ook aan Amanda denken nu haar dagen er weer aankomen. En zojuist lees ik een berichtje van mijn vriendin op Instagram:

Narcissen (of ‘påskliljor’ = paaslelies in het Zweeds) zullen mij altijd blijven herinneren aan een klein meisje dat in haar moeders buik overleed. Dat was in maart 2017. Toen, net als nu, bloeiden de narcissen. Dwars door het verdriet stonden ze daar met hun knalgele kopjes fier de lucht in te schreeuwen: ‘de dood heeft niet het laatste woord!’

Toen ik dat las kon ik huilen en schrijven.

Het is weer maart. Het is weer lente. Ik denk aan mijn dwaaltochten door de polder vijf jaar geleden en hoe ik al wandelend probeerde uit te vinden hoe je in vredesnaam moet leven met een gat in je hart. Met een gat in je gezin. Het liedje dat ik erover maakte, wordt nu door velen gehoord en brengt herkenning. Ik luister er zelf ook weer naar. Zoals de narcissen al zeiden: Er is hoop, al voel ik geen.

Ik kijk niet uit naar aanstaande zondag en het weer 20 maart is. Dan is het vijf jaar geleden, die zwarte dag waarop we de schreeuwend stille beelden zagen en de dood ons leven binnendenderde. Het liefst sla ik die dag over, snel door naar 22 maart. Ook een verdrietige dag, maar toen ontdekten we dat je tegelijkertijd intens verdrietig en kapot kunt zijn én apetrots en dolblij. Toen werd ze geboren, dat prachtige meisje. Onze lelie, Susan Amanda. Toen werden we ouders van vijf kinderen, die ik graag allemaal bij name wil noemen. En soms kies ik ervoor dat gewoon maar te doen . Ook al is de vijfde vijf jaar geleden rond deze tijd in mijn buik overleden.

Winter in mij

Schrijf een lied over seizoenen. Dat was de opdracht tijdens een song challenge waar ik aan meedeed.

Dus ik brainstormen. Over lente, zomer, herfst en winter. Mijmeren over hoe de lente belofte in zich draagt en de zomer krachtig maakt en eindigt met oogsten. Hoe in de herfst de bomen blaadjes loslaten om vervolgens in de winter in doodse stilte te verzinken. Alles wat overblijft zijn kale takken, soms overdekt met een witte laag. Winterse stilte waarin nieuw leven sluimert, want straks is het lente en begint het weer van voren af aan.

Het is weer bijna lente en het herinnert me aan de maanden na Amanda’s dood. Hoe ik iedere dag mijn rondje door de natuur liep en de narcissen op zag komen en de pijn voelde. Want narcis = paaslelie (in het Zweeds) = lelie = Susan Amanda, mijn dochter. En lente betekent nieuw leven, maar niet in ons geval. En de zwaan zwom met vijf kuikens, maar mijn vijfde was er niet meer. Irrationele gedachten waarvan ik nu weet dat ze normaal zijn, maar die toen maakten dat ik me afvroeg of ik wel normaal was. Het contrast tussen binnen- en buitenwereld kon niet groter zijn.

Ik moest hier ook aan denken toen ik brainstormend allerlei kleine onafgemaakte gedichtjes schreef over seizoenen. Ik koos uiteindelijk deze herinnering en maakte een lied. Toen het af was, klopte het en het was hoopvol en het kwam over, dus besloot ik om voor het eerst naar een professionele producer te gaan en er een radioliedje van te maken, zodat mensen met verdriet het kunnen horen.

En misschien ben jij dat wel: iemand met verdriet. Dan wil ik je met dit liedje een beetje hoop toewensen. En misschien ben jij dat niet, maar ken je iemand met verdriet. Dan hoop ik dat dit liedje je helpt begrijpen hoe die persoon zich misschien voelt. En dat je het stuurt naar degene die verdriet heeft.

Zij mogen alles zijn

“Aim still stending,” zingt Lexi in haar beste Engels mee. Ze weet van Erika wat dat betekent: ik ben er nog, en ik ben sterk.
Lexi is sterk, meestal. En soms is ze iets anders. Dat is ook goed. Zij mag alles zijn.’[1]

Jij mag alles zijn. Dat zei haar moeders psycholoog tegen Lexi toen eindelijk de aap uit de mouw kwam. Je mag alles zijn. Verdrietig. Boos. Verward. Blij. Lexi wilde dat haar moeder weer de oude werd. Ze wilde het verdriet van haar moeder om haar tweelingbroertje wegnemen. Ze wilde lief zijn en alles oplossen, zelfs als dat betekende dat ze zelf moest verdwijnen.

Haar moeder zegt: ‘Ik hou van jullie allebei evenveel. Maar mijn liefde voor Amos doet óók pijn. Dát is het verschil.’

Ik wou dat ik deze woorden eerder had gelezen.  

Het is niet te voorkomen dat kinderen hun eigen ideeën vormen als er nare dingen gebeuren. Kinderen voelen alles aan, ze zien en horen veel meer dan je als ouder of andere volwassen betrokkene misschien denkt. Ze weten alleen niet alles (want volwassenen vertellen ze vaak niet alles) en op basis van hun kindgedachten vormen ze hun eigen kindconclusies, hun eigen idee van wat er aan de hand is en dat kan heel anders zijn dan jij als volwassene had willen overbrengen.  

Omdat ik van dichtbij had gezien hoe kinderen zich zorgen kunnen maken om hun ouders, oneindig loyaal zijn en voor hun ouders willen zorgen, bestelde ik de dag na Amanda’s overlijden boeken over rouw en kinderen. Ik wilde er alles aan doen om te voorkomen dat mijn kinderen voor mij zouden gaan zorgen en dat ze ook nog beroofd zouden worden van een fijne jeugd terwijl ze hun zus al waren verloren. Dus ik las erover en probeerde ruimte te geven aan verdriet zonder de kinderen met verdriet om de oren te slaan.

Maar ook al deed ik nog zo mijn best, ik kon niet voorkomen dat mijn kinderen hun eigen ideeën vormden op basis van wat ze zagen en voelden en hoorden.

Een van onze kinderen huilde iedere dag bij het naar school gaan. Het wilde per se bij ons blijven. Gelukkig hadden we al gezinsbegeleiding en kon er al snel een rouwbegeleider komen. Daardoor kwam bij ons al redelijk snel de aap uit de mouw: dit gevoelige kind dacht dat het ons niet alleen kon laten, dat het ons moest troosten. Dat was niet wat we wilden. Toch konden we niet voorkomen dat dit kind zich zo voelde. We konden het wel benoemen en hopen en bidden dat het overkwam.

‘Je houdt meer van Amanda dan van mij,’ zei een van onze kinderen kort na Amanda’s dood. Wat was ik ‘blij’ dat dat hardop gezegd werd. Daardoor konden we het erover hebben. Ik legde uit dat er voor elk nieuw kind nieuwe liefde geboren wordt en dat mijn liefde voor Amanda niet groter of allesomvattender is. ‘Ik hou zo ontzettend veel van jou,’ zei ik en dat niets mijn liefde voor welk van mijn kinderen dan ook kan uitwissen. Ik hoopte dat het landde en bleef en blijf manieren zoeken om te laten zien hoeveel ik van ze houd. Maar ik weet ook dat ze hun eigen ideeën hebben.

Hoe maak je je kinderen duidelijk dat je van ze houdt en dat hun en jouw gevoelens er mogen zijn, op een manier dat het ook echt overkomt? Dat blijft gissen, want kinderen denken anders, trekken hun eigen conclusies op basis van wat ze ervaren en vertellen niet alles. Daarom ben ik blij met dit jeugdboek van Griet op de Beeck. Ze geeft woorden aan hoe een kind haarfijn oppikt wat er speelt, maar nog niet alles ziet en overziet en zijn of haar eigen ideeën bouwt op wat het waarneemt. Daar kun je als ouder niet alles tegen doen, maar wel wat, zoals het bespreekbaar maken en een boek als dit aan ze te geven of voor te lezen. Een boek dat trouwens helemaal niet alleen maar verdrietig is, maar ook luchtig en grappig.

Want een kind heeft ook recht op rouw, en op hun ouders, hoe die zich ook voelen. Ze mogen alles zijn.

Jij mag alles zijn' na eerste weekend al uitverkocht | Griet Op de Beeck
Tekening van Linde Faas, illustrator van Jij mag alles zijn

[1] Griet op de Beeck: Jij mag alles zijn. Amsterdam, 2021. p. 204.

Pakjesavond

Het is niet
dat ik haar niet mis
Niet dat ik niet
aan haar denk

Het is er
Zij is er

Ergens
onder de oppervlakte
schuurt het
jengelt het
naar aandacht
die ik
niet schenken wil

zo dankbaar voor wat is
genieten van cadeautjes
lieve woordjes
samenzijn
in voorpret dingen
verzinnen
in zonnen zetten
van wie ik houd

daarin is zij ook
intens aanwezig
afwezig

opnieuw last minute
lelies gehaald
ze is er nog
steeds niet
zelf bij

Het is bijna teveel

For English, click here

‘Het is bijna te veel’ schreef een luisteraar.

Ik had een interview met de Reformatorische Omroep[i] en kreeg toen ook vragen over mijn jeugd en mijn ziekte. Het was best moeilijk om daarover te praten, maar ook bijzonder. Ik ben wie ik ben, mede door wat ik meemaakte, heel vroeger en minder lang geleden. Niet alleen waar ik doorheen ging toen onze dochter overleed, maar ook wat daarvoor gebeurde, bracht me waar ik nu ben.

Het is bijna te veel en ik vertelde niet eens alles. De woorden raken me. Eigenlijk vind ik het zelf ook. Het is veel en misschien bijna teveel.

Maar toch ben ik er nog.
Ik leef en groei en ontwikkel me.
Ging door. Niet zonder slag of stoot.
Niet alsof er niets gebeurd was.
Ik leer steeds meer eerlijk achterom te kijken,
maar minder door mijn verleden te laten bepalen.

Het gepest beschadigde mij.
Mijn gehoor is niet zoals het moet zijn.
Beperkingen kleurden mijn beleving van het leven.
Dood denderde mijn leven in en walste me bijna plat.
Het is bijna teveel.

Maar ik ben er nog en ik kan niet anders zeggen dan: ‘Dank U Heer, dat U er was. Als U er niet was geweest, was ik er niet meer geweest. Dan had ik nu niet kunnen vertellen wat er is gebeurd, wat dat met mij deed en hoe U er toch was, ook al voelde ik er soms helemaal niks van.’

Het is bijna te veel. Misschien ook wel voor jou. Ik ben niet de enige die moeilijke dingen meemaakte of meemaakt. Ik hoef de krant maar open te doen en te lezen over Afghanistan, Somalië en dichterbij over toeslagenaffaires en kindermisbruik.

Het is bijna te veel. Maar je bent niet alleen. Dat kan ik zeggen, omdat het bijna te veel was.

Foto door Pixabay op Pexels.com

Een vriend van mij nam het op, als je het wilt horen, stuur me dan even een berichtje.

Lichtjesavond

For English, click here

Ze druppelen weer binnen. Op Facebook verschijnt foto na foto van een kaarsje met daaronder een naam, een datum en een verhaal over liefde en gemis. Degenen die ze plaatsten verloren allemaal één of meer baby’s voor, tijdens of niet lang na de geboorte.

De afgelopen weken werkte ik zelf actief mee aan meer aandacht voor baby loss awareness week, die vandaag eindigt met lichtjesavond. Overal in de wereld worden om zeven uur ’s avonds kaarsjes aangestoken ter nagedachtenis van overleden baby’tjes. Vierentwintig uur kaarsjes aan: Een Wave of Light. (Golf van licht)

De afgelopen dagen sprak ik met de Reformatorische Omroep, het Leidsch Dagblad, Omroep West en Groot Nieuws Radio. Ik schreef een artikel voor het Katholiek Nieuwsblad en christelijknieuws.nl. Keer op keer vertelde ik wat de dood van mijn dochter met mij deed, waarom het goed is dat er aandacht is voor babysterfte en dat ik het boek schreef dat ik zocht toen ik zelf nog zo verscheurd was van verdriet.

Elke keer kreeg ik dezelfde vraag: ‘hoe gaat het nú met je?’ Steeds antwoordde ik dat het goed met me gaat. Ik ben door het dal gekomen en leef veranderd verder. Maar soms overvalt, onverwachts en plotseling, het verdriet me als een golf waar je niet voor opzij kunt stappen. Dan moet ik even ruimte nemen om te schrijven of te huilen of te praten of iets anders te doen om ook die golf weer te plaatsen en te verweven in mijn leven.

Zoals nu. Nu ik de foto’s zie van vaders en moeders die ik leerde kennen doordat ik zelf een baby verloor. Nu vlamt het gemis en de liefde voor mijn eigen kindje plotseling en hevig weer op. Ineens realiseer ik me dat deze week ook voor mij persoonlijk bedoeld is, omdat ook ik ouder van een overleden baby ben. Dus ik zet mijn alarm om 18:55 uur. Vanavond zou ik al thuis dineren met mijn Lief, nadat de kinderen hebben gegeten en naar hun werk of tienerclub gaan. Nu besluit ik dat ik ook een kaarsje aan ga steken omdat we veel van dit kleine meisje houden. Een golf van licht na een golf verdriet.  

Amanda 22-03-2017

Goud

For English, click here

‘Je haalt alleen het goud in elkaar naar boven als je elkaar behandelt als de dragers van het goud.’

Deze zin uit De Ware Worden van Rinke Verkerk en Margo den Ouden schrijf ik over terwijl ik verderlees in het boek dat ik al erg lang wilde lezen. Ze herinneren me aan woorden die lang geleden (onder andere) mijn huwelijk redde: ‘Je denkt dat je een waterpistooltje in je handen hebt, maar zonder dat je het door hebt, schiet je met een mitrailleur.’

Ik schreef er al eens eens een blog over voor Puur Vandaag, maar ik denk dat goed is het er vaker over te hebben. Hoe intiemer je relatie met iemand is, hoe meer impact je woorden hebben. Je woorden kunnen meer stuk maken dan je lief is maar ook meer helen en verheffen dan je voor mogelijk hield. Als je iemand met respect en liefde behandelt, kan die persoon groeien en meer worden wie hij of zij is, helemaal als die persoon je eigen man, vrouw, kind, vriend of vriendin is.

Ik was me hier toen ik ruim twintig jaar geleden trouwde totaal niet van bewust. Ik zei wat in me opkwam, ongezouten, ongenuanceerd, vaak ook onvriendelijk. Pas toen ik Tim Keller op de cassettebandjes die we kregen op onze trouwdag hoorde vertellen dat je kunt denken dat je een waterpistool in handen hebt, terwijl het een mitrailleur is – en ik mijn Lief toen duidelijk zag knikken – begon ik in te zien dat ik misschien iets moest doen aan de manier waarop ik dingen breng.

Dat was moeilijk en het duurde lang voordat ik er beter in werd. Nog steeds flap ik er dingen uit waar ik vervolgens spijt van heb en waarmee ik mensen pijn doe. Maar ook het tegenovergestelde gebeurt: ik zie hoe mijn woorden kunnen bouwen, opfleuren, optillen, motiveren. Ik krijg er tranen van in mijn ogen als ik zie of hoor dat de woorden die ik zo voorzichtig en zorgvuldig probeerde te kiezen, overkomen en iemand met frisse moed weer verder gaat.

Het is precies die gedachte die maakt dat ik de tijd neem voor dat kiezen en het gaat niet alleen op voor mensen met wie je een liefdes- of familieband hebt:

‘Je haalt alleen het goud in elkaar naar boven als je elkaar behandelt als de dragers van het goud.’

Als ik blijf zien dat de persoon met wie ik praat waardevol is, de moeite waard, goud is, dan kan en ga ik hem of haar ook zo behandelen. Dan wordt die mitrailleur een kanon van liefde en bemoediging.

Foto door cottonbro op Pexels.com

Normaal

For English, click here

Ze sprong in haar blootje op de trampoline. Haar moeder had haar net schoon weten te schrobben na de zandbak maar nu danste ze daar, zich van geen kwaad bewust. Vrij en levenslustig, één en al plezier. Gelukkig ziet haar moeder er de lol van in, geeft er een draai aan en neemt de peuter over haar arm mee naar de tent. Het is tijd om te slapen.

Twee jaar geleden was de camping nog een beproeving voor me. Iedere keer als er een kind huilde, raakte ik in paniek. Ik had er in de tijd daarvoor niet zoveel aandacht aan gegeven, want ik kon mezelf steeds kalmeren en was daarom niet ‘beperkt in mijn functioneren’, wat volgens de huisarts de maatstaf was voor ‘gecompliceerde rouw’. Mijn rouw was normaal volgens hem en de consulent levensvragen waar hij me voor de zekerheid naar verwees. Ik deed ‘het heel goed’, want ik kon normaal functioneren. Maar in die vakantie twee jaar geleden merkte ik pas hoe moe ik was van keer op keer panikeren en mezelf vervolgens weer kalmeren.

Na die zomervakantie ging ik dus opnieuw naar de huisarts en kreeg een verwijzing voor de psycholoog. Zij constateerde PTSS en stelde EMDR voor. Dat trok een beerput aan herinneringen open die veel verder terug gingen dan mijn overleden dochtertje. Ik stuitte op eenzaamheid in het ziekenhuis, angst voor de dood, de wens om altijd alles goed te doen en niemand tot last te zijn. De dood van mijn dochtertje had dat allemaal op scherp gesteld. Het was de druppel waardoor ik de paniek niet meer in bedwang kon houden. EMDR hielp. Ik werd rustiger en een zomer later kon ik glimlachen om dat peutertje dat krijsend van de trampoline werd gevist, al riep het diep verlangen wakker naar het peutertje dat er niet is omdat ze stierf voordat het een peutertje kon worden. Maar dat is wel normale rouw. Normaal gemis dat je moet verweven in je leven.

Een paar weken geleden stond ik weer op een camping. Ik raakte niet in paniek van huilende kleintjes en had ook niet meer steeds die scherpe pijn. Maar soms vlamt die wel weer even op en voel ik heel sterk dat ze erbij hoort, dat rouw erbij hoort, dat ik niet meer word zoals vroeger en dat dat ook niet hoeft. Na zo’n moment van intens gemis schreef ik een paar weken geleden op de camping:

Hoe zou het zijn met jou hier bij me
In de tent op de camping
Rondrennend op je blote voetjes
Haren nog snel in staartjes gedaan
Naar de kalfjes, flesje geven
Met Zus paarden glanzend borstelen
Pas op er komt weer een tractor,
Houd haar tegen Grote Broer!
Wat rijden ze hard zeg, niet normaal
Blijf bij me, dichtbij mij Amanda
O nee, je bent niet hier

Ik zette het op Facebook en schreef eronder: Ik voel me niet constant zo, maar nu even wel, zo K als zo’n golf ineens weer over je heenslaat. Gemis neemt nog steeds geen vakantie. Iemand reageerde: ‘Je hoeft je er niet voor te verontschuldigen hoor… Dat lijkt bijna zo door je laatste zin. Ik kan me best voorstellen dat het je bij vlagen overvalt en zeker op zo’n plek en zo’n moment. Dat je toch denkt… Wat als?’

Ze had gelijk. Ik had inderdaad het gevoel dat ik me moest verontschuldigen en het overviel me weer op die plek en dat moment. Kennelijk vind ik dat het op een gegeven moment klaar moet zijn met het gemis, verlangen en gerouw. Maar dat kan blijkbaar niet. Ik ben verder gekomen in het proces vergeleken met een paar zomers geleden. Maar het is normaal. Het is normaal dat gemis soms plotseling en hevig de kop op steekt en vandaag wil ik dat gewoon even kwijt aan jou die rouwt of jou die iemand bij wilt staan die rouwt. Dat je hart nog steeds houdt van degene die er niet meer is en dat dat gevoel je soms overvalt, dat is niet gecompliceerd. Dat is normaal.

God en eten

For English, click here

Hij kwam elke week. Een heel jaar lang stond hij iedere donderdagmiddag op de stoep met een schaal eten. In die tijd was ik zo overweldigd door het leven met vier kleine kinderen, dat ik het enkel en alleen dankbaar aan kon nemen en me niet eens afvroeg waarom hij dit eigenlijk deed.

Ik was namelijk helemaal niet ziek. Ik deed de dingen die moesten gebeuren en kon in principe ook zelf koken en deed dat de rest van de week ook. Toch zag hij iets in mijn situatie wat hem bewoog om elke donderdagmiddag te koken, twintig minuten heen en twintig minuten terug te rijden naar mijn huis en zijn eten persoonlijk bij mij thuis te brengen. Ik weet niet hoe hij wist dat ik deze aandacht en zorg nodig had. Hij zei niet veel. Meestal kwam hij niet eens binnen. Hij bracht eten dat we nog moesten leren waarderen. Maar als ik nu in een maaltijd een hele peperkorrel tegenkom, denk ik aan hem.

Gisteren herinnerde ik me hem weer toen ik Our Daily Bread van die dag las. Het ging over wat ware godsdienst is, namelijk het omzien naar weduwen en wezen en hoe onze daden de oprechtheid van ons geloof weerspiegelen en wat dat voor effect kan hebben. De vraag waarmee het stukje werd afgesloten, was: ‘How have you experienced the love of Jesus extended to you? What can you do to help someone in need?’ (Op welke manier heb jij Jezus’ liefde ervaren in wat er voor jou werd gedaan? Wat kun jij doen om iemand in nood te helpen?)

Ik moest meteen aan deze man denken. Hij liet mij iets van God zien. In het eten, maar ook in zijn trouw, zijn elke week komen opdagen met een met zorg bereide maaltijd. Zonder vragen te stellen. Zonder verwijt. Zelfs zonder goedbedoelde adviezen. Heel af en toe kwam hij binnen en bad met mij, liet me even huilen. Kennelijk voelde hij aan hoe zwaar het voor mij was. (Pas vele maanden later, toen ik maar niet uit deze gemoedstoestand kwam, ontdekte ik dat ik ADHD had en in die tijd ‘gewoon’ een burnout had).

In wat hij deed, zag ik de zorg van God voor mij. Omdat ik daar zo ineens weer aan dacht en onlangs leerde dat het goed is om te vertellen over de mooie dingen die je meemaakt en hoe je Gods liefde opmerkt, dacht ik: laat ik daar eens over schrijven. Misschien help of inspireer ik jou ermee.

En die man, die ik al jaren niet meer heb gezien, wil ik zeggen hoeveel impact zijn trouwe gang naar mijn huis heeft gehad. Dank je wel. In jouw trouw, aandacht en zorg, heb ik iets van God gezien. Ik ben je zo dankbaar en je bent een enorm inspirerend voorbeeld voor mij.

Foto door Eneida Nieves op Pexels.com

Liefhebben

Ze zit er precies tussenin. Een jaar jonger dan mijn neefje, een jaar ouder dan mijn nichtje. Als ze was blijven leven. Maar ze is voor altijd een te vroeg geboren, overleden baby.

Ik ben op de verjaardag van een ander neefje. Mijn nichtje van drie rent op me af als ze me ziet. Ik krijg een heerlijke spontane knuffel. Er is nog meer familie en sommigen heb ik meer dan een jaar niet gezien. Wat een prachtige dag. Ik ben dankbaarder dan ooit voor mijn grote familie en al die verschillende persoonlijkheden.

Ik plof naast iemand neer en kijk om me heen. Mijn neefje van bijna vijf speelt even verderop en dan komt iemand mijn nichtje bij me brengen. Ze moet uitrusten, hoor ik, en ik aai over haar rug en klets zachtjes tegen haar, een beetje verbaasd dat mij dit voorrecht wordt gegeven.

Plotseling overvalt het me weer. Besef ik dat zij nu bijna vier zou worden en hier ook zou drentelen en knuffelen en vertederen en misschien gillen omdat ze ook wil zwemmen net als haar grote broer en neef.

Ik wil hier nu niet aan denken. Ik heb mijn springlevende nichtje op schoot, mijn levende dochters voor me zitten en nog vele andere springlevende geliefden om me heen. Ik ben rijk en gezegend en dankbaar.

Maar, zoals ik al vele malen eerder ontdekte en schreef: het bestaat naast elkaar. Mijn liefde voor Amanda stopte niet bij haar dood en in mijn hart en lijf is plaats voor haar, naast mijn dochters en zonen en neven en nichten en ouders en broers en zussen en noem maar op.

Door mijn neefje en nichtje word ik geconfronteerd met hoe ze nu ongeveer zou zijn. Met hoe het zou zijn geweest als ze was blijven leven. Dat doet pijn en roept een diep verlangen wakker naar mijn lieve kleine schat.

Ik aai mijn nichtje met wat meer aandacht, neem mijn neefje nog eens met meer opmerkzaamheid in me op. Dankbaar dat zij leven en me herinneren aan wie mist. Ik besluit dat ik maandag weer eens naar haar grafje zal gaan en nu ik daarnet bij haar was, kon ik eindelijk weer even huilen.

De lelies komen alweer omhoog, het gras wordt gemaaid, de fontein spat water. Het lijkt vol leven en herinnert me eraan dat ook al ligt ze hier dood onder een steen, zij levender is dan ze hier ooit geweest zou zijn.

Omdat een man het gras maait op de plekken waar nog geen graven zijn, loop ik naar een bankje elders op de begraafplaats om te schrijven en te huilen en realiseer ik me dat ik alweer een beetje vrijer geworden ben. Dat ik hier durf te huilen op een redelijk publieke plek. Dat ik dit durf te schrijven op mijn publieke blog. Dat ik kan genieten van wat is en kan huilen om wat ik mis. Dat ik liefheb. Opeens herinner ik me weer wat iemand eens schreef: rouw is liefde die je niet kwijt kunt.

Ik heb gewoon mijn dochter zo lief en vandaag voel ik dat ook.

Wil je over racisme schrijven

‘Ik zat vroeger ook in een rolstoel,’ vertelde ik het meisje naast me in de auto. Ik had me opgegeven als begeleider op het laatste schooluitje van groep acht en reed met mijn eigen kind, twee andere kinderen en een moeder naar het strand.

Het strand op met een rolstoel. Ik herinner me hoe mijn Lief vroeger ooit met me naar het strand wilde. Je kon stoelen huren met grote banden en daarmee door het zand ploegen. Wie ooit in een oude binnenstad een kinderwagen heeft geduwd: houd dat gevoel even vast en stel je voor dat je tien keer dat gewicht voortbeweegt over die keien. Het strand is vele malen lastiger. Ik zag het niet zitten toen.

Maar dit meisje deed het. Haar moeder had zo’n voertuig met grote banden geregeld en dit meisje kon aan een paar activiteiten van haar klas meedoen. De rest van de tijd zat ze te lezen. Wat een helden. Ik vond het vaak gemakkelijker om thuis te blijven zitten, een eigen bubbel te creëren en daarin mijn weg te vinden, dan mee te doen met de rest en keer op keer geconfronteerd te worden met dat ik anders bent.

Daar hadden we het vervolgens over, wat voor debiele dingen mensen tegen je zeggen als je in een rolstoel zit, of juist níet zeggen, omdat ze je compleet negeren en alleen maar praten tegen degene die duwt. We lachten, een beetje wrang. Echt leuk is het niet, maar je maakt wel heel wat gekke voorvallen mee. Ik vertelde dat ik er ooit een blog over schreef toen ik las over de campagne ‘Iedereen Bijzonder’.

Plotseling zei het andere klasgenootje van mijn kind: ‘Wilt u dan ook een keer over racisme schrijven?’ Blij verrast keek ik even naar de achterbank, nam even tijd om de juiste woorden te vinden en vertelde toen dat ik dat heel graag wilde doen. ‘Maar’, zei ik, ‘Ik weet zelf niet hoe dat is. Ik heb in een rolstoel gezeten en ben slechthorend dus ik maak wel mee dat mensen mij anders behandelen. Daar kan ik dus vanuit eigen ervaring over schrijven. Maar ik ben niet zwart. Ik kan me wel voorstellen hoe het is om op je uiterlijk beoordeeld te worden doordat ik een bril had en raar liep, maar niet doordat andere mensen mijn huidskleur anders vonden.’ Hij knikte, maar vond dat ik het toch moest doen en ik vond het eigenlijk een eer dat hij dat vond, dus beloofde ik dat ik het zou proberen.

Inmiddels neemt er al weer een nieuwe lading groepachters afscheid van de basisschool en ben ik dus een jaar verder. In de tussentijd heb ik vaak gedacht aan wat hij me vroeg en opnieuw veel nagedacht, gelezen en nagevraagd over racisme. Ik kan me er slechts deels in verplaatsen. Ik ben in mijn leven uitgemaakt voor Brillenjood, Dove Kwartel, Mankepoot en alle mildere en ergere variaties daarop. Maar als ik op een gewone stoel zat, mijn lenzen in had en vooral zelf veel praatte, viel niemand wat op.

Maar je huidskleur kun je nooit verbergen, als je dat al zou willen. Iedereen ziet altijd waar je vanuit je verre voorouders ongeveer vandaan komt, terwijl het nog minder zegt wie je van binnen bent, dan een handicap die iemand heeft en die je karakter soms wel beïnvloedt – pijn kan behoorlijk invloed hebben op je humeur bijvoorbeeld en mijn slechthorendheid maakt dat ik vaak op mijn hoede of achterdochtig ben.

Je huidskleur is geen beperking, het is een uiterlijk kenmerk, net als je haarkleur en je ogen. Toch worden mensen om dit kenmerk nog veel meer achtergesteld, belachelijk gemaakt, on-serieus genomen, dan om een beperking. Ik haat racisme en het feit dat mensen elkaar beoordelen op grond van een eerste indruk. Ik zeg niet dat ik me nooit schuldig maak aan be- en veroordeling, ook niet op grond van uiterlijk. Maar ik hoop en bid dat ik het op tijd opmerk en er niets mee doe en altijd moeite zal blijven doen om iemand te leren kennen.

Dus, stoer oud-klasgenootje van mijn kind, dit verhaal is voor jou. Ik hoop dat je je vrolijke en spontane zelf blijft en nooit vergeet dat je, ondanks wat mensen tegen je durven te roepen of over je denken of hoe ze naar je kijken, kostbaar en geliefd bent in de ogen van God. In mijn ogen trouwens ook.

Foto door Brett Sayles op Pexels.com

Rondzwervend DNA

Als je in verwachting bent geweest, zwerft het DNA van je baby nog wel dertig jaar in je lichaam rond. Dat las een andere moeder van een overleden baby ergens en ze schreef het me een paar jaar geleden, vlak na Amanda’s dood. Nog voordat ik las hoe zij daar troost uit haalde, voelde ik me zelf al zo blij worden van die gedachte. Terwijl ik normaal gesproken wat onpasselijk word bij medische details, deed dit weetje me zo goed: Amanda is toch nog bij mij, in mij.

Omdat het ergens wel een vreemd onderwerp is: DNA van je kinderen dat in je lichaam achterblijft, schreef ik er nog niet eerder over. Ook in mijn boek noem ik het niet. Omdat het zo intiem is, hoewel ik intieme onderwerpen in mijn boek niet schuwde. Maar dit voelt toch zo intiem, zo teer, zo prachtig ergens, dat het hardop zeggen al bijna als vertrappen voelt en ik een eventuele negatieve reactie nog niet aan zou kunnen.

Tegelijk is dit dus zo intiem, zo teer en zo prachtig mooi als je er even bij stilstaat. DNA van elk kindje dat je droeg, blijft rondzweven in je lichaam, nog heel lang na de geboorte en of je kindje nu leefde of niet. Ik draag Amanda dus letterlijk in mij mee, net als mijn andere kinderen. Als je googelt op dit fenomeen (‘Foetaal-moederlijk microchimerisme’), vind je interessante gegevens over hoe deze uitwisseling de moeder en de baby beschermt, en ook hoe dit weer juist fout kan uitpakken, zoals bijna alles in de natuur.

Het verklaart misschien waarom we ons als moeders zo verbonden voelen met onze kinderen. Misschien zelfs wel waarom ik het diep van binnen voel als mijn dochter in het buitenland niet lekker in haar vel zit, ik nodig even bij mijn zoon moet gaan kijken wat ie aan het doen is, en misschien ook wel waarom Amanda zo levensecht voor mij is. Zoals laatst, toen ik bij mijn moeder was en mijn jongste neefje en nichtje zag. Ik zag haar er ineens bijna letterlijk bij en kon zó voor me zien hoe ze mee had willen doen in de discussie over rozijntjes en het serviesje. Helaas was ik daar alleen. Zonder Amanda en ook zonder een broertje of zusje van Amanda. Ik was daar zoals ik nu blijkbaar ben, een moeder van tieners die niet altijd meer meegaan als mamma ergens heen wil.

Maar kennelijk draag ik ze wel altijd allemaal met me mee, in ieder geval hun DNA.

N.a.v. een post op Facebook, waarin dit stukje stond van Kelsi Ludwigson 🌸 “When I was pregnant with my daughter her cells migrated into my bloodstream and then circled back into hers. For 41 weeks our cells merged and crossed and after she was born these cells stayed in my body, leaving a permanent imprint in my tissues, bones, brain, and skin, and will stay there for decades. ⁠And every child I have after will leave a similar imprint on my body. Even if a pregnancy doesn’t go to full term or you have an abortion, these cells still migrate into your bloodstream. Research has shown that if a mother’s heart is injured, fetal cells will rush to the site of the injury and change into different types of cells that specialize in mending the heart! Studies have also shown cells from a fetus in a mothers brain 18 years after she gave birth!⁠ Mothers have always intuitively felt their child even when they are not there, now there is scientific proof that we carry them for years and years even after we have birthed them. I know my body held and made my daughter, but she too made me. Leaving pieces of herself to forever flow through my body and heal me in ways I am only still trying to understand. Forever grateful for her not only being my teacher but also my healer. If you’re curious to learn more google “Fetal-maternal microchimerism”⁠ https://www.instagram.com/kelsiludvigsen/
Vertaling:
Kelsi Ludwigson “Toen ik zwanger was van mijn dochter, kwamen haar cellen in mijn bloedbaan en vervolgens weer terug in de hare. 41 weken lang fuseerden en kruisten onze cellen. Nadat ze was geboren, bleven deze cellen in mijn lichaam en lieten een permanente afdruk achter in mijn weefsels, botten, hersenen en huid en die zullen daar tientallen jaren blijven. ⁠Elk kind dat ik krijg, zal zo’n afdruk in mijn lichaam achterlaten. Zelfs bij een onvoldragen zwangerschap of abortus, migreren deze cellen in je bloedbaan. Onderzoek heeft aangetoond dat als het hart van een moeder gewond raakt, de foetale cellen zich naar de plaats van de verwonding haasten en veranderen in verschillende soorten cellen die gespecialiseerd zijn in het herstellen van het hart! Andere studies toonden aan dat er achttien jaar na de bevalling nog cellen van een foetus in de hersenen van een moeder aanwezig zijn! Moeders voelen hun kinderen intuïtief aan, zelfs als ze er niet zijn en nu is er wetenschappelijk bewijs dat we ze jarenlang dragen, zelfs nadat we ze hebben gebaard. Ik weet dat mijn lichaam mijn dochter vasthield en vormde, maar zij vormde mij ook. Ze laat stukjes van haarzelf voor altijd door mijn lichaam stromen en geneest me op manieren die ik niet kan bevatten. Voor altijd dankbaar dat ze niet alleen mijn leraar is, maar ook mijn genezer. Als je hier meer over wilt weten, google dan “Foetaal-moederlijk microchimerisme”

Zeven zinnen

‘Waarom is Goede Vrijdag goede vrijdag?’ vroeg een van de kinderen weer deze week. Wat is er goed aan iemand die op een vreselijke manier stierf, die leed door wat ik deed, naliet, dacht, wilde. Er is niets goeds aan als ik kijk naar de gruwelijke details. Totdat ik dieper kijk en iets begin te zien van de goedheid die naar ons toekomt door wat zo afschuwelijk was.

Vanmorgen was ik op een online retreat en leidde iemand mij en anderen door de zeven zinnen die Jezus zei toen Hij aan het kruis hing. Zeven zinnen die Zijn hart onthullen, Zijn liefde en mijn diepste behoefte.

Als er iets is wat ik in het leven moet snappen, is het wel dat God zichzelf voor mij gaf. Dat Hij weet wat ik nodig heb, mijn hart ziet, mijn diepste ik. Alle lelijkheid en alle schoonheid. Alle eenzaamheid en alle plezier. Er is niets verborgen en Hij wilde mij. Niets kan dat veranderen. Uit liefde kwam Hij. Uit liefde deelde Hij. Uit liefde zei Hij:

Vader, vergeef het hun, want ze weten niet wat ze doen

Uit liefde zei Hij tegen degene die Hem om genade vroeg: je toekomst is veilig en zeker:

Voorwaar ik zeg u, heden zult u met Mij in het paradijs zijn

Uit liefde, tederheid en zorg verbond Hij Zijn moeder met Zijn vriend:

Vrouw, zie, uw zoon […] Zie, uw moeder

Dat waren de eerste drie ‘kruiswoorden’. Hij regelde eerst de zaken voor de mensen om Hem heen. Hij zorgde voor hen, terwijl Hij lichamelijk al vreselijk aan het lijden was.

Toen ontdekte Hij dat Hij niemand had. Hij had Zijn vervolgers vergeven, angstigen gerustgesteld, eenzamen een thuis gegeven. Nu werd Hij Zich bewust van zijn eigen verlatenheid en riep het uit:

Mijn God! Mijn God, waarom hebt U mij verlaten?

Hij ging de plek in die alle mensen (zullen leren) kennen, waar je ontdekt dat er dingen zijn die je in je eentje door moet maken of verwerken. Er is dus geen plek waar jij ooit kwam of komt, die Hij niet kent. Hij deelde volledig in het lijden van de mens en werd zich bewust van onze diepste nood, die op dat moment Zijn nood was:

Ik heb dorst

Dorst naar water, naar het leven, naar God. Net als wij, als we de duisternis echt ingaan, voelde Jezus de diepste menselijke behoefte naar water, leven, God en doorleefde de godverlatenheid totaal – precies zoals jij en ik in het uur van eenzaamheid, die we allemaal kennen of zullen kennen. Ik heb dorst naar de levende God. Wat Hij aangeboden kreeg (iemand duwde een natte spons tegen zijn lippen), was niet wat Hij zocht, maar wat Hij deed, was het grootste geschenk wat we ooit konden krijgen en toen kon Hij roepen:

Het is volbracht!

Hij deed het! Hij dééd het! Hij ging door heel het menselijke lijden heen, verdroeg het, droeg het, doorstond het en maakte het volledig af. Alles wat ik meemaak, alles wat ik doe, alles wat ik denk, alles wat ik voel. Het is volbracht. Het is gedaan. Het is over en uit. Het is doorleefd en tot een einde gebracht. Een goed einde welteverstaan. Zijn uitroep was geen kreet van verslagenheid, van ‘ik geef het op’, maar van triomf. Hij heeft het gefikst. Van A tot Z de taak voltooid.

Het kruis is waar wraak en genade elkaar ontmoeten. De macht van alles wat lelijk en onmenselijk is en Gods liefde en goedheid ontmoetten elkaar en hoewel het enkele uren totaal duister was geweest, overwon het licht, was het volbracht en zei Hij de zevende zin:

              Vader, in Uw handen beveel ik mijn Geest

Hij gaf zich over aan de Vader die Hij niet dichtbij voelde, maar van Wie Hij wist dat Hij er was en is en altijd zal zijn. Degene bij wie ons hart veilig is, ons leven geborgen en die door wat Jezus deed beschikbaar werd voor ons: Zijn Vader werd onze Vader.

Dat maakt deze gitzwarte dag Goede Vrijdag.

Een toevallig kruis waar ik tijdens een wandeling bijna op stapte.

Tranen

Ze vloeien rijkelijk de laatste dagen. Ik weet niet eens precies waarom. Ik heb er geen concrete gedachten bij. Het zal wel komen door de tijd van het jaar, want het is weer maart, het zijn haar dagen weer. Vandaag vier jaar geleden ontdekten we dat het hartje van ons dochtertje niet meer klopte. Twee dagen later werd ze geboren. Compleet, gaaf, prachtig, maar levenloos. Vijf dagen later begroeven we haar. Die week was zo intens, zo vol nieuwe gevoelens en zo heftig dat ik alles zo weer voor de geest kan halen.

Maar dat wil ik niet. Het heeft weinig zin om erover na te denken, erbij stil te staan. Ik heb een boek geschreven, het uitgebreid doorleefd, besproken en erover gehuild. Het moet klaar zijn. Gek dat ik dat nog steeds vind en opnieuw verrast wordt door die golven die nu eenmaal komen en onvermijdelijk zijn. Want het dringt zich vanzelf aan me op, hoewel het helemaal niet duidelijk is wat het dan precies is. Ik moet niet persé aan haar denken, of aan iets wat er is gebeurd. Ik moet gewoon huilen.

Zonder concrete aanleiding huilen. Wat is dat nu weer en waarom wil ik erover schrijven? Ik probeer erachter te komen wat het is en woorden ervoor vinden geeft vaak zicht, grip op wat er diep vanbinnen leeft. Misschien raken de dingen me gewoon wat meer dan anders. Heb ik wat minder wilskracht, minder energie om een schild om mijn hart op te trekken, een olifantenhuid te hebben, als ik die überhaupt ooit had.

Ik hoorde Kees Kraayenoord zingen: ‘Elke traan is een gebed’. Destijds vond ik het wat vergezocht en riep het weerstand bij me op. Nu denk ik: Kijk mij nou toch eens bidden. Ik hoef er weinig voor te doen.

In de bijbel staat dat God mijn tranen opvangt in een kruik. Soms vraag ik me af hoe groot die onderhand wel niet moet zijn: een emmer, een regenton, een silo. God weet wat Hij ermee doet. Ik weet het zelf niet. Het komt me eigenlijk allemaal zo nutteloos voor. Wat heb je eraan dat je zo zwak bent dat de tranen zomaar uit je ogen druppen?

Toen dacht ik aan een foto die Judith Stoker deelde. Ze schreef erover in haar boek Doorleven, maar maakte er ook een kaartje van:

Ook al weet ik niet precies waarom ik huil – al zal het vast met rouw en gemis te maken hebben – toch houd ik de tranen maar niet tegen. Er zijn niet altijd woorden voor verdriet en pijn. Misschien is dat wel waarom tranen soms zo nodig zijn. Ze brengen iets wat binnenin zit tevoorschijn en werken dan tenminste als een medicijn. Dus ik geef ze nu maar wat terrein, die tranen.

Ruimte nemen

For English, click here

Ik loop haar kamer binnen om welterusten te zeggen. De kamer van eerst mijn derde, toen mijn eerste en nu mijn tweede dochter. Hoewel ik mijn derde dochter nooit op die manier zag slapen als ik mijn andere dochters te slapen zag.

Ik loop dus binnen, mijn aandacht gericht op mijn tweede dochter. Ineens is daar die geur weer. Een vertrouwde geur die verwachtingsvolle blijdschap omhoog haalt, een diep verlangen. Mijn ogen beginnen te branden en ik ben even overweldigd door allerlei gevoelens die tegelijkertijd om de aandacht vragen. Ik wil de geur diep opsnuiven, helemaal in mij opnemen. Het bewijs dat ze bestond. Bestaat. Susan Amanda.

Maar ik sta daar in het bijzijn van mijn geliefde tweede dochter. Ik wil háár aandacht geven en een goede nacht wensen en gewoon even samenzijn. Ik verman me en ga bij haar zitten, knuffel haar en bid voor haar en loop naar beneden waar ik tegen mijn Lief zeg dat ik haar weer even rook. Hij kijkt begrijpend. Hij herkent het gevoel. ‘Ga je er even ruimte voor nemen?’ vraagt hij en ik kijk hem aan terwijl mijn gedachten rondtollen.

Ik schreef hier een boek over. In het interview dat ik erover gaf, benadrukte ik het: je moet er ruimte voor nemen. Je moet de gevoelens die je hebt af en toe ook gewoon even echt voelen, zodat je er iets mee kunt. Maar nog steeds weet ik eigenlijk niet zo goed hoe je dat doet, geeft het me een ongemakkelijk en onwillig gevoel en neig ik naar mijn gebruikelijke manieren om ermee om te gaan. Gauw een filmpje kijken. Een glas wijn erbij. Maar omdat het de vastentijd is, drinken we niet, waardoor ik me min of meer gedwongen realiseer dat ik er dus beter wel ruimte voor neem.

Ik wil de geur ruiken
mijn geheugen induiken
weer ervaren hoe het was met haar
tegelijk wil ik negeren
niet meer refereren
de tijd van huilen is klaar. Of moet klaar zijn. Is ook niet zo vaak meer daar, maar nu dus toch wel weer even.

Rouwen blijft complex vind ik. Ik schreef er een boek over en hoopte ergens dat daarmee de kous af was. Mijn verdriet voorbij. Maar nu ik het boek heb geschreven in het Nederlands en toen ook nog in het Engels, is daar nog steeds dat verdriet dat niet meer voortdurend maar soms toch weer hevig opduikt. Het meisje dat hier niet meer is wordt nog steeds door mij gemist.

Deze maand is het vier jaar geleden dat we ontdekten dat ze was gestorven en we bomvol liefde zaten die we niet kwijt konden, moesten leren leven met gemis. Ik begrijp nu beter hoe dat bij mij werkt en wat ik nodig heb. Maar moet daar dus wel (in mijn geval schrijvend) ruimte voor nemen.

Vlindertje

For English, click here

In de Kerstvakantie ging ik op zolder zitten met alle fotoboeken die ik voor haar had gemaakt. Bekeek mijn grote kind als baby, peuter, kleuter, schoolkind, tiener, op zoek naar wat zo eigen is aan haar. Probeerde nog eens onbevangen te observeren. Ik schreef allerlei steekwoorden op, want ik wilde haar bevestigen in wie ze is, haar aanmoedigen op haar weg, haar ‘zegenen’.

Ik had van tevoren niet bedacht wat ik hiermee ging doen. Ik wilde het gewoon eens allemaal nog een keer op me in laten werken. Uiteindelijk schreef ik een lied. ‘Verrassend’, zeiden m’n kinderen schouderophalend. Ach ja, het is ook weer niet zo heel gek dat deze mamma een liedje maakt natuurlijk.

Het lied was alleen voor haar bedoeld. Om haar te bemoedigen en te laten weten dat ik van haar houd en er altijd voor haar wil zijn, ook als ze al groot is en niet bij mij in huis woont. Ook nu ze ver weg is.

Nadat ik het voor haar gezongen had – een mooi, kostbaar moment – wilde ik het ook aan anderen laten horen. Ik deed het mondjesmaat, omdat het me zo opschepperig leek. Totdat ik me herinnerde hoe ik jaren geleden bij een kampvuurtje een andere moeder haar lied voor haar dochter had horen zingen. Het raakte me en gaf me nieuwe ideeën voor hoe je liefde kunt communiceren aan je kind. Misschien niet persé door een zelfgeschreven lied, maar wel door gedichten en liederen. Door woorden. Ook door woorden, en liederen, van anderen.

Daarom deel ik het lied, in een iets gewijzigde vorm, nu met iedereen. Misschien geeft het je woorden voor jouw kind. Misschien moedigt het je aan zelf iets te maken. Misschien heb je het zelf even nodig om te horen, want in Gods ogen ben je zelf zo’n vlindertje.

Verantwoordelijkheid

For English, click here

‘Ik heb geen idee’. Mijn kind zegt het nog eens tegen de laptop vol tieners met elk hun eigen achtergrond in Teams. Mijn andere thuisschoolkind roept in de les waarin het zich bevindt (met evenzovele kinderen met idem kleurrijke achtergronden) uit: ‘O, meneer, bedoelt u….’

Ik zit op de bank een studieboek te lezen en glimlach. Ineens realiseer ik me: bij beide kinderen gaat er een lichtje branden. Het kwartje valt: ik moet beter opletten, of: ik heb meer uitleg nodig. Ondanks de onvoldoendes van de afgelopen dagen, ondanks de buitengewone saaiheid van thuisonderwijs en het gebrek aan mogelijkheden om eropuit te gaan: er wordt wel degelijk geleerd hier in huis. Niet erg veel schoolse stof, maar iets wat veel belangrijker is: ze leren verantwoordelijkheid nemen. Ze leren dat ze enige inbreng hebben als het gaat om wat ze leren, wat ze doen, wat ze nalaten. Laatst hoorde ik er eentje zeggen: ‘Waar heb ik mijn jasje nu weer gelaten?’ Inwendig deed ik dansje. Waar dit kind tot voor kort altijd liep te mopperen als het iets kwijt was en alles en iedereen behalve zichzelf de schuld gaf, erkende het nu de eigen rol. Het zag eindelijk in dat het zelf verantwoordelijk is voor waar iets ligt.  

In mijn bijna achttien jaar moederschap heb ik mezelf in gedachten talloze keren terugverwezen naar mijn basistaak: de kinderen helpen opgroeien tot verantwoordelijke volwassenen die zichzelf, hun mogelijkheden en beperkingen kennen en op een bepaalde manier weten hoe ze kunnen meedoen in en bijdragen aan de maatschappij. Dat klinkt wat hoogdravend misschien, zeker als je nu nog een kleutertje aan het opvoeden bent. Maar het hielp echt. Stel je maar eens voor wat het betekent als het kleutertje dat nu altijd zijn of haar zin doordrijft, volwassen is geworden en nog steeds doordramt. Dan vind je ineens – tenminste zo werkte het bij mij – de moed en doortastendheid het gedrag toch aan te pakken.  

En nu zitten er in mijn huis drie tieners zich stierlijk te vervelen. Zoals ik ergens las: ze hebben wel de last van saaie lessen, veeleisende of zichzelf-iets-te-leuk-vindende docenten (excuses aan wie mijn kinderen lesgeeft: echt, ik ben je heel dankbaar), maar niet de lol van geintjes tussendoor, kletsen of stoeien met je buren, van lokaal naar lokaal hobbelen en alle interactie die erbij hoort. Gelukkig erkennen veel docenten dat (hoewel nietszeggende chats tijdens de les niet gewaardeerd worden, hoorde ik gisteren op de ouderavond). Ze zoeken manieren om de kinderen onderling meer contact kunnen laten houden en vragen zelfs ouders om ideeën.

Nu ik zat te lezen en mijn kinderen losse opmerkingen hoorde maken tegen de laptops, ging er ook bij mij een lichtje branden. Ja, ze lezen een boek onder de les (en horen dan letterlijk niets meer), ze gamen (dan ontgaat hen iets minder), klikken voortdurend met hun pennen, neuriën en roepen soms wat. Maar opmerkingen als: ‘ik heb geen idee’ en ‘o, meneer, bedoelt u dát!’ bewijzen dat er toch iets landt van wat hen toegeroepen wordt.

Ze dan horen zeggen ‘IK begrijp het niet’ in plaats van: ‘wat stom’ of: ‘hij legt het niet goed uit’, geeft aan dat ze een cruciale vaardigheid leren die nodig is om evenwichtige volwassenen te worden: ze geven niet meer alles en iedereen de schuld als er iets niet goed gaat en ze gooien er niet het bijltje bij neer. Ze nemen verantwoordelijkheid.

Ik voel me trots.

Presteren

Het leven is zoveel meer
dan wiskundesommen
en grammaticale regels

Zoveel meer dan
runkeeper aan hebben staan
als je gewoon lekker naar buiten gaat

Het leven is niet in cijfers te vatten
Een drie zegt eigenlijk niets anders dan
dat je de stof niet begreep
of de vraag

Het leven is zoveel meer
dan werkende wifi
en gemaakte p.o.’s

Het is meer dan om zes uur eten
Je vaardigheden trainen
en wc’s schoonmaken
voordat bacteriën het winnen
van zeep

Het leven is als ademhalen
als de lucht die je buik vult
en kalmeert

Het leven is de aanraking
in het voorbijgaan
het geneurie van iemand
die gewoon leeft

Het leven is nu
en het is kostbaar
en gaat om of ik mij
aan dit moment toevertrouw

Dit thuisonderwijsseizoen
besluit ik presteren naar buiten te verbannen
wil ik meer het leven omarmen
en je gewoon ervaringen op laten doen

Dag peutertje

For English, click here

Er komt woensdag een dakkapel op ons huis en dus ruimen we de zolder zoveel mogelijk leeg. Er komt van alles achter de schotten vandaan. Dingen die we al een tijdlang niet hebben gezien en waren vergeten. We slikken allebei als we realiseren wat het allemaal is: Boxkleden, een draagdoek, een buikdrager, lakentjes en dekentjes die bij de wieg horen, fietsstoeltjes. En een peuterbedje. Het is het bedje waar al onze andere kinderen in hebben geslapen en dat op zolder lag te wachten tot Amanda groot genoeg zou zijn. We slikken nog eens.

Ik maak foto’s van alles wat we tegenkomen en niet willen of hoeven te bewaren totdat onze kinderen eventueel zelf kinderen krijgen en zet ze in de weggeefhoek. Uiteindelijk huilend, want wat doet dit weer even zeer zeg. Het lijkt er steeds meer op dat uit dit huis vooral kinderen zullen wegtrekken – we zwaaiden onze oudste anderhalve week geleden voor een half jaar uit – maar niet meer bij komen, al hoopten we daar jarenlang op. Er is alleen een klein meisje geweest dat vijf daagjes bij ons was, maar toen al niet meer leefde.

Ik moet het even opschrijven. Vanmorgen las ik wat iemand op Facebook schreef over ruimte nemen voor rouw: Hoe doe je dat? Iemand anders reageerde daar op: ‘Dat doe ik niet, het gebeurt gewoon. Rouw pakt de ruimte wel die het nodig heeft.’ Toen ik het vanmorgen las, wilde ik er even niets mee, maar nu herinner ik het me en concludeer ik dat het allebei waar is.

Vandaag dringt verdriet zich aan mij op in een peuterbed waar ik afstand van doe omdat we het hoogstwaarschijnlijk niet meer nodig gaan hebben. Het verdriet eist ruimte op, hoewel ik er natuurlijk voor kan kiezen de tranen weg te duwen en de koppijn die dat dan meestal veroorzaakt voor lief te nemen. Maar inmiddels weet ik dat ruimte geven aan rouw en verdriet vaak beter werkt. Ik geef ruimte aan rouw door erover te schrijven en er dan een stukje van te maken dat ik kan delen met jou die het leest. Ik geef het op die manier een plek, ik geef het ruimte.

Een hele tijd geleden schreef ik dat het eerst je baby is die je mist, maar later je peutertje, kleutertje, schoolkind, tiener enzovoorts. Het peuterbed wordt morgen opgehaald, net als de mooie plank die ik ooit kocht voor de babykamer, zo een waar je dan altijd trots op blijft, omdat het écht nieuw was en speciaal voor die kamer. De roze meidenkast is vanmiddag al opgehaald en zo nemen we vandaag en komende dagen dus opnieuw afscheid.

Dag lief peutertje dat hier niet was.

We missen je.

Dit canvas stuurde mijn redacteur mij als cadeau: de cover van mijn boek, ontworpen door Jonathan Reining van Jore Ontwerp.

Flabbergasted

Langzaam beginnen er reacties op mijn boek binnen te komen. Ze raken me diep. De een vindt in mijn boek handvatten om gevoelens onder ogen te komen. De ander komt in aanraking met diep verstopt verdriet wat nu woorden krijgt. Weer een ander las het in een adem uit maar wil het nog een paar keer lezen omdat er zoveel moois en echts over geloof in staat. Ik ben flabbergasted, ongelofelijk onder de indruk en dankbaar.

Het gevoel: ‘dit boek moet er komen’, was twee jaar geleden heel sterk, maar ik wist toen nog niet hoe ik het aan moest pakken en ook raakte ik het in de loop van de tijd regelmatig kwijt. Mensen om mij heen moesten me er regelmatig aan herinneren, als ik me weer eens vertwijfeld afvroeg: ‘Waar doe ik het eigenlijk voor? Het is veel te pijnlijk, ik heb hier helemaal geen zin meer in.’ Ze hielpen me herinneren aan die diepe overtuiging dat dit boek belangrijk was.

Zaterdag 2 januari kwam Theo Veldhuis, mijn uitgever, de boeken brengen. Hij overhandigde me een door hem gesigneerd exemplaar en sprak mooie woorden over hoe hij het uitgeefproces ervaren had. Ik kon hem vertellen hoe fijn ik het vond dat hij zo persoonlijk en met interesse voor de inhoud met mij en mijn boek om was gegaan. Eindelijk had ik het boek dat er moest komen in mijn handen. In het echt zag het er nog veel mooier uit dan op de foto’s die Jore Ontwerp van tevoren had laten zien.

Theo had nog een verrassing. Hij liet me twee filmpjes zien. Eén van Mirjam van der Vegt, die in mij geloofd had en me aanmoedigde om dit boek te schrijven, maar wegens veranderde omstandigheden helaas geen eindredacteur kon zijn. En één van Liesbeth Koedoot – die net als Mirjam een prachtig voorwoord schreef – en haar man, die me feliciteerden en speciaal voor mij het lied van LEV (geschreven door Matthijn Buwalda) zongen waaraan mijn boek de titel te danken heeft. Ik was flabbergasted. Zo dankbaar en blij ook en ook ineens weer terug in de tijd, toen ik het lied voor het eerst hoorde en het me herinnerde aan het niet meer kloppende hartje van mijn lieve dochter.

’s Avonds hield ik een boekpresentatie op Youtube. Je kunt het hier nog nakijken als je wilt. Digibeet als ik ben, had ik niet door dat je hiervoor de juiste software moet installeren. Gelukkig compenseert mijn wederhelft mijn gebrek aan talent op dat gebied. Hij wist het op te lossen en ik kon opgelucht – en stijf van de adrenaline – de presentatie beginnen. Tot de wifi uitviel. Gelukkig hadden we ons daar wel op voorbereid en een hotspot klaargezet. Het werd een spontane, bijzondere presentatie waar ik nog steeds van aan het nagenieten ben. Zo bijzonder om zowel de vreugde als het verdriet dat bij dit boek hoort, met anderen te kunnen delen. Ik heb er maar een woord voor, dat ik verder eigenlijk nooit gebruik, maar nu goed vind passen: ik ben flabbergasted!

De afgelopen dagen was ik bezig met boeken signeren en opsturen. Hier kun je een exemplaar bestellen als je wilt.

Amanda

For English, click here

Mijn uitgever appte me een foto. Ik zie een opengevouwen doos met… mijn boeken er in! Ze zijn gedrukt. Mijn boek is af. Zaterdagmiddag komt hij ze brengen en ’s avonds vier ik het ook online met mijn familie en vrienden en wie er nog maar meer bij wil zijn. Daarna begin ik met ruim honderd exemplaren inpakken en verzenden. Ik voel me trots, druk, blij en af en toe popt er ook iets anders op, als het ballonnetje op de voorkant van mijn boek. Dan fluistert iets in mij

Amanda

Nadat hij mijn boek voor de zoveelste keer had doorgenomen schreef mijn uitgever me: ‘Ik ben weer onder de indruk van je eerlijkheid en ook je kwaliteit van schrijven. En ik heb ook echt iets met Amanda gekregen, alsof ik haar een klein beetje heb ontmoet. Wat heeft ze veel impact gehad. Ze heeft een onuitwisbare indruk op aarde achtergelaten, ook al heeft ze deze aarde nooit met eigen ogen gezien. En jij hebt Amanda toch een ‘leven’ op aarde gegeven met een waardevolle boodschap van hoeveel liefde ze heeft gegeven en nog jarenlang zal geven door de bladzijden van je boek. Wonderlijk…’

Amanda

Iemand anders schreef: ‘We remember Amanda. She passed here briefly after all.’ En weer iemand anders vertelde hoe bijzonder het is hoe haar leven zoveel andere levens heeft geraakt.

Amanda

Langzaam dringt tot me door dat ik even moet stoppen en stilstaan bij wat deze fluistering betekent, te midden van al het andere wat er speelt in ons gezin en rondom mijn boek. Het is niet alleen erg gaaf dat mijn boek er nu eindelijk is. Het is ook heel bijzonder en teer en kwetsbaar en pijnlijk. Mijn boek gaat over verdriet, geloof, twijfel, wanhoop en uiteindelijk hoop. Maar mijn boek gaat vooral ook over Amanda, ons langverwachte dochtertje, die stierf. Bij het vieren van mijn boek herdenken we ook haar leven en ik realiseer me nu pas dat ik eigenlijk niet zo goed weet hoe je dat moet doen.

Eerder, als ik niet wist ‘hoe je dat doet’, ontdekte ik al dat het helpt om het gewoon te benoemen en dus bedacht ik me dat ik het maar even op moest schrijven. Dat mijn boek er nu is betekent een lach en een traan. Een lach, omdat het gelukt is, omdat het resultaat prachtig is, omdat dit verhaal er moest komen. Een traan, omdat dit boek er kwam omdat zij er niet meer is.

Amanda

Gunst ontvangen

For English, click here

Eind oktober mailde de redactie van Puur Vandaag me of ik een overdenking wilde schrijven voor Advent. Ik vond dat een mooi idee en vroeg over welke tekst het moest gaan. Ik kreeg Lucas 1:30-31 op, waar staat: ‘Maar de engel zei tegen haar: ‘Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen.’

Slik. Dat is niet de gemakkelijkste tekst om onbevangen naar te kijken als je jongste kind is overleden en er geen broertje of zusje meer kwam. Het duurde even voordat ik de moed verzameld had om voor het schrijven van de overdenking te gaan zitten en biddend te overdenken waarover het eigenlijk ging. Ik schreef onderstaande overdenking en deel hem ook hier, om je te bemoedigen. Ik wens je een hele goede Kersttijd.

Wees niet bang, Maria, God heeft je zijn gunst geschonken. Luister, je zult zwanger worden en een zoon baren, en je moet hem Jezus noemen. (Lucas 1: 30-31)

Lieve Maria,

Levenslustige meid van rond de vijftien jaar. Je had mijn dochter kunnen zijn. Je was vol verwachting van wat het leven je zou brengen. Je toekomst lag open, je bedje was gespreid. Je maakte trouwplannen met een timmerman die bezig was een huisje voor je klaar te maken. Waarschijnlijk was je zelf druk bezig met je uitzet en bereidde je je voor om een gezin te stichten en mee te bouwen aan het Joodse volk.

Toen verscheen de engel. Je leven werd op zijn kop gezet. ‘Wees niet bang, Maria’, zei hij, zich bewust van de impact die hij op mensen heeft. ‘Rustig maar, meisje, je hoeft echt niet bang te zijn.’ Hij erkende je gevoelens maar daarna viel hij met de deur in huis: ‘Luister, God is blij met je, je zal zwanger worden en bevallen van een zoon die je Jezus moet noemen.’ Je wist wat die naam betekende: ‘God redt’ en realiseerde je dat dit een bijzonder kind zou zijn.

De woorden die hij daarna zei: ‘God heeft je zijn gunst geschonken’, blijven in mijn hoofd hangen. Ik zoek ze op in verschillende Bijbels en vind in een andere vertaling[1] een omschrijving van wat ze betekenen: ‘Je hebt in de ogen van God genade gevonden: je bent bevoorrecht en God geeft je vrije, spontane, absolute vriendelijkheid.’

Hoe moet dat zijn geweest voor jou, Maria? Ik kan me voorstellen dat je heel graag bevoorrecht werd door God zelf, maar je moet ook hebben aangevoeld wat een weg er voor je lag. Je zou ongehuwd en ongepland zwanger worden. Dat betekende verlating, verachting, geroddel en vernedering.

Jij accepteerde dat. Je aanvaardde dit als Gods wil voor jou en ging de onduidelijke, onzekere, misschien wel intens eenzame weg, een totaal andere weg dan je een uur daarvoor bedacht had. Je zei dat God mocht doen wat Hij wilde in je leven. Je werd zwanger.

Het bracht vernederende smaad toen de mensen het begonnen te zien, hartverwarmende genade toen Jozef naast je ging staan, diepe verwondering toen herders en wijzen kwamen, vreselijke ontberingen toen je in de nacht moest vluchten en in een vreemd land een huishouden moest leren runnen, glunderende trots toen Jezus zijn naam waar ging maken: God redt! En het bracht diepe, intense, hartverscheurende pijn toen de zoon voor wie jij je leven neerlegde en alles verdroeg, stierf. Omdat ook dat Gods wil was.

Lieve Maria, wat was jij dapper en wat ben jij een voorbeeld en bron van inspiratie voor mij. Dank je wel voor je gehoorzaamheid. Ik kom er elk jaar meer van onder de indruk.

Gods gunst en genade ontvangen kan betekenen dat het leven totaal anders loopt dan je had gedacht en naast vreugde ook veel lijden en verdriet betekenen. Hoe zijn deze woorden uit Lucas voor jou een bemoediging?

Lieve Vader in de hemel, Dank U wel dat Maria’s verhaal in de Bijbel staat en dat zij een voorbeeld is van hoe ik nederig Uw weg kan gaan, ook als dat verdriet en pijn met zich meebrengt. Ik wil bereid zijn Heer. Wilt U bevestigen dat ik op de goede weg zit vandaag en als ik ergens ben afgedwaald, wilt U me dat dan laten zien en me helpen om opnieuw Uw  weg te gaan. Dank U wel dat U naar mij omziet en mijn leven in Uw hand hebt en leidt. In Jezus’ naam. Amen

Dit schilderij is gemaakt door Johanneke Folkers, het raakte me toen ik het zag (Mirjam van der Vegt plaatste deze foto op Facebook)

[1] The Amplified Bible, mijn vertaling

Zelf leren doen

For English, click here

Nog vier dagen en dan zitten ze weer allemaal thuis, bedacht ik me gisteravond. Hoewel de vakanties uiteindelijk eigenlijk altijd prima te doen zijn met alle kinderen over de vloer, voel ik van tevoren toch altijd lichte stress. Een druk om er nog even het beste van te maken nu ik nog zonder iets te regelen de deur uit kan, mijn gedachten af kan maken zonder ‘mamma, mamma, mamma’ ertussendoor en muziek kan maken zonder gezucht als achtergrondkoor.

Ik bedenk dat ik moet plannen wat ik ga doen de komende dagen. Alle opdrachten van de Schrijversacademie maken tot en met half januari, mijn boek promoten – het zou fijn zijn als ik uit de kosten kwam -, dat ene muziekstuk in mijn vingers zien te krijgen, en blogs schrijven. Het is toch weer eens tijd om iets van me te laten horen en het moet vandaag. Of morgen. Daarna heeft er alweer minstens één kind thuisonderwijs en vrijdag hebben ze al vrij. Misschien dat er nog een museum is waar ik met ze heen kan gaan, maar ik vrees dat we weer een maandje Netflix en/of Disney+ nemen en gaan koken en bakken bij wijze van bezigheidstherapie.

Maar vandaag dus nog niet. Vandáág kan ik schrijven, gedachten zonder onderbrekingen afmaken, creativiteit laten stromen. We hebben inmiddels afgesproken dat de studeerkamer ’s ochtends weer van mij en ‘s middags van mijn Lief, dus ik besluit me snel te installeren. De telefoon gaat. Mijn brugklasser vergat iets wat nodig is voor de toets. Ik vind dat kinderen hun eigen boontjes moeten leren doppen, maar dit kind is elf en heeft veel moeite met stresshantering. Ik denk even na en besluit tegemoet te komen en het in de kleine pauze naar school te brengen.

Terwijl ik mijn spullen naar boven breng, loop ik door de chaos van zijn kamer naar zijn bureau en vind daar niet wat hij nodig heeft. Ik app dat. Een levendige discussie volgt. Na een half uur zoeken besluit ik dat ik dus niet kom, dat hij zelf kan komen zoeken of zonder dit document de toets moet maken.

Dan appt een ander kind dattie nodig naar de dokter moet, waar het zelf voor had moeten bellen, maar dat vergeten is te doen. Aangezien het hele gezin er baat bij heeft als dit probleem snel opgelost wordt, sluit ik me aan in de telefonische wachtrij van de huisarts.

Al toen de oudste naar de middelbare school ging, kwam ik erachter dat je job als ouder niet perse eenvoudiger wordt als je kinderen ouder worden. Kon je eerst nog redelijk bepalen wat je wanneer met wie en waar ging doen, nu willen ze dat allemaal zelf bepalen en komt het meer dan eens voor dat ik op meerdere plekken tegelijk zou moeten zijn. Wat ik uiteraard niet doe, maar toch. Het is niet leuk om steeds ‘nee’ te moeten zeggen.

Ik las laatst dat je als ouders vaak je liefde laat zien door middel van dingen doen voor je kind, maar dat dat naarmate ze ouder worden, zou moeten veranderen in: je kinderen het zelf leren doen. Dat laatste kost veel meer tijd dan het eerste.

Terwijl ik een uur later dan ik wilde mijn computer start om te beginnen met schrijven, hoor ik op de radio dat premier Rutte vanavond hoogstwaarschijnlijk zal vertellen dat de kerstvakantie niet vrijdag maar morgen begint en niet twee weken maar vijf weken zal duren. Ik moet mijn gedachten dus snel afmaken vandaag. En misschien eerst maar gaan wandelen. In mijn eentje. Omdat het nu nog kan en omdat het helpt om wéér te schakelen. Dit is een kans Ineke, geen streep door je plannen (nou ja, een klein beetje). Het is een kans om ze weer meer dingen te leren zelf te doen.

Als er niets meer klopt

Ik open de bijlage en kijk. Ik zie zachte kleuren en in grote witte, gebroken letters: ‘Als er niets meer klopt’. Onderaan staat mijn naam in kleinere letters en links bovenin een babyroze ballonnetje dat omhoog lijkt te bewegen. Dat is Amanda, denk ik en voel de inmiddels vertrouwde scherpe pijn met stille schreeuw diep vanbinnen. Ik laat de tranen toe en blijf kijken en probeer te vatten wat er gebeurt. Als er niets meer klopt. Zoals het hart van mijn dochter. Mijn dochter die als dat ballonnetje ergens wel maar verder helemaal niet aanwezig is.

Als er niets meer klopt. Zo heet mijn boek over Amanda, over mijn weg door het dal, over geloven als je niets anders kunt voelen dan verdriet. Het boek dat ik zelf had willen lezen toen mijn leven van de ene minuut op de andere totaal veranderde. Het boek dat ik zocht toen ik me afvroeg waarom mensen vaak zeggen dat ze in een donker dal waren, maar er gelukkig (en vaak naar eigen zeggen beter) uit zijn gekomen, maar niet hoe ze dat dan deden ín dat dal.

Het was een enorme klus om het te schrijven. Ik ben een aantal keren opnieuw begonnen en verkende verschillende vormen totdat ik ontdekte dat ik het beste gewoon mijn verhaal kon vertellen: wat er is gebeurd, wat ik dacht en deed en wat ik onderweg ontdekte. In mijn boek neem ik je dus mee in mijn verhaal zodat jij er uit kan halen waar je zelf iets aan hebt. Het is een kwetsbaar en eerlijk boek geworden en daarom is het ook wel met schroom dat ik het nu onder de aandacht breng. Maar omdat ik geloof dat er krachtige dingen in staan waar je echt iets aan kunt hebben, doe ik het toch:

Als er niets meer klopt (15,95) is te bestellen via Reserveringsformulier ‘Als er niets meer klopt’ (google.com)

Trek het je niet aan

For English, click here

Hij voelt zich buitengesloten, zegt hij. Hij weet niet hoe hij zich moet opstellen. Met wie hij een praatje zou kunnen maken of waar hij kan gaan zitten in de pauze. Ik hoor hem aan en voel me een vulkaan. Er borrelt protest, verdriet, wanhoop, beslistheid en een wereld aan argumenten in mij op. Ik besluit niets te zeggen, ga zitten op een stoel en staar voor me uit. Hoe deed ik dat vroeger, vraag ik me af. Hoe heb ik me staande gehouden in een wereld waarin ik mezelf niet vond passen, anders was, weinig verbondenheid vond en een kloof voelde tussen mij en de rest van de wereld.

Ik duw uit alle macht een kurk in de krater, voel hoe lava zachtjes blijft sijpelen, maar zeg beslist: ‘Wij houden van je. Het geeft niet dat je je daar niet op je gemak voelt. Je mag schijt hebben aan wat andere mensen van je denken. Trek je er maar niets van aan.’ Ineens zie ik mijn vader voor me en hoe hij mij probeerde te helpen sterk te staan tegenover mijn pesters. ‘Trek het je niet aan’, zei hij. Net als ik nu. Maar ik wist niet wat ik ermee moest, want ik wist en weet nog steeds niet goed hoe je dat doet: je er niets van aantrekken.

We zuchten, laten onze schouders zakken en staren door het raam naar buiten. De bomen staan nog steeds op dezelfde plek, staan de wind toe hun blaadjes mee te nemen. Zij trekken zich nergens iets van aan. Blijven onverstoord staan, groeien, geven vrucht op hun tijd. Ik sla een arm om hem heen. Het minste wat ik kan doen, is hem zelf niet buitensluiten. Samen boos zijn op de wereld, samen huilen om het onrecht, samen zoeken naar hoe je in vredesnaam normaal moet doen, erbij kunt horen.

Ik denk aan de boeken die ik heb gelezen en de verhalen die ik van levensechte mensen heb gehoord. Ik vertel hem dat het vaak lijkt alsof alle andere mensen wel weten hoe je sociaal met elkaar om moet gaan en vrienden lijken te hebben, maar dat als je goed luistert en goed kijkt, dat lang niet altijd zo is. Elk mens heeft zijn of haar eigen strijd met zichzelf en met de ander. We kunnen anderen niet veranderen. Alleen onszelf, en ook dat slechts tot op zekere hoogte.

Ineens herinner ik me hoe ik mezelf staande hield toen, en eigenlijk nu nog steeds houd. Zachtjes zeg ik tegen ons allebei: ‘Als je het moeilijk vind om vrienden te maken, vrienden te herkennen, te zien waar je bij hoort. Richt je er dan op om zelf een goede vriend te zijn.’ Het helpt niet veel, maar geeft toch een beetje moed om door te gaan.   

Foto door RODNAE Productions op Pexels.com

Liefhebben

For English click here

Wat is je doel? Die vraag stelt Mirjam van der Vegt in een interview met Groot Nieuws Radio. Ik heb de radio even aangezet toen ik op Facebook las dat ze daar te horen zou zijn. Ik ben deze vrouw gaandeweg steeds meer gaan waarderen en toen ze vertelde dat ze een boek schreef over rust, was ik geïntrigeerd. Rust nemen is voor mij een hele klus. Mijn gedachten razen voortdurend door, ik ben om de klipklap afgeleid en ren regelmatig een nieuwe ‘bunny trail’ af, zoals mijn Lief mijn zijweggetjes van het onderwerp placht te duiden. Daarbij neigt mijn lijf naar voortdurende beweging.

Het is achteraf logisch dat ik tot tweemaal toe in een burnout (nota bene als thuisblijfmoeder) belandde en aan het begin van de lockdown, toen er plots hele dagen vijf kinderen in ons huis verbleven, opnieuw die symptomen kreeg. Toen trok ik trouwens wel op tijd aan de bel.
Maar wat is dat toch met rust. Wat is dat met druk doen. Waarom is pauzeren zo lastig, vooral als je veel taken hebt op een dag? Ik blijk niet de enige te zijn die daarmee worstelt.

‘Wat is je doel?’ vroeg Mirjam van der Vegt dus. Als je doel het halen van de top is, het bereiken van dat ene succes, die ene klus klaren, dat boek in de boekhandel, dat lied op youtube, die blog op internet, dat product in de schappen, dat kind zover krijgen dat het zijn huiswerk maakt, dat recept uitstekend fabriceren, die tocht zonder dwalen ondernemen en noem je eigen doel van vandaag maar op, dan is rust nemen heel wat moeilijker dan wanneer je doel is: liefhebben.

Ik denk er even over na en herinner me wat ze schreef in haar boek, dat ik inmiddels aan het lezen ben: ‘Beoordeel de dag naar wat je zaait, in plaats van wat je oogst.’ Een vriendin schreef een lied over deze uitspraak en ik heb dat sindsdien regelmatig in mijn hoofd.

Van der Vegt moedigt me aan elke dag drie dingen op te schrijven die ik gezaaid heb. Ik besluit dat ’s ochtends te doen, als ik mijn stille tijd houd en mijn dag begin met op te schrijven: Gisteren…. Meestal schrijf ik dan wat dingen op die ik deed en waar ik God voor kan danken of, wat vaker voorkomt, waar ik voor kan bidden. Nu schrijf ik op: Gisteren zaaide ik… en kan wat dingen opschrijven waarin ik liefde gaf aan mensen om me heen, waarin ik een stapje zette om een beter persoon, een betere muzikant, een betere schrijver te worden. Ook herinner ik me dingen die ik liever niet gezaaid had. Woorden die kwetsend waren, daden die liefdeloos en egoïstisch zijn. Als ik er even bij stilsta, realiseer ik me dat ik inderdaad gezaaid heb en ik dank voor wat mooi is en vraag vergeving voor wat niet goed was.

Wat is je doel vandaag? Moet je lijstje af of is het genoeg om met aandacht en liefde deze dag te doen wat je hand vindt om te doen? Ik besluit dat ik mijn todolist niet tot doel ga verheffen vandaag. Mijn doel is leven en liefhebben (en een blog schrijven, dat is dan nu wel even gelukt).

Houten letters

For English, click here

Het is baby loss awareness month. Hoewel, de week waarin dat vooral centraal staat, is al bijna voorbij. Ik heb inmiddels op Facebook al verschillende mooie dingen voorbij zien komen, terwijl ik ondertussen dacht: ik heb hier geen zin in. Zoals elke keer als het gaat om speciale dagen en weken rondom problemen die ik herken en waarover ik open probeer te zijn, voel ik me ook nu niet direct aangesproken. Alsof ik er juist als er om aandacht wordt gevraagd, geen aandacht voor wil vragen en geen aandacht aan wil geven. Maar ook omdat mijn gemis momenteel even niet zo erg op de voorgrond staat en ik daar eigenlijk wel blij mee was.

Gisteravond was het lichtjesavond en ik was er niet bij. Ik was uitgenodigd om mijn lied te komen zingen in een stad hier niet ver vandaan, maar vanwege corona werd het uitgesteld naar volgend jaar. Het leek me bijzonder om mijn lied te laten horen aan andere ouders die hun baby’tje verloren en elke keer als ik het oefende, dacht ik aan mijn eigen kleine schat. Bitterzoet.

Het is dus baby loss awareness month. Een maand met bijzondere aandacht voor miskramen, doodgeboortes en babysterfte. Het verlies van de toekomst met je kind. Onzichtbaar ouderschap. Bij elk bericht dat ik op Facebook en Insta voorbij zag komen, vroeg ik me af of ik er niet ook wat over moest schrijven. Ik deed het niet, omdat ik eigenlijk alleen schrijf als ik iets echt kwijt wil en ook omdat ik, net als voorgaande jaren, steeds in dubio was of ik er wel of geen aandacht aan zou geven.

Het mooie van zo’n maand is dat mensen hun verdriet durven te benoemen en te uiten en dat helpt gewoon. Het vervelende van zo’n maand is dat je met verdriet wordt geconfronteerd, terwijl je er nou net effe niet aan dacht en dat best prettig was.

Vandaag zag ik een foto van de naam van een overleden kindje, met een kaarsje erbij en een mooie tekst. Ik herinnerde me ineens een bericht van de uitvaartverzorgster die de begrafenis van Amanda had geregeld. Toen we Amanda meedroegen de kerkdienst in, had ze een mooi podiumpje gemaakt, met daarop de letters van Amanda’s naam in mooie witte houten letters en daar bij, ook van wit hout twee grote en vijf kleine sterren: het gezin van zeven dat we onzichtbaar zijn gebleven.

In dat bericht vertelde de uitvaartverzorgster dat er een oude vader is, die deze letters met de hand maakt. Voor elke baby voor wie zij het afscheid regelen, vervaardigt hij de letters van hun namen. Ik was ontroerd toen ik dat hoorde en dankbaar voor zijn werk. Haar naam in die houten letters vertellen me dat ze er was, dat ze geliefd is en een naam heeft. Ik had beloofd een foto te delen in dat bericht, maar was het vergeten. Toen ik de foto van de naam van dat andere overleden kindje zag, wilde ik ineens ook een foto van de naam van mijn overleden kindje maken. En delen.

Het is per slot oktober: baby loss awareness month.

Zo staan de letters nu in de vitrinekast op onze slaapkamer
Hier zagen we de letters voor het eerst, toen we de zaal inliepen met Amanda voor haar begrafenis

Schakelen

Langzaam liep mijn agenda weer vol
Een afspraak hier, een opdracht daar
Veel tijd alleen
gedachten ordenen
verwoorden
verklanken
Er kwam weer ritme
mijn hoofd liep niet meer over
ruim voor de dag om was

Ik was weer omgeschakeld
naar gewoon normaal
met anderhalve meter afstand
wat gewoon niet normaal is.

Toen kwam de brief
Uw kinderen krijgen alternerend onderwijs
Concreet
drie van de vijf schooldagen een kind thuis
met onderwijs op afstand
en aanwezigheidsplicht
alleen werkt dat dus niet zo
voor ieder kind
of ouder

Ik hoop dat terugschakelen
iets sneller gaat

Echt nooit alleen

For English, click here

‘Hoe gaat het nu met je?’ vroeg de presentatrice. Terwijl ik de tranen uit mijn ogen wrijf, zeg ik: ‘Ja, goed!’ en vertel hoe zwaar het was en hoe ik mijn weg vond. Op 13 september kwam er een stukje van mijn verhaal in het programma Ik mis je op televisie. Ik kon het zelf niet zien op het moment dat het uitgezonden werd, omdat ik dienst had als aanbiddingsleider in de kerk. Maar toen de dienst afgelopen was, fietste ik naar de begraafplaats, ging op het bankje vlakbij Amanda’s graf zitten en keek naar de uitzending.

Ze hadden me een jaar geleden hiervoor gevraagd en het interview was al een paar keer uitgesteld, maar op 18 mei, een dag voor mijn verjaardag, was het dan zover. De kou waar ik steeds tegenop had gezien, bleef uit. Het was prachtig, zonnig weer en ondanks alle afstand wegens corona, hadden we een mooi, intiem gesprek. Het was fijn om nog eens heel uitgebreid te vertellen wat er was gebeurd en hoe ik er met vallen en opstaan mee leerde leven. Daarna was het uit mijn handen. Ik had twee uur lang voor de camera staan praten en allerlei dingen verteld over mijn weg door het land van rouw. Nu zou de programmamaker er zes à zeven minuten televisie van gaan maken. Ik hoopte maar dat hij de essentie eruit zou weten te halen en recht zou doen aan mijn verhaal, aan Amanda, aan onze situatie, aan God.

Daar op dat bankje bij het graf van mijn dochter kon ik rustig huilend en ontroerd naar het programma kijken. Wat hebben ze dat mooi gedaan zeg. Ik zie mezelf zoals ik ben en ook al zei ik nog zoveel meer, dit bevat toch wel de kern van wat ik graag heb willen zeggen. Ook als het gaat over mijn geloof. Ik hoor mezelf vol overtuiging zeggen dat God ons nooit alleen laat en inderdaad ben ik daar nu meer van overtuigd dan ooit tevoren. Terwijl ik ook in de eenzame tijden dat ik als klein kind in het ziekenhuis lag, vaak merkte dat God er is. Ook als je het niet ziet. Ook als de omstandigheden niet veranderen.

Maar terecht vertelde iemand na het zien van Ik mis je: ‘Ik heb dat helemaal niet zo ervaren in een hele moeilijke tijd van mijn leven. Toen merkte ik helemaal niet dat God dichtbij was’. Toen ik dat hoorde, realiseerde ik me dat dat (lange) deel van mijn weg in het interview niet naar voren komt. Bij de bevalling heb ik Gods nabijheid gemerkt. In het kaartje van mijn nichtje had ik zeer sterk het gevoel dat God antwoord gaf op een belangrijke vraag die ik had: Wie kijkt er nu naar Amanda om? Maar daarna was het maanden lang zwart. Vol verdriet, soms vol wanhoop: Wat geloof ik nog? Wat staat er nog overeind van wat ik vroeger allemaal dacht en aannam?

In die tijd voelde God helemaal niet dichtbij en heb ik me regelmatig afgevraagd of ik überhaupt nog geloofde. Omdat ik in die tijd zocht naar een boek dat eerlijk vertelde hoe je in vredesnaam vasthoudt aan je geloof als je eigenlijk alleen maar verdriet en wanhoop voelt, ben ik zelf een boek hierover gaan schrijven. Het is pas achteraf, na een jaar of twee, dat ik terug kon kijken en zag: Ja, Hij liet me niet alleen. Er waren mensen die me de goede weg op wezen, er waren kleine dingen waaruit bleek dat ik niet alleen was.

Dus hoor je mij in een interview, drie jaar na het overlijden van mijn dochtertje vol overtuiging zeggen dat Hij ons echt nooit alleen laat. Dat was niet hoe ik het altijd heb ervaren, zeker niet in het eerste jaar. Maar dat is wel wat ik nu ik erop terug kijk kan zeggen. Hij laat ons echt nooit alleen. Jou ook niet, ook al voel je dat nu misschien wel helemaal niet.

https://ikmisje.eo.nl/televisie/zondag-13-september-2020-855-uur

Ik sta op

For English click here

De laatste tijd heb ik steeds hetzelfde lied in mijn hoofd en ik wist eerst niet wat ik ermee moest. Ik schreef dit lied in de zomer van 2018 en het heet ‘Ik sta op’. Ik schreef het nadat ik tijdens een gezamenlijk gebed in gedachten een bruid zag die achter een doorzichtig gordijn stond. In het midden van een zaal was er een spotlight en ik had het gevoel dat die bruid achter dat gordijn vandaan moest komen om in dat licht te gaan staan.

Ik was benieuwd wat dit plaatje kon betekenen en ging in de bijbel zoeken op ‘bruid’. Psalm 45:11 in de Bijbel in Gewone Taal raakte me: ‘Luister, bruid, luister goed! Vergeet waar u vandaan komt, vergeet uw familie.’ Het was alsof God toen ik dat las tegen me zei: ‘Ineke, wees niet langer bang om te zeggen wat je denkt en te laten zien wat je voelt. Laat achter wat anderen van je zouden kunnen denken en vertel gewoon wat Ik je laat zien en wat je meemaakt.’ Het was precies wat ik nodig moest horen en toen ik er een lied over schreef en het zong voor de groep liedschrijvers waar ik op dat moment was, besefte ik dat ik niet de enige was.

Na die zomer preekte ik voor het eerst in onze kerk, werd ik gevraagd om een boek te schrijven en werd ik columnist voor Puur Magazine. Ik had dat lied nodig om de moed te vinden om daadwerkelijk op te staan en me uit te spreken. Daarna verdween het naar de achtergrond. Tot nu, en toen ik er weer eens naar luisterde, ontdekte ik dat ik het opnieuw nodig heb om het te horen en te zingen.

Mijn tweede boek ligt bij de uitgever. De komende weken hoop ik nog een paar liederen op youtube te kunnen zetten. Ik kreeg een aanvraag om het lied dat ik over Amanda schreef op een bijeenkomst van ouders van overleden kinderen te zingen (dit is inmiddels een jaar verplaatst ivm Covid-19). Morgen publiceert de website van ‘Ik mis je’ dit lied en dit programma vroeg me vorig jaar of ze me mochten interviewen. Aanstaande zondag komt er een stukje uit dat interview op televisie en ik weet van tevoren niet welk stukje dat is. Zelf kan ik het niet meteen zien als het wordt uitgezonden, want ik leid dan het zingen in mijn kerk.

Vandaag ontdekte ik hoe spannend, eigenlijk eng, ik het eigenlijk allemaal vind en dat bevreemdt me, want ik wil graag gelezen en gehoord worden. Iets schrijven zonder dat iemand het leest is ook niet wat ik wil. Het is gaaf als iemand laat weten dat ie mijn melodie speelt op de piano of met veel plezier mijn boekje over Daniël gebruikt. Maar toch bespringt de angst voor wat mensen wel niet van me vinden me voortdurend en sta ik helemaal niet zo graag in de spotlights. Ik vind mijn studeerkamer of mijn muziekhoekje een prima plek om te verblijven.

Kennelijk ben ik nog steeds bang om kwetsbaar te zijn, mezelf te laten zien. Terwijl dat juist is waarvoor ik koos en waardoor ik deze blog begon. Iemand bevestigde dat deze week toen ik dit appje kreeg over de komende televisie-uitzending: ‘Wat is het mooi om te zien hoe Amanda’s leven nog steeds andere mensen raakt en wat een cadeau is jouw keuze Ineke om je verhaal te vertellen en je kwetsbaarheid te laten zien.’

Toen wist ik het weer. Ik wil mensen een kijkje geven in mijn gedachten, mijn gevoelens, mijn leven. Om ze te bemoedigen en te laten weten dat ze niet de enige zijn die worstelen met geloven, rouw, teleurstellingen, zichzelf zijn, het leven, opvoeden, huwelijk, enzovoorts. Dus klinkt misschien daarom die roep weer en heb ik het idee dat het goed is dat ik ook dat hier deel want het geldt niet alleen voor mij en het is zeker niet alleen voor mij moeilijk:

Stap uit het duister. Ga midden in het licht staan. Wees wie je bent. Houd op je zelf te beschermen en sta God toe jouw beschermer te zijn en jouw licht, dat op je schijnt. Ik ga mijn lied zelf maar weer eens zingen.

Marjolein

For English, click here

∞∞∞ Zoals hij daar zit. Ellebogen op tafel, overhemd half open, hoofd boven zijn bord, lepel in de linkerhand. Klaar om haar culinaire experiment te proeven. Hij bewoog zijn lepel naar het bord en ze keek naar de hap die hij wilde nemen. Uren geleden was de knop omgegaan. Terwijl ze nadacht over het avondeten, had ze zich ineens afgevraagd hoe vaak ze dit eigenlijk wel niet had gedaan. Bedenken wat te eten, recepten zoeken, boodschappen doen, in de keuken staan met Sophietje scharrelend om haar heen, soms gezellig kletsend, soms dreinend en zeurend. Weer had ze die scherpe pijn gevoeld en zich schokkend gerealiseerd dat ook dat voorbij is. Dood betekent echt nooit meer. Ze was opgestaan en had naar buiten staan staren en haar oog was gevallen op de paarse bloemen in de tuin. Toen ze hier net woonden had ze opgezocht wat het was. Monnikskap. Giftige inheemse plant. Dodelijk bij twee tot drie gram van de blaadjes of één a twee gram van de stengel.

Ineens was daar het plan. De bloemen lijken wel wat op violen, dacht ze, en die zijn eetbaar. Ze googlede en vond ‘Viooltjesrijst met paddenstoelen’. Dat klonk lekker. Hoelang geleden was het dat ze paddenstoelen hadden gegeten? Sinds Sophie met de pot mee at, had ze die niet meer op tafel gezet. Kinderen houden doorgaans niet van champignons. Nu kon het weer. Met een wee en wrang gevoel had ze haar vlijmscherpe mes in de bloemen gezet. Toen zag ze al voor zich hoe Maurits zou kijken. Nu zat hij daar en keek inderdaad verlangend naar zijn bord. De smaak is werkelijk bitter, dacht ze toen ze haar hap had doorgeslikt en keek of hij het lekker vond. ∞∞∞

Ik ben begonnen met de Schrijversacademie. Ik wil ontdekken of ik ook fictie kan schrijven. Een kinderboek bijvoorbeeld of gewoon, een prachtig verhaal. Voor mijn eerste schrijfopdracht moest ik een foto van iemand zoeken en daarbij allerlei vragen beantwoorden. Vervolgens moest ik op basis van al die antwoorden een tafelscène schrijven uit een thriller of een romantisch verhaal. Dit verhaaltje ontstond toen. Over Marjolein, haar man Maurits en hun overleden dochtertje Sophie.

Ik was helemaal niet van plan om te schrijven over iemand wiens dochter overleden is en ik was heel verbaasd dat dat toch gebeurde. Zit het dan zó in mijn systeem dat dat er onbewust uitkomt? Ook in mijn fantasie, als ik gewoon maar wat zit te verzinnen? Ik ben gauw naar de volgende schrijfopdracht gegaan, maar toen bleek dat ik verder moest met dit personage. Ik zit dus even vast aan Marjolein met haar kleine Sophie. Ik voel verzet.

Ik ben maar gaan fietsen. Ik voelde me boos en verdrietig en kon er de vinger niet opleggen waarom. Fietsend bedacht ik dat het zo geniepig is. Dat de dood van je kind kennelijk zo in je gaat zitten dat het deel van je wordt. Of je dat nou wilt of niet. Ik haat het Freudiaanse eraan, het onbewuste ervan, en het feit dat het me dus niet lukt: het achter je laten. Het heeft me weer ingehaald, zelfs in mijn fantasie en ik zal ook dat dus moeten accepteren. Het is deel van wie ik ben en misschien is voor mij een personage van wie een kind is overleden, wel een heel normaal personage, net als wie dan ook.

Ik ben benieuwd hoe het verder gaat met Marjolein.  

Verruimd hart

For English, click here

Iedereen die met een ingrijpend verlies te maken heeft, komt voor de uitdaging te staan om aan de ene kant de duisternis van het verlies onder ogen te zien en aan de andere kant dankbaar verder te leven. We gaan de uitdaging aan door te leren ons verlies in onszelf op te nemen en erdoor verruimd te worden. Als we dat doen groeit ons vermogen om goed te leven en God intiem te kennen. Proberen onder het verlies uit te komen is veel minder gezond én veel minder realistisch, als je bedenkt hoe vernietigend dat kan zijn, dan er door te willen groeien.

Deze wijsheid komt uit een boek dat ik een tijd geleden las. Een prachtig, openhartig verhaal voor iedereen die te maken heeft met ingrijpend verlies. De schrijver, Jerry Sittser, verloor in een ongeluk in één klap zijn moeder, zijn vrouw en zijn dochter. Hij bleef als alleenstaande vader met drie levende kinderen achter. In zijn boek Verborgen genade is hij verademend eerlijk over zijn gevoelens, zijn worsteling, zijn twijfels en zijn keuzes. Hij maakt wat hij leerde bruikbaar voor mensen die een dierbare verloren, hun gezondheid of werk kwijtraakten, of hun diepe verlangens niet of heel anders vervuld zagen worden.

Ik herken mijn eigen weg in de zijne. In de afgelopen jaren waarschuwden mensen me regelmatig dat ik niet moest zwelgen in verdriet of zelfmedelijden. Maar vroeger deed ik juist altijd alsof de dingen die mij overkwamen, niets voorstelden, ook al zag ik de schrik en het medelijden in de ogen van mensen als ik erover vertelde. Ik begon pas te genezen toen ik erkende dat het wél erg was. Daarom bad ik toen Amanda overleden was maar gewoon: ‘Heer, ik wil niet zwelgen en ik wil ook niet in zelfmedelijden terechtkomen. Wilt U me daartegen beschermen en het me laten zien wanneer ik er toch in trap.’ Ik koos om te vertrouwen dat Hij dat zal doen en besloot mijn verdriet, mijn twijfels, mijn wanhoop en mijn angst in de ogen te kijken.

Althans. Ik probeerde het. Het lukte lang niet altijd en tot mijn grote opluchting lukte het de auteur van dit boek ook niet altijd. Soms was Netflix wekenlang mijn beste vriend. Het eerste jaar heb ik veel te vaak een fles wijn opengetrokken en niet eerder las ik zoveel flutboeken als in die tijd. Ik wilde heel vaak niet voelen, niet onder ogen zien. Het duister was zo ongelofelijk duister en soms leek het wel alsof er geen einde kwam aan de tranen als ik ze eenmaal toeliet.

Maar vanaf het moment dat we de verschrikkelijke ontdekking deden dat onze dochter overleden was en mijn hart werd verscheurd, was ik me scherp bewust van vier jonge mensen die keken hoe ik hiermee omging. Ik wilde dat mijn vier levende kinderen die hun zusje verloren, niet ook hun moeder zouden verliezen omdat ze mentaal niet meer aanwezig is, teveel overmand door verdriet. Meteen toen we thuis kwamen en onze kinderen het nieuws moesten brengen, probeerde ik ruimte te geven aan hún en aan míjn verdriet, ook al wist ik eigenlijk helemaal niet hoe dat moest. Ik bestelde boeken over rouwverwerking bij kinderen en vroeg mensen naar mijn kinderen om te zien.

Als ik niet mocht huilen van mezelf, gaf ik indirect de boodschap dat zij dat dus ook niet mochten. Als ik me niet af mocht vragen waar God was in dit alles, gaf ik hen indirect de boodschap dat zij dat dus ook niet mochten. Als ik mijn gevoelens verdoofde en dom filmpjes zat te kijken, naar de fles greep of als een malle het huishouden ging doen, dan liet ik hen zien: zo moet je omgaan met verdriet.

Dat wilde ik dus niet. Sittser zegt precies hetzelfde en ik vind het heerlijk om die herkenning te vinden. Hij faalde regelmatig hopeloos. Het verdriet is zo groot. De kracht zo weinig aanwezig. Je kunt zo intens moe zijn van al dat verdriet dat je gewoon wilt vluchten en verdoven.

Maar toch, iets wat me diep raakt in dit boek en wat ik heel graag met jou wil delen, is: Je krijg steeds weer de kans om keuzes te maken en al die kleine beslissingen doen ertoe. Op een gegeven moment besloot ik opnieuw dat ik alleen zou drinken in het weekend. Dat ik alleen ‘s avonds nog wat ging koekeloeren omdat het me hielp even aan iets anders te denken. Ik leerde momenten in te plannen dat er ruimte was om het verdriet vol in het gezicht te kijken en wat Sittser schrijft, gebeurde inderdaad. Mijn ziel verruimde. Ik leerde God intiemer kennen. Niet meteen, want eerst was daar die diepe twijfel en wanhoop. Maar gaandeweg.

“Nooit was ik zo gebroken; ik ben echter ook nog nooit zo heel geweest. […] Ooit dacht ik dat verdriet en vreugde elkaar uitsloten, net als pijn en genot, dood en leven, maar nu zijn het onderdelen van een groter geheel. Mijn hart en ziel zijn verruimd.” (p212) Het betekent niet dat verdriet verdwijnt. Maar wel dat je dankbaar verder kunt leven, omdat je ziel gegroeid is en verdriet en vreugde samen kunnen gaan. Je hart is verruimd.

Naar aanleiding van: Jerry Sittser: Verborgen genade; hoe de ziel kan groeien door verlies.

 

Laatste keer

For English, click here

‘Is dat je laatste?’ ‘Gefeliciteerd met je jongste.’ ‘Heb je dan straks niemand meer op de basisschool?’ Aarzelend zeg ik ‘ja’ en ‘dank je wel’ en ‘inderdaad’ en vraag me af of ik nu afgestompt ben, het heb verwerkt of dat de tranen nog gaan komen.

Het blijkt het laatste te zijn. Ik hield het droog bij de musical en de slotdagen bij wijze van coronaschoolkamp. Maar straks moet ik onze vierde opwachten op het schoolplein na een spetterend slotfeest en nu stromen de tranen ineens over mijn wangen.

Straks proost ik op onze vierde. Klink op het leven, de tijd die achter ons ligt en de tijd die gaat komen. Straks zie ik dat kleutertje van toen als bruggertje in spé het schoolplein op rennen. Ik voel trots. Plezier in wie dit kind is en zal worden. Ik ben zo dankbaar voor dit kind van ons.

En straks haal ik voor de laatste keer mijn kind van de basisschool en dat doet pijn. Het was niet de bedoeling dat dit de laatste keer zou zijn en toch is dat nu wel het geval. Dus voelde ik een tijdje maar even niets, ging naar de musical, de slotdagen. Het is nu eenmaal zo en ik ben beslist trots op mijn vier pubers, van wie de oudste morgen het diploma voor de middelbare school zal ontvangen. Ik wens hen niet jonger, ik wil ze niet klein houden, maar in mijn hart leeft er nog een die nu drie zou zijn en met wie ik het hele circus nog een keer met liefde zou doorlopen.

Dus wat nu? Ik wil niet met mijn ziel onder de arm naar het schoolplein lopen. Ik wil de mamma zijn die haar kind met volle aandacht groet en omhelst. Ik wil dat gevoel van gemis en verdriet niet hebben zeuren, maar besef opnieuw dat het zo niet werkt. Gevoelens onderdrukken betekent dat je verdriet minder voelt, maar vreugde ook minder diep ervaart.

Dus maar weer schrijven. Ruimte geven aan verdriet. Om straks samen met mijn Lief ons kind blij op te halen. Waarschijnlijk dus voor de laatste keer.  

Foto’s/Vaderdag

For English, click here

Ik ben de foto-albums aan het bijwerken. Deze week plakte ik voor de derde keer de foto in van toen ze hoorden dat ze een broertje of zusje kregen. De blijdschap en het enthousiasme spat ervan af naast bordjes met beschuit met muisjes. We krijgen een baby! Wetend hoe fout dit allemaal zou aflopen, schrijf ik erbij hoe het kind voor wie dit album is reageerde en vraag me af waarom ik dit ook alweer doe.

Ik voel woede groeien. Dit was dus niet waar we voor gingen. Kijk nou hoe enthousiast ze zijn. Ze krijgen andere kamers om ruimte te maken. Ze bereiden zich voor om dit kindje te verwelkomen. Wat keken we uit naar deze baby. Maar het is inmiddels drie jaar later. Ik weet al wat ons te wachten staat: een moeilijke vakantie in Duitsland waar de groeiachterstand van Zusje als het zwaard van Damocles boven ons hangt en kort daarna het vernietigende nieuws dat onze dochter stilletjes in mijn buik overleed.

2017 is gewoon een rotjaar. Het liefste sla ik dat jaar in alle albums over. We maakten minder foto’s in die tijd, maar op de foto’s die er zijn, lijkt rouw als een zware sluier over wat er zich afspeelt heen te liggen. Het voelt bijna nep om er leuke verhaaltjes bij te schrijven, maar ik weet dat het míjn woede, pijn en verdriet is, niet persé dat van hen. We probeerden er het beste van te maken en ze een fijne jeugd te geven terwijl we ondertussen ook wel weten wat de naam van deze website zegt: we zijn zo gebroken als wat en proberen echt te zijn. Kinderen voelen het haarfijn aan als er iets is dus je kunt maar beter eerlijk zijn.

Terwijl ik de foto’s inplak besef ik opnieuw dat dit níet was wat wij in gedachten hadden voor onze kinderen. In plaats van met een baby leren omgaan en later een eigenwijs peutertje, moesten we ze leren rouwen en leven met gemis. Dit maakt deel uit van ons gezinsleven, van hun jeugd. In mijn hoofd hoor ik Boudewijn de Groot over de zouteloze praatjes en besluit een liefdevol maar eerlijk verhaal te schrijven, hoeveel moeite het me ook kost. Dit hoort erbij.

Al heb ik in de loop van de tijd mijn ziel tot rust gebracht, zoals de bijbel dat zo mooi zegt en al zie ik wat voor moois ontstond uit alle ellende, toch sluimert nu toch die woede weer even en moet ik daar opnieuw een weg in vinden. Het is gewoon zo ontzettend stom om te moeten schrijven dat er een baby komt terwijl je weet dat die baby overleed en vervolgens foto’s inplakt van het strand waar de kinderen in het zand ‘Amanda’ hebben geschreven, omdat zij op dat moment thuis ligt opgebaard.

Vandaag is het voor de derde keer sinds die tijd Vaderdag. Ik schreef aan mijn Lief: ‘Wat ben ik trots op jou. Je bent een hele goede vader voor … (en schrijf de namen van onze levende kinderen) en van Amanda en een vaderlijke man voor zoveel anderen.’ Opnieuw borrelt de boosheid op die me deze weken overvalt. Je bént haar vader, maar je kunt geen vader voor haar zijn.

‘Ik ga even langs het graf’, zegt mijn Lief een paar uur later. Ik zat in de tuin wat te lezen. Ineens realiseer ik me dat hij hetzelfde voelt als ik en het voor mij tijd is om even te schrijven. Hij is voor altijd haar vader. Zij is voor altijd mijn dochter. Straks komen de oudste kinderen en gaan we barbecueën. Ik denk dat ik eerst maar eens even broken but real ga zijn bij de Vader van alle vaders. Want soms moet je eerst even stilstaan bij wat mist. Zodat je vervolgens kunt genieten van wat je hebt.

May the force be with you

For English, click here

Omdat ik vind dat mijn kinderen tenminste The Sound of Music, Forrest Gump en Dead Poets Society moeten hebben gezien in het kader van hun culturele opvoeding, en deze films niet perse het favoriete genre zijn van mijn Lief, opperde hij dat we dan nu ook wel eens Star Wars konden gaan kijken met zijn allen. Deze Coronatijd leent zich uitstekend voor lange filmavonden. Inmiddels hebben we zes episodes gezien. 

Waar mijn gezinsleden klaterend lachen om de vreemde wezens, moet ik vechten tegen walging terwijl ondertussen hun gelach als muziek in mijn oren klinkt. Toch vind ik deze films ook bijzonder interessant. Vanmorgen, toen we onze onlinekerkdienst aan het kijken waren (ik zou liever meebeleven willen zeggen, maar een onlinekerkdienst op de bank thuis is toch werkelijk wel arbeidsintensiever voor ouders dan ze in een gewone dienst samen met peers de dienst mee te laten doen), bedacht ik me dat ik nu begrijp waarom onze Starwarsfanvoorganger steeds zegt: ‘I am not going to say ‘may the force be with you’, but ‘may the Spirit guide and keep you’’ Waarmee hij dus steeds aan Star Wars refereert en de indruk wekt dat die films mij iets leren over de Heilige Geest.

Vandaag is het Pinksteren, het feest van de Heilige Geest. Ik denk dat je de Heilige Geest beter kunt vergelijken met Obi Wan Kenobi dan met the force en dat Yoda een paar diepe inzichten geeft over wat geloof is. Toch is zeggen ‘may the Spirit be with you’ met een knipoog naar de the force uit Star wars, helemaal zo gek nog niet, want net zoals Anakin, Obi Wan Kenobi, Yoda en Luke vechten met hun lichtzwaard en tappen uit the force, zo leren christenen de bijbel kennen als het zwaard van de Geest en proberen we te ‘leven uit de Geest’, wat betekent dat je leert luisteren naar de stem in je hart die je de weg wijst, net zoals Obi Wan Kenobi Luke op cruciale momenten de wijsheid en ideeën geeft die hij nodig heeft in zijn strijd tegen het kwaad.

Obi Wan Kenobi staat Luke bij, coacht en helpt hem om de juiste dingen te zien en te doen. Ik geloof niet dat het oké is om geesten op te roepen. Maar ik zie wel in hoe deze geest van Obi Wan Kenobi in beeld  wordt gebracht, een parallel met hoe de Heilige Geest in mijn geloof werkt. Hij leidt, troost, brengt je op ideeën, waarschuwt, vertelt soms iets over de toekomst. Heel persoonlijk. Niet als een force, een kracht, maar als een persoon, heel dichtbij.

Waar Obi Wan Kenobi en the force iets laten zien van het werk van de Heilige Geest in het leven van een christen, is Yoda een soort modelchristen. Er is een scene waarin Luke met behulp van de force zijn ruimteschip weer uit het water moet tillen. Hij gelooft dat het onmogelijk is, dus het gebeurt niet. Yoda doet uiteindelijk vaderlijk zuchtend en liefdevol voor hoe het moet en leert, net als de bijbel, dat er niets onmogelijk is voor wie gelooft. Ik vind het een confronterende scene. Want het is waar. Als ik zonder twijfel bid en me laat leiden door de Heilige Geest en spreek in geloof, gebeuren er onmogelijke dingen. Ik heb koorts zien verdwijnen, oren zien genezen, mensen zien kalmeren en vredig slapen, mensen die bang waren voor de dood, rustig zien sterven en nu ik erover nadenk en probeer wat dingen op te noemen, zie ik hoeveel de Heilige Geest eigenlijk in mijn leven doet.

Maar er gaan ook mensen dood. Er gaan ook dingen mis. De relaxte kijk van Yoda op die ‘casualties’ vond ik ook frappant. Hij zegt dat de dood bij het leven hoort en het niet altijd het belangrijkste om te voorkomen dat iemand sterft, maar wel dat iemand zijn ‘destiny’ vindt. Ik geloof dat je die vindt in Jezus volgen en je laten leiden door de Heilige Geest. Yoda is daar verder vaag over en als hij zelf sterft, gaat hij eeuwig slapen. Dat is niet hoe ik het zie. Als ik sterf, zal ik juist leven.   

Natuurlijk is een film gewoon een film, maar toch ben ik na het zien van deze Star Wars films vandaag weer met een frisse blik Pinksteren aan het vieren en zeg ik graag tegen jou: May the Spirit be with you. Ik wens je vrede, liefde, troost, moed, geloof en kracht. Vanavond Star Wars deel 7 denk ik.

Ik wil zien wat je zegt

Ze feliciteerde me met mijn verjaardag met een grappige foto van haarzelf. Zo leuk om haar te zien. Toen ik het even op me in liet werken, kreeg ik tranen in mijn ogen. Niet omdat zij op de foto stond, maar omdat ze een mondkapje draagt. En niet zo maar een mondkapje. Het heeft een venster en ik kan haar mond zien. Ze blijft zichtbaar. Ik voelde me zo dankbaar.

Er is iets met die mondkapjes. Ze geven me de kriebels en een wat angstig gevoel. Steeds als ik foto’s zie van mensen met die dingen op, of berichten lees dat ze hier misschien verplicht worden, voel ik lichte paniek en nu weet ik waarom.

Als jij een mondkapje draagt, raak ik nog meer geïsoleerd. Want als ik je mond niet zie, kan ik je niet goed verstaan. Ik moet kunnen zien wat je zegt want alleen horen is meestal niet genoeg.

Ik heb een onzichtbare handicap. Als je goed kijkt, kun je wel een hoortoestel zien zitten, maar verder merk je het niet aan mij. Het lukt me prima om te functioneren maar het gaat niet vanzelf. Ik heb zo mijn handigheidjes om mee te komen in de gewone horendenwereld en liplezen is daar de belangrijkste van. Precies dat maakt een mondkapje onmogelijk.

Dat mondkapjes een veilig gevoel geven en in een aantal situaties hoogstnoodzakelijk zijn, begrijp ik. Toch hoopte ik hevig dat ze verder niet gebruikt gingen worden in Nederland. Maar inmiddels worden ze in het openbaar vervoer verplicht en kom ik overal advertenties tegen die ze aanprijzen. We kunnen elkaar daardoor weer ontmoeten, maar ik voel me er juist geïsoleerder door.

Net als bij de tandarts. Hij draagt altijd zo’n ding en we kijken nooit erg naar elkaar uit, vermoed ik. Hij is sowieso wat moeilijk te verstaan, maar met een mondkapje kan ik niets maken van de geluidsstroom die mijn kant op komt. Ik heb mijn Lief vaak als vertaler mee genomen, maar dat kan niet altijd. Uiteindelijk vonden we een weg waarbij hij zijn kapje op en af doet: op als hij zijn taken uitvoert, af als hij iets vraagt of vertelt wat hij gaat doen. Ik ben blij met zijn begrip en manier van werken, al zal ik de volgende keer mijn Lief weer strikken, want het zal ook bij de tandarts nu wel anders gaan.

Maar het kan dus allebei. Een mondkapje opdoen én zichtbaar blijven. Ik ben hier zo blij mee en stel voor dat we allemaal voor dit model kiezen. Dus als je in het openbaar verstaanbaar wilt blijven, maar toch een mondkapje moet dragen, gebruik er dan een met een venster. Zodat ik (en vele andere onzichtbare doven en slechthorenden) kan zien wat je zegt.

anette

Mijn schoonzus Anette Polhuijs maakt en verkoopt de mondkapjes zelf. Voor meer info kun je haar mailen: Polhuisje72@gmail.com

Mother’s heart – een lied

Soms kun je beter iets bezingen dan beschrijven of uitleggen. Daarom vandaag een lied. Over moederharten en moederliefde.
(Vertaling van de tekst naar het Nederlands vind je onder de Engelse tekst)

This mother’s heart, created to cherish
To care and to comfort, those who are near her.
This mother’s heart, broken and fractured
In life’s circumstances, through loss and hurt

This mother’s love, strong as a lion
Fights like a tiger to shield what’s hers
This mother’s love, scattered, expanded
To lavish the ones that love her loved ones

Night and night, kneeling down
Bringing all before the Lord
Surrendering dreams and fears
Acknowledging He’s in control

This mother’s heart was never abandoned
But tender reflecting the love of God
This mother’s heart, damaged and injured
Pictures the hurt of God wanting us

This mother’s love, always renewing
Through all the serving deepened and sure
This mother’s love, painful and glorious
Mirrors the deepness of Gods love for us

Vertaling:
Dit moederhart, geschapen om degenen om haar heen te koesteren, te zorgen en te troosten.
Dit moederhart, gebroken en beschadigd in de omstandigheden van het leven, door verlies en pijn.

Die moederliefde, sterk als een leeuw, vecht als een tijger om wat van haar is te beschermen
Die moederliefde, verbrijzeld, uitgebreid naar degenen die haar geliefden lief hebben.

Nacht en nacht, neergeknield, alles bij de Heer gebracht
Dromen en angsten overgegeven,
erkend dat Hij de controle heeft

Dit moederhart was nooit verlaten maar weerspiegeld kwetsbaar de liefde van God
Dit moederhart, beschadigd en gewond laat de pijn van God die naar ons verlangt zien

Die moederliefde, die zich altijd vernieuwd door het dienen verdiept en zeker
Die moederliefde, pijnlijk en glorieus, weerspiegelt de diepte van Gods liefde voor ons.

Niet alleen maar rouwen

‘Het lijkt wel alsof sommige mensen denken dat ik alleen maar aan het rouwen ben’, verzuchtte ik een tijdje geleden. ‘Vind je het gek?’ antwoordde mijn Lief. ‘Dat is toch ook waar je over schrijft.’

Het ging al vaker door mijn hoofd. Ik schrijf wel over andere dingen dan verdriet, maar dat komt op puurvandaag.nl of op Facebook terecht. Als je mij niet regelmatig spreekt en alleen de blogs op mijn eigen website leest, zou je kunnen denken dat ik vooral veel in zak en as zit.

Laatst vroeg iemand me vrij direct of ik wel kon accepteren dat mijn kindje er niet meer is en me kon richten op het leven nu. Het verbaasde en kwetste me, want als ik íets doe, dan is het wel keer op keer kiezen voor wat er nu is. In mijn hoofd begon ik al een verwoede discussie, maar al snel schreef ik een lange mail over hoe je los kunt laten en toch nog regelmatig overvallen kunt worden door verdriet. Over dat ik met mijn blogs verbinding zoek, in openheid en kwetsbaarheid.

Inmiddels ben ik blij dat deze persoon de moeite nam om me te bevragen. Het is vast niet de enige die zich afvraagt of ik alleen maar aan het rouwen ben. Ik wil op mijn website al veel langer over andere dingen schrijven, maar deed het niet omdat ik mensen die net een kindje zijn verloren er niet mee wilde lastigvallen. Inmiddels heb ik een oplossing gevonden. In het menu van mijn website kun je voortaan onder de knop ‘Amanda’ al mijn blogs over mijn weg door het land van rouw lezen. In de mails staat er bij blogs over rouw: ‘categorie: Amanda’.

Ik ben dus niet alleen aan het rouwen. Wel ontdekte ik de afgelopen drie jaar hoe ingrijpend het is om een kind te verliezen. Het gaat dieper dan ik had verwacht. Sommige mensen zeiden: ‘Ze is bij God, jij hebt hier nog wat te doen, dus je moet verder’. Ik beaamde dat, maar het lukte me niet om me er zomaar overheen te zetten en daardoor voelde ik me maandenlang minderwaardig, ongelovig en slecht. Ik wist niet hoe ik erover moest praten en dus ging ik schrijven, op zoek naar woorden om uit te leggen hoe rouwen voelt. Op zoek naar (h)erkenning en verbinding, want wat is rouwen eenzaam en wat kan het verlichting geven als je weet dat anderen meeleven en dingen herkennen.

Een paar maanden later las ik een interview met een dominee die preekte over geloof als het moeilijk is, vervolgens zijn kind verloor en daarna bleef preken. In dat interview vertelt hij dat hij nog elke dag huilt om zijn kind. Ik was zo blij dat hij dat zei en kon het me zo goed voorstellen. ‘Zie je wel?!’ dacht ik, ‘het is dus niet raar of gek’. Geloven dat je kind in de hemel is, maakt het gemis niet minder. Het stelt wel je hart gerust: mijn kind is veilig. Maar er blijft nog steeds een lege plek hier waar je mee moet leren leven.

Ik huil niet meer elke dag om mijn dochter, maar het gemis duikt nog wel onverwachts op, slaat als een golf over me heen. Dan sta ik weer te proesten en naar lucht te happen en probeer ik opnieuw mijn evenwicht te vinden. Op die momenten heb ik ruimte nodig om bij te komen, te verwerken en te begrijpen wat er gebeurt. Ik doe dat schrijvend. Omdat, zoals Jonathan Franzen dat zo treffend zegt: ‘Schrijven is het ordenen van je gedachten. Al schrijvend ontdek je wat je daarvoor hooguit vermoedde.’ Schrijvend ontdek ik wat er bij me leeft. Door het te delen, erken ik het en de reacties helpen me te zien dat ik niet gek ben en ook niet de enige.

Ik kan niet stoppen met van Amanda te houden en ben ook niet gestopt haar moeder te zijn. Ik geef niet letterlijk een-vijfde van mijn aandacht aan haar, maar vind het wel fijn om te schrijven over wat zij met ons doet en op die manier ruimte te geven aan wat zo geniepig omhoog kruipt op momenten dat ik daar helemaal niet op zit te wachten. Het betekent echter niet dat ik alleen maar aan het rouwen ben. Daarom schrijf ik sinds vorige week ook over andere dingen dan verdriet. Ik hoop dat je me blijft volgen!

Boksbal

For English, click here

‘Stomme mamma’
‘Je begrijpt het niet!’
‘Ik kan het niet!’
‘Bemoei je er niet mee!’

Op mijn tenen loop ik langs pratende laptops
in de hoop dat niemand me iets vraagt.
Ik hoor gezucht, gemopper, gemamma en gedram
en probeer het te negeren.
Mijn steevaste antwoord: ‘ik wacht tot je me iets vriendelijk vraagt’
komt me veel te vaak uit mijn mond.
Als emoties hoog oplopen, wordt beleefdheid kennelijk tijdelijk uitgeschakeld.

Gisteren voelde ik me net een gepest schoolkind toen ik voor de zoveelste keer een woede-uitbarsting over me heen kreeg.
‘Het is niet persoonlijk’, fluister ik tegen mezelf.
Het is niet op mij, maar op het schoolwerk gericht, en op de verwachtingen die niet eenduidig, gestructureerd en logisch worden gecommuniceerd en op teveel verschillende manieren.

Ik ben noodgedwongen conciërge, docent/juf en surveillant geworden, maar blijf daarnaast ook grootste fan, coach en verzorger.

Ik voel me een boksbal. Want waar ga je heen als je kind bent en iets niet snapt? Waar ga je heen als iets moeilijk is? Als je boos bent? Teleurgesteld? Als je je onrechtvaardig behandeld voelt? Als je met je eigen falen wordt geconfronteerd? Als je bang bent?
Precies.
Naar mamma.

‘Ja schat, ik heb inderdaad Nederlands gestudeerd. Maar nee, ik snap die cito’s ook niet’. Ik ben goed in het opsporen van meerduidigheid en die bevindt zich hier voor mijn ogen. Ik snap je, mijn kind.

‘Nee, het boeit me niet, de scheikundige samenstelling’, al ben ik blij met je enthousiasme en ‘nee, ik weet ook niet waarom de kahootquiz niet werkt en het is echt rot dat je nu die toets niet kunt maken, zeg’.
‘Ik denk dat je die docent maar wéér moet mailen.’
‘Heb je geen studiewijzer?’ ‘Staat het niet op ELO?’ ‘Heb je al in je mailbox gekeken?’
‘O, je moest er een verslag van schrijven!’ ‘O, je moest het opnemen!’ ‘O lieverd. Ja, dan moet je nog een keer 10 kilometer fietsen’. Ook de gymdocent wil bewijs.

Ik wil zelf een boksbal hebben. En ik wil terug naar mijn vorige positie. Die van een kopje thee en een koekje. Van veilige basis zijn van waaruit ze de wereld in gaan, of aan hun huiswerk kunnen beginnen. Van de woonkamer voor mezelf en dan piano, gitaar en dwarsfluit spelen, liedjes maken, verhalen schrijven en studeren.

Ik ben toe aan vakantie. Mijn kinderen ook. En ik ben niet de enige, want gisteren schreef ik uit bijna-wanhoop op Facebook: ‘Ik ben geen stomme mamma. Ik ben hooguit een stomme juf. En toe aan vakantie. Of een studiedag. Nog vier dagen…’

Ik bleek niet de enige te zijn. Vandaar dit blogje, en zoals we hier altijd zeggen als we iets echt stom en vervelend vinden maar ook wel weten dat het niet het einde van de wereld is: ‘Ik verdien de zieligheidsbokaal’. Voor boksbal zijn.

Foto door Julia Larson op Pexels.com

Cirkelzaag en krentenbrood

‘Ik leg mijn cijferlijst naast de prachtige orchideeën.’ Ik probeer de krant te lezen, maar de tomtomcomputervrouwenstem uit de laptop naast me dicteert mijn kind de zin die het moet typen voor het afsluitende dictee van deze week. Mijn brein vliegt alle kanten op. Een zin eerder was ik ook al erg afgeleid. Toen ging het over een inbreker die zich niet richtte op de cirkelzaag maar op krentenbrood. Ik weet niet wie die zinnen bedenkt, maar ik nomineer ze hierbij als thema’s voor verhalenwedstrijden.

Ik hoor in de zinnen terug waar mijn kind de afgelopen week mee worstelde. ‘De acteur gaat naar een vakantie-eiland vlakbij Australië.’ Trema’s en tussenstreepjes. Even later vraagt mijn kind hoe je reünie schrijft. Ik zeg dat het dat de afgelopen week geoefend heeft en de regels toe moet passen. Dat was niet wat het wilde horen. Ik zie tot mijn schrik google geopend worden, het woord opgezocht en correct genoteerd. Nou ja, dat is ook een manier om te leren hoe je woorden schrijft. Of is het een manier om te leren frauderen?

Het is een interessant gebeuren, dit thuisonderwijs. Ik leer mijn kinderen beter kennen, hun zwakke en sterke kanten, hun frustraties en hun kleine pleziertjes en hun oneindige creativiteit. Nog steeds verlangt nog geen van hen naar school terug. Tenzij dat betekent dat de musical doorgaat.

Terug naar de orchideeën en cirkelzagen. Terwijl mijn kind aan de ene kant een heel tof opstel moest schrijven over het digitale schoolkamp (en verzon dat je dan allemaal tegelijk kunt bungeejumpen van de trap) en daarin creativiteit moet laten zien en een logisch opgebouwd verhaal moet kunnen opdissen, zijn de zinnen waaruit het dictee bestaat echt pure kolder, maar wel aanzet tot hilariteit. Ik kan het niet laten:

Ik leg mijn cijferlijst naast de orchideeën en sluip de lange wenteltrap op naar boven, op zoek naar mijn moeder. In het grote huis slingert van alles rond. Halverwege struikel ik bijna. Wat doet die cirkelzaag nu weer hier. Ik neem hem maar mee naar boven. Terwijl ik me afvraag hoe ik mijn moeder ga vertellen dat ik weer blijf zitten, verlang ik maar naar één ding. Krentenbrood.

De dood heeft niet het laatste woord

For English, click here

‘Ga nu maar’, zegt mijn Lief. ‘Eenvijfde van je aandacht is gewoon voor haar’. Een beetje verbaasd zoek ik m’n spullen bij elkaar om eindelijk weer eens naar het graf te fietsen. ‘Je moet ruimte blijven houden’, zei hij nog. Meestal zeg ik dat juist tegen hem. 

Dus daar fiets ik weer. Op weg naar mijn jongste dochter op Stille Zaterdag. Morgen is het Pasen. Ik denk terug aan de Paasdagen van de afgelopen drie jaar. In 2016 was ik op het dieptepunt van mijn burnout. Mijn zus had vreselijk nieuws gekregen, ik herstelde maar niet en één van onze kinderen had het vreselijk moeilijk. Die Paasmorgen schreeuwde ik het voor het eerst echt en letterlijk uit naar God.

Een jaar later had ik mijn baby’tje verloren en kon ik er niet over uit hoe diep verdriet gaat. ‘Het klampt om me heen als een ijzeren gevangenis’, las ik in mijn dagboek. Pasen dat vertelt van de opstanding van de doden kreeg een andere betekenis. Het jaar erna zong ik het lied waar ik gisteren over schreef. Ik begon te begrijpen wat hoop eigenlijk is. Pasen 2019 had ik net mijn boek af en zoveel geleerd in dat proces. Ik begon weer vertrouwen te krijgen in God en het leven. Ik zag steeds scherper dat Pasen hoop betekent op een toekomst. Hier op aarde of daar waar we na dit leven heengaan.

Morgen is het weer Pasen. Net als Maria toen, loop ik naar het graf van mijn zo gewenste en geliefde kind naar wie mijn hart nog steeds verlangt. Ik stel me voor hoe ze de tuinman aanklampt. Ze wil een lichaam verzorgen maar het lichaam is weg. Ze kan haar liefde en zorg en trouw niet tonen. Ik kan voelen hoe de paniek toe moet hebben geslagen. De ‘tuinman’ noemt haar naam, schokt Maria’s wereldbeeld:

De. Dood. Heeft. Niet. Het. Laatste. Woord. 

Is Jezus opgestaan? Ineens herinnert ze alles wat hij de afgelopen drie jaar duidelijk heeft willen maken. Ze rent terug naar de anderen en mag als eerste vertellen wat sindsdien al eeuwenlang herhaald en herontdekt wordt: de Heer is waarlijk opgestaan.

Ik wandel verder, het grafje ligt er mooi bij. Hier is de steen niet weggerold. De pijn van het gemis vlamt nog steeds regelmatig onverwacht genadeloos op. In quarantaine is het zoveel duidelijker dat we niet met z’n allen zijn. De meiden lakken hun nagels zonder drentelende peuter die ook haar teentjes zo felroze mogelijk wil. De jongens bouwen met lego of hout zonder dat iemand het omver dendert. Het is wel heel druk in huis. Dat is ook de reden waarom ruimte nemen zo moeilijk was. Ik drukte gevoelens van pijn en verdriet weer constant weg met somberheid en hoofdpijn als gevolg.

Mijn Lief heeft gelijk, eenvijfde aandacht en tijd is voor haar. Nou ja, in elk geval dit uurtje op deze zaterdag. Ik fiets weer terug, nieuw Pasen tegemoet. Ook dit graf blijft niet eeuwig gesloten. Er is hoop. Jezus laat zien dat de dood is overwonnen. Mijn kind is veilig al mis ik haar. De dood heeft niet het laatste woord.

Geef mij nu je angst

For English, click here

Geef mij nu je angst
Ik geef je er hoop voor terug
Geef mij nu de nacht
Ik geef je de morgen terug

Zo eindigde gisteren de tiende editie van The Passion op televisie. Honderden Nederlanders kwamen meezingend in beeld. Het was ontroerend en het was prachtig. Ik kreeg een brok in mijn keel. Wat is het bemoedigend als mensen elkaar een hart onder de riem willen steken. Elkaar willen helpen. Zoals Johny de Mol in zijn verslaglegging ook maar bleef herhalen.

Ik voelde ook verwarring en juist hopeloosheid. Kan jij het echt? Wilde ik vragen. Kan jij mijn angst overnemen en me er hoop voor teruggeven? Wat is hoop eigenlijk? En: hoe doe je dat: je angst weggeven?

Ik voel het ook. Ik verlang ernaar om angst weg te nemen. Elke dag loop ik een rondje door de polder en let er op dat ik afstand houd. Ik voel de angst van de mensen die ik tegenkom. Ze gaan nog even iets meer opzij als we elkaar passeren. Sommigen hebben mondkapjes voor. We zien elkaar als paria, leprozen die elkaar nauwelijks of juist overdreven begroeten. Ik zocht de eenzaamheid op in mijn wandeling, maar de eenzaamheid die dit wakker roept, is verstikkend en ik doe het enige wat ik kan bedenken: ik stamel goedendag en mompel een gebed. Zegen hem, Heer, zegen haar.

Ik geef je er hoop voor terug. Maar wat is hoop en hoe krijg je die? Twee jaar geleden worstelde ik wekenlang met die vraag. Ik vroeg mijn voorganger waarover ik een lied kon schrijven en hij wees me op de jaartekst van onze kerk. Romeinen 15:13: De God nu van de hoop moge u vervullen met alle blijdschap en vrede in het geloven, opdat u overvloedig bent in de hoop, door de kracht van de Heilige Geest.

‘De gemeente en iedereen heeft het nodig om over hoop te horen’, zei hij, ‘zeker in het licht van al het nieuws dat we horen over oorlogen en natuurrampen’. Dit was ruim voordat Corona kwam en vandaag besef ik dat het actueler is dan ooit. Hij legde uit dat hoop in het Grieks ‘elpidos’ is en ‘expectation of what is certain’ betekent. Dus geen hoop in de zin van: ‘ik hoop dat het morgen mooi weer is’. Want dat is niet zeker. De hoop waar Romeinen naar verwijst is zeker. Ik kon er niet veel mee. Ik voelde geen hoop en dacht niet hoopvol en een lied over hoop schrijven als je zelf helemaal geen hoop voelt, is echt moeilijk.

Ik besloot de Heilige Geest te vragen me te helpen, want Hij is de bron van hoop en kracht, zoveel begreep ik wel uit dit vers. Ik las Romeinen een aantal keer helemaal in alle vertalingen die ik kan vinden. Ik moest weten wat het betekent om dat wat zeker is te verwachten. Om te hopen. Ik las en bad of God me wil laten zien wat het betekent, wat er in het lied moet komen. Omdat ik authentiek wil zijn en geen lied wil schrijven dat misschien objectief juist en waar is, maar ik eigenlijk niet zelf vanuit mijn hart kan zingen, kwam ik in een moeilijke strijd terecht.

Romeinen heeft het over Abraham. Hij moest jaren wachten voordat de beloften van God vervuld werden. Hij bleef hopen. In de tekst wordt God zelf de God van hoop genoemd. Sterker nog. Hij ís hoop. Hij is zelf onze hoop. Het gaat er niet persé om dat we hopen dat al onze wensen worden vervuld. Het gaat er om dat we onze hoop vestigen op Hém, wat er ook gebeurt. 

‘Vertrouw je God nog?’ vroeg iemand ons toen Amanda overleden was. In de worsteling met deze vraag ontdekte ik dat het ook ging om deze vraag: Waarvóór vertrouw je God? Vertrouw je op Hem dat al jouw plannen tot stand komen, jouw wensen uitkomen, jouw interpretaties van wat God zegt, kloppen. Dan komt er altijd een moment waarop blijkt dat dat vertrouwen wankel is. 

Vertrouw je Hem zelf, Zijn karakter, Zijn hand in je leven, Zijn belofte dat Hij bij je is. Dan heb je toch vaste grond onder je voeten. Wat er ook gebeurt. Niemand rooft jou uit Zijn hand. 

Ik kwam erachter dat dat de hoop is die zeker is: Hij is met mij. Hij is met jou. Toen ik klaar was met studeren en interpreteren, schreef ik een lied dat verbazingwekkend hoopvol is en toch recht doet aan de wanhoop die toen nog steeds in mijn hart woedde en vandaag, twee jaar later als een antwoord voelt op de hartenkreet van zoveel mensen die eenzaam strijden met hun angst en hun verlangen naar dat het uitkomt: Ik geef je er hoop voor terug.

God of hope
Let the God of hope
Fill us with all joy
Fill us with all peace
As we trust in Him

So that we overflow, overflow in hope
By the power of the Holy Spirit
Fully persuaded that He’ll do as He promised
For He Himself is our hope

So that we can rejoice, can rejoice in trouble
By the power of the Holy Spirit
Fully aware that He’s there with us
For He Himself is our hope

Alleen ik huilde

For English, click here

Ik zie mezelf zitten. In haar kamertje, bij de wieg. Ik kijk naar haar en neem haar in mijn handen, al heeft het geen zin want ze merkt het niet. Ik bekijk haar aandachtig en verwonder me. Dat ze zo klein, maar zo af is en alles heeft wat een mensje normaal gesproken heeft. Ik dank God dat Hij geen half werk heeft gedaan en de moeite nam haar zo mooi te maken.

Ik zie mezelf zitten. In mijn pijn en verdriet probeer ik me op God te richten. Ik hef mijn handen met mijn dochter erin omhoog en draag haar op aan degene die haar maakte. Steeds herhaal ik: ‘Ze is van U Heer.’ ‘Ik geef haar aan U terug Heer.’ Ook na haar begrafenis blijf ik dit in gedachten doen. De pijn wordt niet minder. Het wordt eerst nog veel erger. Dat had ik niet verwacht.

Ik zie mezelf zitten. Steeds met haar in mijn handen. Ik probeer haar over te geven aan de God die haar en mij schiep. Toch trek ik regelmatig mijn armen weer terug. Wil ik het toch niet? Als ik haar helemaal loslaat, raak ik haar nog meer kwijt. Toch blijf ik proberen. In de loop van de tijd – vandaag drie jaar – blijkt verdriet en gemis niet te verdwijnen. Het verandert. Het raakt meer verweven in mijn leven. Ik kan haar nu beter laten waar ze is, omdat ik steeds meer besef dat ze het beter heeft in die Eeuwige armen dan ze hier ooit zou hebben.

Ik zie mezelf zitten. Het beeld blijft me bij. Ik wil recht doen aan God die haar zo mooi maakte. En aan de pijn die er is en getuigt van Liefde die niet ophoudt bij de dood. Ook al weet ik dat ze veilig is en geborgen en wil ik het voor haar niet meer anders, het gat in mijn hart is er nog wel. En de liefde. De liefde die tegelijk met haar geboren werd.

Ik schreef er een lied over (vertaling vind je onderaan):

Only I cried

I held her tiny body in my hand
Admired her with awe and love
Amazed by how she looked and lay asleep
Reflecting life while she was gone

Only I moved,
Only I cried,
Only I was watching her
She did not look,
Made no sound at all
She could not receive my care

I held her tiny body in my hand
Hoping her heart would beat again
But she just lay there still and beautiful
Declaring wonders to my woe

Only I moved,
Only I cried,
Only I felt crushed inside
She did not feel,
Wasn’t there at all.
Still she showed me there’s a God

She was wonderfully made
She was crafted by an artist
A masterpiece of God
She called to worship Him
In all my ache and grief
She testified of God

Only I move,
Only I cry,
Only I can feel the void
She has no need,
She is safe with Him,
She just taught me He is God

I hold her tiny imprint in my heart
And honor Him who knows my pain

Lyrics and Music by Ineke Marsman-Polhuijs ©2020

Vertaling:
Ik hield haar kleine lijfje in mijn hand
Bewonderde haar met ontzag en liefde
Ik stond versteld over hoe ze eruitzag en lag te slapen
Ze weerspiegelde leven terwijl ze er niet meer was

Alleen ik bewoog
Alleen ik huilde
Alleen ik keek naar haar
Zij keek niet,
Maakte geen enkel geluid
Ze kon mijn zorg niet ontvangen

Ik hield haar kleine lijfje in mijn hand
Hoopte dat haar hart weer zou gaan kloppen
Maar ze lag daar maar, stil en mooi te zijn
Vertelde van wonderen aan mijn verdriet

Alleen ik bewoog
Alleen ik huilde
Alleen ik was kapot van binnen
Ze voelde niets
Was er niet eens
Toch liet ze me zien dat er een God is

Ze was wonderlijk gemaakt
Ze was geweven door een artiest
Een meesterwerk van God
Ze riep op om Hem te aanbidden
In al mijn pijn en rouw
Getuigde zij van God

Alleen ik beweeg
Alleen ik huil
Alleen ik voel de leegte
Zij heeft niets nodig
Zij is veilig bij Hem
Ze leerde me slechts dat Hij God is

Ik houd haar kleine afdruk in mijn hart
En eer Hem die mijn pijn kent

Lied over overleden dochter

For English, click here

‘Dat is toch logisch’, zegt mijn Lief, ‘anders zou je cadeautjes hebben gekocht en taart gebakken en slingers opgehangen. Je doet het ter ere van Amanda.’ Ik had hem net verteld dat ik er zo mee bezig ben en er in mijn hoofd niet mee kon stoppen.

Ik heb een lied geschreven. Een lied dat al ontstond toen ik met ons kleine overleden dochtertje in mijn handen zat in de dagen voordat ze werd begraven. Ik vond steeds de rust en de moed niet het lied af te maken, maar afgelopen kerstvakantie lukte het, toen ik me voor een paar dagen opsloot in het huis van mijn zus.

Ik wil het publiceren op de dag dat ze geboren werd. Op de een of andere manier is dat heel belangrijk voor me. Ik begrijp niet waarom. Maar mijn Lief dus wel en ineens is het inderdaad heel logisch.

Het is vandaag weer Stille Tussendag. De dag na de Dag van Afschuw en voor de Dag van Verwondering. De dag waarop we geen idee hadden wat ons te wachten stond maar er al wel een zwaard door ons hart was gegaan.

Juist nu iedereen de hele dag thuis is, mis ik haar nog meer dan anders. Maar ook omdat het morgen haar geboortedag is. Ter ere van ons kleine meisje en om recht te doen aan de Liefde en aan God, schreef ik een lied en over een paar uur, op 22 maart 2020, drie jaar na haar geboorte, komt het online.

Geloof ik nog

For English, click here

Mijn vriendin appte me: ‘Ik zie overal narcissen (paaslelies in haar moedertaal) en denk daardoor bijna dagelijks aan Lily-Amanda’. Het doet me goed dat ze aan haar denkt en het mij vertelt. Ik zie de narcissen ook, maar probeer niet teveel te denken aan drie jaar geleden, toen we ons zo’n zorgen maakten over ons kleine meisje Susan (lelie) Amanda. Ik stel het uit, merk ik en druk de gevoelens die erbij komen weg voor later. Over elf dagen is het drie jaar geleden dat ons leven schipbreuk leed en we als drenkelingen aan land kwamen. Berooid. Ontredderd. Op zoek naar vaste grond.

We werden jutters. Wat is nog bruikbaar van wat we vroeger geloofden? Geloof ik überhaupt nog? Ik weet nog hoe ik mijn Lief zei dat ik het niet meer wist. Hij zei: ‘Ik kijk naar wat er vroeger is gebeurd. Jij zat in een rolstoel en je bent genezen. We hebben andere wonderen meegemaakt. We hebben regelmatig gemerkt dat God er was. Dus ik kies er gewoon maar voor om te geloven en dan zie ik over drie jaar wel weer verder.’

Ik was verbaasd maar vooral heel erg gerustgesteld door zijn woorden. Hij weet het ook niet, maar maakt een keuze. Omdat ik niets beters kon verzinnen besloot ik hetzelfde te doen. In deze staat van ontreddering moet je geen levens veranderende beslissingen nemen, ook niet over wat je gelooft, maar overleven, doorgaan, wandelen door het dal vol schaduw van haar dood.

Nu is het zover. We zijn we bijna drie jaar verder. Wat geloof ik nog? Ik schrijf er een boek over met de voorlopige titel: God is met ons? Geloven in het dal. Hij is God, groter dan je je voor kan stellen. Hij ziet het hele plaatje waar ik hooguit 0,001% van kan zien en toch is Hij dichtbij, om mij, onder mij. Die armen waarover we op het geboorte-rouwkaartje schreven dat ze ons voor eeuwig dragen. Die eeuwige armen zijn om mij heen. Om jou heen.

Gisteren zongen we in de kerk een lied dat ik de afgelopen drie jaar vermeed: ‘Oceans’. Dat lied deed mij kort na Amanda’s dood beseffen dat ik het niet meer wou: mezelf aan God toevertrouwen. Toen ik dat ontdekte, worstelde ik maandenlang met ongeloof en koppigheid. Spirit lead me where my trust is without borders. Let me walk upon the waters, wherever you would call me? Nee! Schreeuwde ik in stilte. Nee! Niet als dat betekent dat er nog een kind sterft. Ik weiger dat. Deze hel wil ik nooit meer doormaken.

Op een bijzondere manier kwam ik erachter dat Jezus me toch bleef uitnodigen om bij Hem te komen. Ik schreef er een lied over dat ik vervolgens steeds weer zong. Ik kwam erachter dat ik God vertrouwde voor leven, voor toekomst hier. Maar gaandeweg besefte ik dat het gaat om God te vertrouwen, wat er ook gebeurt. Ik leerde mijzelf, mijn Lief en al mijn kinderen toevertrouwen aan Hem. Amanda is veilig bij Hem. Mijn andere gezinsleden zijn ook veilig bij Hem, al weet ik niet of dat betekent dat ze hier lang zullen leven.

Gisteren zongen we ‘Oceans’ weer. Ik realiseerde me dat ik nu dieper dan vroeger geloof dat ik en wij veilig zijn, wat er ook gebeurt. Zelfs al gebeuren de ergste dingen, zoals dat je kind sterft – en wil ik dat nog steeds niet nog een keer meemaken. Toch, in the presence of my savior, loop ik bij wijze van spreken weer op het water. Ik geloof dat God leidt, liefheeft, aanwezig is. Niet om elke storm tegen te houden of elk dal te slechten, hoewel Hij dat ook kan en doet. Maar om te wandelen door het dal, in de storm. Hij is met ons.

Nu de paaslelies weer bloeien en me herinneren aan de periode van angstige verwachting drie jaar geleden, de Dag van Afschuw op 20 maart, de Stille Tussendag en de Dag van Verwondering op 22 maart, de start van een totaal ander leven voor mij en mijn Lief, realiseer ik me dat hij gelijk had. Over drie jaar zien we wel weer en ontdekken we dat we nog geloven. God ís met ons.

zie ook: Welkom heten en: Zegen dit zooitje

Tonio

Diep onder de indruk wandelen we door de binnenstad. Ook al hebben we ons eerder die avond tijdens ons dinertje keurig aan ‘dry January’ gehouden (en kennisgemaakt met lekkere alcoholvrije biertjes) nú ben ik vastbesloten om met mijn Lief naar de kroeg te gaan om een gewoon biertje te drinken en verwerken wat we zojuist hebben gezien. Of is het gewoon: zien drinken doet drinken?

Het was onze trouwdag en na ons etentje gingen we naar Tonio, een theatervoorstelling gebaseerd op het boek Tonio van A.F.Th. van der Heijden van wie ik tot voor kort – ondanks de overstelpende hoeveelheid Nederlandse literatuur die ik tijdens mijn studie moest verstouwen – nog nooit iets had gelezen. Maar óver dit boek las ik zeer vaak iets en toen ik het zag staan in een van de minibiebs van onze wijk, nam ik het mee en las het.

Ik verslond het. Het was zo herkenbaar wat hij schreef over zijn verongelukte eenentwintigjarige zoon dat ik soms huilde en soms lachte. De gevoelens en gedachten die hij beschrijft, de thema’s die voorbijkomen en ook in ons leven spelen; het was bijna eng om gedrukt te zien staan wat ik zelf soms dacht en voelde. Met dit verschil dat ons overleden kind niet ons enige kind was en zij niet had geleefd buiten de baarmoeder en we dus maar weinig herinneringen hebben om over te praten.

Maar ondanks dat zag ik zoveel overeenkomsten dat ik er graag heen wilde toen ik las dat deze voorstelling in ons Stadstheater zou komen. Ik wist niet of mijn Lief het ook wat zou vinden, maar tot mijn verbazing boekte hij, op onze trouwdag nog wel. Dus wij erheen. We luisterden ademloos, lachten soms zelfs, wat ongepast leek in deze setting. Maar het was zo herkenbaar en prettig om voor onze neus af te zien spelen wat er in ons huis, in ons hart, in ons huwelijk zich ook had afgespeeld. Natuurlijk niet precies zó, maar toch. Ook wij praatten langs elkaar heen, opgaand in onze eigen gedachten, ook wij dronken te veel, verdoofden de pijn, konden de buitenwereld niet meer volgen, zochten een weg in een wereld waarin voor iedereen alles doorging, behalve voor ons.

Allerlei zinnen die me in het boek ook al zo raakten, werden door de acteurs in de mond genomen en ondanks de slechte kritieken die ik net las op internet: ik vond de dans, het licht en de muziek het geheel draaglijker maken. Net als de hoofdpersonen in het theater praatten ook wij vaak langs elkaar heen, maakte ons verdriet ons ook regelmatig egoïstisch en vonden ook wij elkaar steeds terug. En in tegenstelling tot de hoofdpersonen dank ik God daarvoor in plaats van Hem te vloeken. Dat was eigenlijk het enige aanstootgevende in het stuk wat mij betreft: dat er zo heftig gevloekt werd. Al is het gebruik van stevige krachttermen soms erg prettig, en nodig ook denk ik.

Want je kind verliezen is heel ingrijpend.

Hier een paar treffende citaten:
‘Volgens Van Dale is kruipolie een ‘dunne olie van bijzondere samenstelling, die door capillaire werking tot moeilijk bereikbare plaatsen kan doordringen, en vooral wordt gebezigd om vastgeroeste delen los te krijgen’. De afgelopen weken heb ik mijn verdriet als een soort kruipolie leren kennen. Het dringt door tot in de haarvaten van mijn emotionele systeem, als dat bestaat, en weekt daar de geringste details van Tonio’s voorbije leven los, elke vergeten en halfvergeten herinnering. Alles lost op tot heimwee en melancholie.’ (p.288)

‘Ook in gestorven staat dien ik hem volledig te accepteren – en te verzorgen. Ik wist dat het kind waar ik mijn zinnen op had gezet sterfelijk zou zijn, zo gezond als het op de wereld mocht zijn gekomen. Ik had die sterfelijkheid destijds, zij het met krimpende maag, voor lief genomen.’ (p. 173)

‘We leven nu zes weken met een wurgend gemis. Het is geen loze beeldspraak. We hebben ervaren, en maken nog elke dag mee, hoe een dwingende afwezigheid met haar tentakels letterlijk je keel toe kan snoeren. De schreeuw blijft steken in de strot. Verlies is een worger die zijn slachtoffer niet meer protest dan wat gegorgel gunt.’ (p. 289)

n.a.v. Tonio. Een requiemroman. A.F. Th. Van der Heijden. En: Tonio

tonio-delamar-theater

Oerkreet

For English, click here

Ik kijk graag detectives. Om de puzzel en om de psychologie. Wat gebeurde er precies en waarom doen mensen wat ze doen? De ene acteur is de andere niet, maar laatst zag ik een moeder het uitschreeuwen toen ze definitief hoorde dat haar vermiste dochter dood was. Het raakte me.

Ik hoor een kreet. Herkenbaar, doordringend. Het is maar een acteur. En toch.
Het gaat door merg en been en klinkt zoals het is, deze oerschreeuw.
Dierlijk, kinderlijk. Puur.
Een deel van haar stierf.
Geamputeerd leeft ze verder, nog niet wetend hoe.

Ik hoor een kreet. Herkenbaar, doordringend.
Het is maar een acteur, maar ze leefde zich goed in.
Ze uit de schreeuw van hen die het meemaakten.
Oergeluid als van een doodsbang, immens verdrietig klein kind,
nog zonder aangeleerde remmingen.
Zo klinken pure wanhoop en ontroostbaarheid.

Ik hoor een oerkreet. Herkenbaar, doordringend en scherp.
Het is wat Simeon zei tegen Maria in het Kerstverhaal:
‘Er zal een zwaard door je ziel gaan’:
Het moment waarop Maria haar zoon zag lijden en sterven.
Het moment waarop ik zag dat mijn dochter niet meer bewoog.
Het moment waarop hij hoorde dat zijn kind de strijd niet had gewonnen.

Ik hoor een kreet. Herkenbaar, doordringend
en herinner de dagen waarop zo’n geluid mijn keel uit kwam.
Als doordrong dat dood onomkeerbaar is
mijn kind niet meer terugkomt.
Soms ontsnapt er nog één.

Maar deze kreet, herkenbaar, doordringend, heeft niet het laatste woord.
De Jezus die Maria zag sterven belooft dat Hij rouw zal laten omslaan in vreugdedans.
Ooit.

Soms proef ik het als ik denk aan haar volmaakte staat
op z’n dichtst bij de bron van haar bestaan.
Ik smaak het als ik kijk naar wat zij teweeg bracht
in mij.

Toch is die rauwe ongeremde kreet,
herkenbaar, doordringend,
nodig.

Waag niet het te snoeren wanneer zij zich laat horen
want niet alleen verdruk je de pijn
het verdriet
de wanhoop,
maar ook de roep om gerechtigheid en harmonie
en de uiting van liefde
die geen ontvanger meer heeft.

Deze kreet, herkenbaar, doordringend,
die de eeuwen door
de hele schepping laat horen
(in Paulus’ woorden).

Die kreet slaak ik mee
en bevind me in goed gezelschap.

(nav Romeinen 8:18-30)

huilende vrouw

Dit schilderij is van Christa Rosier. Ik zag het voor het eerst op een ansichtkaart die iemand me stuurde na het overlijden van Amanda. Het stond maandenlang binnen handbereik en hielp me de wanhoop en het verdriet te erkennen en te beseffen dat Gods licht op mij schijnt.

Pakjesavond

Geen cadeautjes voor mijn meisje
Want ze is hier niet
Geen rijmpjes voor mijn kleintje
Want ze hoort het niet
Geen gilletjes van blijdschap
Geen geritsel van papier
Want ze is niet hier

Dus ga ik naar de bloemist toe
Koop weer lelies, kies vijf stuks
Realiseer me nu pas dat ik dat steeds doe
en ook dat weer onbewust

Ik schrijf gedichtjes voor mijn kinderen
Zoek naar woorden voor plezier
kan ondertussen niet verhinderen
dat ik verlang naar haar ook hier

Het is zo moeilijk geen verdriet te voelen
op dagen van ‘gezellig met zijn allen’
omdat we dan ook die ene bedoelen
die ons nu juist al is ontvallen

dus schrijf ik nu alsnog een gedicht
ter ere van het kind dat het niet kan ontvangen
alsof ik toch mijn liefde richt
op haar naar wie ik nog steeds zo kan verlangen

en ik besluit met heel mijn wil en alles wat ik heb te geven
te genieten van wat zich onder mijn neus bevindt
terwijl in mijn hart mijn liefde voor haar blijft leven
en ik óók plezier heb in mijn Lief en mijn kinderen en natuurlijk de Sint

Definitief 2

For English, click here

Morgen wordt de grafsteen gelegd. Het is eindelijk zover. Op haar grafje is op dit moment niets meer leesbaar. Zelfs de letters op de tijdelijke steen zijn niet meer te onderscheiden. We stelden een steen uitzoeken lang uit en vervolgens hadden we veel vertraging in het proces. Uiteindelijk moesten we zelfs alles opnieuw uitzoeken.

Maar nu is het dan klaar. We zochten een steensoort en -kleur uit, kozen de manier waarop de grond ingedeeld wordt, een tekst, een lettertype en tot slot een letterkleur.

Op de een of andere manier doet het bericht dat het af is en geplaatst wordt me heel veel. Ik gruwel bij het idee dat stoere werkers zo meteen op het grafje van mijn kind beton gaan storten. Want dat moet eerst. Er komt beton over de plek waar zij ligt. Ons dierbare meisje.

Ze wordt er nog ontoegankelijker door.

De mevrouw die ons hielp bij het kiezen van alles waaruit gekozen moest worden, vroeg of we erbij wilden zijn als de steen geplaatst wordt. Ik dacht terug aan haar begrafenis en aan hoe ik mezelf bij de kladden moest grijpen om geen irrationele dingen te doen. Het liefst klom ik toen het gat in om mijn kind er weer uit te halen en mee naar huis te nemen. Ik vocht nog wekenlang tegen die enorme drang. Moest mezelf bedwingen om niet terug te gaan en mijn kind weer op te halen. Ik dacht steeds: ‘Ik kan haar toch niet in die kou achterlaten?’

Ik sta liever niet stil bij het feit dat zij daar ligt. Dus nee, ik ben er niet bij als de steen geplaatst wordt. Toch heb ik het gevoel dat het moet. Het is net als wanneer mijn andere kinderen iets belangrijks of naars meemaken. Dat je jezelf weer bijeenpakt en gewoon meegaat om je kind bij te staan in wat het moet ondergaan, of je er nu tegen kunt of niet. Je laat je kind niet alleen.

Maar dit kind heeft ook dit niet nodig. Ze is veilig in de armen van haar hemelse Vader, staat er op haar steen. Ze heeft het niet nodig dat haar moeder langskomt. Ze heeft het niet nodig dat haar moeder erbij is als haar plaatsje mooi gemaakt wordt. Ze heeft h e l e m a a l niets van mij nodig.

Een snik welt op. De hunkering naar mijn kleine meisje is er nog steeds. Het verlangen er voor haar te zijn, voor haar te zorgen, voor haar op te komen, blijft. Morgen wordt de grafsteen geplaatst en heeft ze eindelijk een mooi plekje met haar naam leesbaar erop geschreven. Met woorden die mij en iedereen die daar komt eraan herinneren dat er eeuwige armen om ons heen zijn.

Het was het laatste wat we konden doen, schreef ik hier bijna twee jaar geleden. En nu is het zover. Morgen wordt de steen geplaatst en is het graf definitief afgesloten.

Geur

For English, click here

Ik zit in de auto op weg naar de muziekwinkel. Een snaar op mijn nieuwe gitaar is geknapt toen ik hem iets te gedachteloos aan het stemmen was en omdat dit een bijzondere gitaar is, heb ik een bijzondere nieuwe snaar nodig. De volgende dag moet ik erop spelen en ik heb het al te lang uitgesteld, dit autoritje. Ik laat de radio bewust uit. Even stilte op deze hectische dag.

Ik geniet niet erg van autorijden, maar vandaag wel. Eindelijk doe ik wat ik al zo’n tijd had uitgesteld. Straks kan ik weer los op mijn nieuwe gitaar. Het is mooi weer, niet al te druk op de weg en eigenlijk is dit zo’n moment van ‘verstand op nul, blik op oneindig’ en dat heb ik even nodig.

Plotseling ruik ik iets en gaan er vanbinnen alarmbellen rinkelen. Ineens ben ik twee en een half jaar terug in de tijd.

Amanda.

Ik ruik de geur die verbonden is aan mijn meisje en kan ineens aan niemand anders meer denken. Herinneringen en gevoelens overspoelen me. Ik zie mezelf terug in haar kamertje. Ik zit weer bij de wieg me te verwonderen, liefde te voelen, verdriet te uiten. Ik neem haar weer in mijn handen en draag haar opnieuw op aan Hem die haar haar korte leven schonk.

Ik schrik hier behoorlijk van en zou het liefst als een klein kind willen brullen. Zelfmedelijden en kordaatheid strijden om de voorrang. Het zou goed zijn om weer eens te huilen, denk ik, maar het komt me nu niet goed uit. Ik ben op weg naar de muziekwinkel vol stoere creatieve mannen en ik voel me daar vaak een kneus die amateuristisch plukt aan snaren en ramt op toetsen. Een betraand gezicht en rode ogen helpen dan niet.

Dit is weer zo’n golf waar de rouwboeken het over hebben. Een golf verdriet die onverwachts met grote kracht over je heen spoelt en ervoor zorgt dat je je evenwicht en oriëntatie helemaal kwijt bent. Maar het is niet alleen maar naar en verdrietig. Ik voel ook diepe vreugde. Deze geur maakt me blij, want zij maakte me blij. Ik voel me weer even kersverse moeder van mijn kleintje en eventjes is ze heel dicht bij mij.

Ik zucht diep. Kordaatheid wint. Ik kan het me niet veroorloven nu te gaan zitten weeklagen. Ik dank voor dit moment omdat haar ruiken haar ervaren betekent en ik haar zo mis en dat weer even voel. Maar mijn lijstje moet afgewerkt en er staat veel op vandaag. Ik laat mijn gitaar repareren en voel me weer even thuis en niet thuis in de grote muzikantenwereld. Dan rijd ik terug. Naar huis. Naar mijn levende kinderen die elk mijn begeleiding en aansporing en liefkozing nodig hebben. Ik koester dit moment van herinnering en vertel het ’s avonds aan mijn Lief. Wat ben ik blij met haar geur en dat ik die weer even rook. Geur vol herinneringen. Geur van mijn kind.

1 van 773

For English, click here

‘In 2017 werden 773 kinderen levenloos geboren na een zwangerschap van 22 weken of meer.’

Dat stond in de krant vandaag. Amanda is één van hen. Met een brok in m’n keel lees ik het artikel. Mijn kind is er één van de zevenhonderd drieënzeventig. Ze kwam net als zevenhonderd tweeënzeventig andere kinderen ter wereld nadat ze overleden was.

Het slaat natuurlijk eigenlijk helemaal nergens op om daarover na te gaan denken. Maar toch blijft het door mijn hoofd spoken vandaag. Overal ter wereld sterven baby’s. In Nederland in het sterfjaar van Amanda dus 773 voor hun geboorte. Van de kinderen die levend ter wereld kwamen stierven er nog eens 502. Van een aantal baby’s ken ik de naam en de ouders, omdat we via lotgenotencontact met elkaar kennismaakten.

In de krant lees ik de getallen. Ze zijn te groot om er concreet een voorstelling van te kunnen maken. Maar in mijn hart draag ik Amanda. Een klein individu dat zo duidelijk er één van ons was. Deel van mij, deel van ons gezin – wat zo ontroerend duidelijk werd toen ik aan één van mijn kinderen vroeg wat die ervan vond dat ik lelies kocht om op een verjaardag uitdrukking te geven aan het gevoel dat Amanda erbij is. Het antwoord: ‘Het maakt mij niet uit, want Amanda is er toch altijd bij voor mij’. Ik was zo blij met die reactie en kocht alsnog een bos bloemen met lelies erin, maar zonder het gevoel dat het móest.

Ze is één van ons. Niet een van velen. Ze is een ene. Het ene kind dat altijd ontbreekt. Het ene kind waarvan we niet weten of ze net zulk donker haar zou hebben en net zulke blauwe ogen als haar broers en zussen. Onzichtbaar aanwezig, zoals ik al eens eerder schreef.

Maar is ze is er dus ook één van zevenhonderd drieënzeventig kinderen die rechtstreeks vanuit mamma’s buik naar hun hemelse Vader gingen.

Ik ben er stil van.

Zichtbaar

For English, click here

Mijn eerste boek ligt in de winkel. Vorige week kwamen de presentexemplaren binnen. Mijn Lief filmde hoe ik het pakje openmaakte. Wat een apart gevoel om je eigen boek in handen te hebben: tastbaar resultaat van vele dagen eenzaam studeren en beschrijven. Ik was zo trots en enthousiast dat ik het filmpje niet alleen via whatsapp, maar ook via Facebook en Linkedin deelde. Inmiddels is het ruim tweeëneenhalf duizend keer bekeken.

Slik.

Toen ik mijn verlegenheid hierover deelde met iemand, wees zij mij lachend op de flaptekst van mijn boekje: ‘Tijdens het schrijven heeft de auteur gebeden dat dit boekje je zal helpen om tijd door te brengen met God en met de Bijbel. Dat je groeit in geloof, in gebed en in moed om je plek in te nemen in deze wereld. Zichtbaar en eerlijk. In volle zekerheid dat je nooit alleen bent.’ Ze zei: ‘Zichtbaar en eerlijk, Ineke. Ja ja, dat ben je dan dus nu.’ Ze heeft gelijk. Ik kan er maar beter aan wennen.

Mijn eerste boek heeft niets met Amanda te maken. Het gaat niet over rouwen, maar over een Bijbelboek: Daniël. Toch heeft het voor mij alles met Amanda te maken, want als zij er niet geweest was, was dit boek er waarschijnlijk niet gekomen.

Toen we erachter kwamen dat onze dochter was overleden, werd ik overweldigd door gevoelens en gedachten die ik niet (her)kende. Plotseling besefte ik dat mensen die dit eerder meemaakten gelijk hadden: als je het niet zelf hebt meegemaakt, kun je het niet begrijpen. Ik vond het altijd heel moeilijk als iemand dat zei. Ik wil heel graag mensen begrijpen en heb soms inwendig gestampvoet als iemand me afpoeierde. Dan dacht ik: ‘Vertel het me dan! Help me jou te begrijpen!’

Nu stond ik zelf voor een keus. Als het mijn vriendin was geweest die dit overkwam, dan zou ik willen weten hoe dat is, wat ze voelt, wat ze nodig heeft. Dus, als ik wil dat anderen mij begrijpen, moet ik ze vertellen wat er gebeurt en wat ik denk.

Dat heb ik gedaan. Eerst in een WhatsApp groep, wat later op Facebook en vervolgens in een eigen blog, omdat ik ontdekte dat het anderen ook woorden of begrip gaf voor verdriet. Schrijven hielp me preciezer te verwoorden en te ontrafelen wat er nou eigenlijk speelde in mijn hoofd en mijn hart. Jonathan Franzen zegt het zo: ‘Schrijven is het ordenen van je gedachten. Al schrijvend ontdek je wat je daarvoor hooguit vermoedde.’ Zo is het. Door te schrijven ontdekte ik wat er lag te sluimeren en het verwoorden hielp me om erom te kunnen huilen.

Na een tijdje werd ik gevraagd om voor een andere website te gaan bloggen. Op Puur Vandaag schrijf ik sindsdien over (meestal) andere onderwerpen dan rouw. Dat was goed voor mij. Ondertussen vonden steeds meer mensen mijn blog en kreeg ik mooie reacties. Ik besloot dat ik een boek over ‘geloven in het dal’ wilde schrijven. Toen ik daarover aan het mailen was met een uitgever die ik vertrouwde, werd ik ineens door iemand anders gebeld: ‘Hoi Ineke, heb jij er wel eens over gedacht om een boek te schrijven?’ Verbaasd reageerde ik dat ik dat graag wilde doen. We vertelden elkaar onze ideeën en van het een kwam het ander. Een paar weken later begon ik aan een proces dat totaal nieuw voor me was: ik schreef een Bijbelstudieboekje.

Mijn eerste boek gaat niet over Amanda en heeft inhoudelijk niets met mijn weg door het land van rouw te maken. Maar ik was niet gaan schrijven als ik niet in dit dal beland was. Ik was me daar erg bewust van toen ik het boekje schreef. Voor mij heeft dit boekje dus alles met mijn dochter te maken en het duurde een tijd voordat ik dat kon accepteren. Die strijd is nu voorbij. Ik ben nu echt blij dat dit boekje er is en werk inmiddels hard aan een boek dat wél over mijn leven met Amanda gaat. Ondertussen probeer ik eerlijk en zichtbaar te blijven.

boek

Ze staat erbij

For English, click here

‘Met een lach en een traan. Ze staat erbij.’ Dat mailt mijn Lief bij het doorgestuurde bericht dat hij van de gemeente kreeg.

Onze dochter staat in de basisregistratie personen. Ze is als bestaand persoon erkend, ons vijfde kind. Ze is nog even dood als eerst, maar nog altijd ons kind en nu staat dat ook zwart op wit. Ze is een dochter en een zus.

Erkenning. Wat is dat toch belangrijk. Ik weet niet precies waarom, behalve dat het belangrijk is en ervoor zorgt dat er ruimte komt, ook voor andere emoties dan verdriet. En in dit geval is erkenning fijn omdat het gewoon pijnlijk is als ze er niet bij staat als expliciet opgesomd wordt wie onze kinderen zijn.

Bepalen mijn kinderen mijn identiteit? Nee, ik geloof dat dat niet meer zo het geval is. Maar ze maken wel deel uit van wie ik ben. Dat heeft de pijn van het verlies van Amanda me wel duidelijk gemaakt. Die pijn gaat dieper dan ik dacht dat kon. Die pijn is regelmatig lijfelijk aanwezig.

Nog steeds kunnen we aan tafel gaan zitten om te eten en check ik of iedereen er is en vlamt ineens heftige paniek op. Er klopt iets niet. Ik maan mezelf tot kalmte, tel rustig opnieuw en realiseer me dat ik haar wéér heb meegeteld terwijl ze er inmiddels langer niet dan wel is. Wat is dat toch apart. Mijn lijf weet beter wie bij me hoort dan m’n verstand.

Ze hoort er dus bij, is deel van mij. Ze is mijn dochter en nu staat ze er dan eindelijk bij in onze kinderrij. Wat een heerlijk en verdrietig gevoel geeft dat.

Afscheid van de basisschool

For English, click here

Gisteravond droeg ik mijn armband niet. Bewust niet. Ik vergeet hem ook wel eens om te doen. Maar gisteravond niet want mijn derde kind, mijn tweede dochter, had haar afscheidsavond op de basisschool. Ook dit kind van mij gaat straks naar de middelbare school.

Ik had die dag de slaapkamer uitgemest van een van de andere kinderen. Alle oude meuk van afgelopen schooljaar smeet dit kind vol vreugde in de oud-papier-bak. Bij dit alles kwam wat stof vrij. We wilden allebei graag douchen. Toen ik dat deed en me opmaakte voor de feestelijke avond, bedacht ik me dat het vanavond alleen om deze dochter moest gaan.

Ik zou andere ouders ontmoeten. Ik zou het hebben over hoe goed deze schat het had gedaan op school en in de musical. Hoe ze toe is aan een nieuwe stap en al heerlijk begint te puberen. Ik zou haar trotse moeder zijn en op dat moment even alleen háár trotse moeder.

Ineens begreep ik wat een vrouw mij een half jaar na Amanda’s dood probeerde uit te leggen. Ze zei: ‘Verdriet is als…’ ze keek even om zich heen en pakte toen een vierkant viltje van de tafel: ‘Als dit viltje. Als je het heel dicht voor je ogen houdt, zie je niets anders dan dat viltje. Maar als je het verder van je af houdt, dan zie je ook wat er zich omheen bevindt. Het viltje (je verdriet) is nog steeds in het zicht, maar je ziet nu ook andere dingen.’ Ze zat tegenover mij met uitgestrekte arm en het viltje in haar hand. Ik kon goed zien wat ze bedoelde.

Ze vertelde verder: ‘Op een gegeven moment kun je het viltje ook eens naast je neer leggen. Of, als je ergens heen gaat, dan berg je het op in je zak. Dan draag je het wel bij je, misschien wel heel dicht bij je hart, maar niemand ziet het. Alleen jij weet dat het er is.’ Ik kon haar volgen, maar op dat moment was verdriet nog zó ‘in your face’, nou ja, ‘mijn face’ dus, dat ik me niet voor kon stellen dat ik in staat zou kunnen zijn om het naast me neer te leggen.

Dus droeg ik het zichtbaar bij me. In de vorm van een armband met haar naam. Mijn andere kinderen zie je in en uit mijn huis lopen, zie je met me mee lopen naar de bieb of meefietsen naar de kerk. Maar mijn overleden kindje is alleen zichtbaar in die armband. Soms lokt die armband een gesprekje uit over mijn derde dochter en dat vind ik vaak prettig. Ik zou ook over haar praten als ze nog geleefd had, want ze zou net twee zijn geweest en meestal met me mee zijn gegaan waar ik heen ging.

Maar gisteravond niet. Gisteravond liet ik al mijn kinderen – op één na – achter. Ik wilde dat het alleen ging om mijn derde, mijn grote kleine meisje, die afscheid nam en samen met haar ouders was uitgenodigd voor een laatste speech, een heus afscheid.

Dus zocht ik die avond andere sieraden uit en wandelde met mijn Lief, met tussen ons in onze uitgelaten bijna-brugklasser, naar de basisschool om haar groei en ontwikkeling te vieren.

Alle andere kinderen bleven achter, ook mijn vijfde. Daarom droeg ik die armband niet.

Zwijgen

For English, click here

Het is vandaag 8 juli. Twee jaar geleden was ik uitgerekend en liep ik op deze dag naar het grafje om er iets neer te leggen bij wijze van verjaardagscadeau. Vorig jaar en vandaag deed ik dat weer. Vandaag voelt het anders dan de vorige twee keer, hoewel ik wel mijn tranen moest bedwingen toen ik de lelies afrekende bij de bloemist en me te fleurig voelde toen ik in mijn bontgekleurde jas over de begraafplaats banjerde.

Misschien heb ik toch al wat leren leven met het gemis van onze jongste. Mijn hart voelt wel nog wat zwaar. Eigenlijk al sinds 17 juni, de dag waarvan ik bad dat het haar geboortedatum zou zijn, omdat ik dan precies 37 weken zwanger zou zijn geweest. Ik blijf het vreemd vinden hoe mijn geheugen werkt. Het is niet de datum an sich, maar het is de geur, de temperatuur en de kleuren om me heen, die me herinneren aan deze periode twee jaar geleden, toen ik zo kwetsbaar rondliep, verdwaasd zoekend naar het kind dat hier niet meer is.

Ik wist niet dat het verlies van een kind zó ingrijpend was. Dat de pijn zo diep gaat dat eigenlijk niets meer hetzelfde is. In mijn perceptie tenminste, want uiterlijk is het meeste hetzelfde gebleven. Ik leef in hetzelfde huis, in dezelfde buurt, heb dezelfde familie, maar ik beleef het anders. Dat verbaast me nog regelmatig. Ik kan echt niet terug naar wie ik vroeger was. Er is een leven voor en een leven na Amanda.

De laatste tijd merk ik dat er ook in mijn houding ten opzichte van andere mensen dingen zijn verschoven. Het maakt uit of Amanda genoemd mag worden of niet. Voor mensen die haar nog doder zwijgen dan ze al is, kost ruimte maken in mijn hart heel veel moeite.

Ik hoorde van andere rouwenden dat zij sommige relaties op den duur verbraken. Toen ik dat hoorde, besloot ik dat ik dat wilde voorkomen. Ik wilde me open blijven stellen. Maar nu, meer dan twee jaar later, merk ik soms dat de rek eruit is en ik mijn hart vaker afsluit voor anderen. Dat vind ik moeilijk, het geeft nieuw verdriet.

Ik wilde er altijd voor iedereen zijn, hoe zij zich ook ten opzichte van mij gedragen. Dat lukte me door Gods genade ook heel vaak. Maar nu kan ik het soms niet meer opbrengen. Als ik haar moet verzwijgen, die zo reëel voor me is alsof ze hier nu haar tweede verjaardag zou vieren met feestmuts en taart, waarom zou ik dan naar hun verhaal luisteren?

Opnieuw heb ik genade nodig. Meer genade, meer begrip, meer ruimte in mijn hart. Want ik geloof toch dat we anderen moeten behandelen zoals we zelf behandeld willen worden. Niet zoals we zelf behandeld worden. Dat is een wezenlijk verschil, merk ik nu opnieuw en je kunt nooit weten waaróm mensen doen zoals ze doen. Vaak zit er een goede bedoeling achter, al kunnen goede bedoelingen dus ook goed pijn doen.

Dus ik buig opnieuw mijn hoofd, stort mijn verdriet en boosheid uit bij de God die het allang weet, om meer genade te ontvangen en meer liefde om er opnieuw te zijn voor die ander, hoe hij of zij ook met mij omgaat. En vervolgens ga ik opnieuw naar het graf van mijn dochter, die twee jaar had moeten worden als alles was gegaan zoals het hoort, zette een nieuw vlindertje neer en een verse bos lelies. Gefeliciteerd lieve kleine dochter van mij. En: doet U haar de groeten, Heer.

Opnieuw vraag ik me af waar de grens is tussen verdriet en zelfmedelijden. Of moet je misschien eerst door zelfmedelijden heen voordat je bij het verdriet kunt komen? Verzwijgen heeft in elk geval geen zin, want dat verstikt nog meer. Dus hier ben ik dan weer, broken but real en bereid om weer die weg te gaan om anderen met genade en woorden tegemoet te treden. Zelfs al zwijgen zij over mijn geliefde kindje, die uiterlijk vandaag twee jaar had moeten worden.

Vergelijken

For English, click here

‘Ben je liever doof of liever blind?’ Ik weet niet hoe vaak die vraag me gesteld is, maar vooral toen ik klein was, vroegen kinderen me dat heel erg vaak. Ik stamelde dat blind zijn waarschijnlijk erger was, gewend als ik was aan mijn niet goed horende oren. Toch is slechthorendheid een rothandicap, ik kan niet anders zeggen. En ik denk dat een blinde niet graag doof zal zijn en tegelijk zou willen dat hij kon zien.
Vergelijken. Wat zit dat diep ingebakken. Sommigen zeiden tegen mij dat het maar goed is dat mijn dochter al zo vroeg was overleden, dat ik de kans niet had mijn dochter te leren kennen en me meer aan haar te hechten.

Een van mijn kinderen huilt soms omdat klasgenoten zeggen dat het niet erg is dat Zusje stierf, want ze was toch nog niet geboren. Maar voor mijn kind is Zusje gewoon Amanda en het verdriet haar niet te kennen, niet te weten hoe ze nu zou zijn, haar niet te leren koprollen, haar haartjes niet te kunnen doen, haar niet op sleeptouw te kunnen nemen, dat verdriet is gewoon verdriet.

Ik worstel soms met lelijke jaloezie als een andere rouwende moeder vertelt dat haar kind nog een paar uur of een paar weken of zelfs jaren heeft geleefd. Maar natuurlijk is haar verdriet niet minder groot omdat zij wel herinneringen heeft die ze kan koesteren, haar liefde wel een tijdlang kwijt kon. Net zo min als mijn verdriet minder groot is omdat ik dat nu juist ontbeer.

Verdriet is gewoon verdriet. Ieder van ons moet met het verdriet wat we hebben leren leven.
Vergelijken is killing. Het isoleert jou van mij, terwijl als jouw verdriet er mag zijn en dat van mij ook, verbondenheid kan ontstaan. Als gedeelde smart misschien halve smart is, is ongedeelde smart dan dubbele smart?

Verdriet erkennen voor wat het is, zonder vergelijking of oordeel, is ongelofelijk belangrijk en kan zelfs helend zijn. Want als verdriet er mag zijn en erkend wordt voor wat het is: verdriet, dan komt er ook ruimte voor andere gevoelens. Als je verdriet moet wegduwen, moeten alle emoties worden weggeduwd en kan ook compassie of medeleven er maar moeilijk zijn.

Dus, ik stop ermee om jouw verdriet met dat van mij te vergelijken. Ik wil naar je luisteren en de overeenkomsten en verschillen accepteren. Want jouw verdriet bestaat. Net als mijn verdriet. Het valt niet tegen elkaar weg te strepen. Het is niet te vergelijken, maar het bestaat wel degelijk.

Bereaved Mothers’ day

For English click here

Volgende week is het weer moederdag. Een dag waarop veel moeders even het stralende middelpunt zijn en ontbijt en zelfgemaakte cadeautjes krijgen. Een dag waarop de pijn van de kinderen die er niet meer zijn of die er nooit zijn gekomen, ook scherp naar voren komt.

Ik vind Moederdag best ingewikkeld. Ik ben heel erg blij met de kinderen die in mijn huis opgroeien. Ik geniet ervan ze te koesteren, onderwijzen, coachen, verzorgen, plezier met ze te maken en te zien hoe ze langzaam maar zeker zelfstandige mensen worden met een eigen identiteit. Het ontroert me en maakt me nederig: ‘Wow, is dit werkelijk míjn kind?’

Maar juist door stil te staan bij mijn moederschap, vlamt automatisch het gemis op van het kind dat er niet meer is. Het kind voor wie ik niets meer kan doen en dat ik niet zie opgroeien tot een autonoom persoon. Dat is echt vervelend. Vooral op Moederdag, als je levende kinderen zo hun best voor je doen. Dan wil ik me eigenlijk niet bezighouden met mijn overleden kind, maar gewoon genieten van zij die hier zijn. Het voelt alsof ik mijn levende kinderen onrecht aan doe om juist op zo’n dag aan Amanda te denken. Dus doe ik erg mijn best om me vooral op de levenden te richten.

Je kunt natuurlijk niet helemaal voorkomen dat heftig verdriet ineens de kop op steekt. Maar misschien helpt het wel om er op een ander moment ruimte aan te geven. Dat las ik vanmorgen toen ik het gevoel had dat ik iets moest schrijven over vandaag. Vandaag is het namelijk International bereaved mothers’ day. Deze dag er is om speciaal bij je overleden kinderen stil te staan, bij je miskramen, of bij je verdriet dat je, ondanks dat je er zo ontzettend voor gebeden en op gehoopt hebt, nooit moeder bent geworden.

Bereaved mother’s day is Moederdag voor hen die hun kinderen zijn verloren en voor hen die geen kinderen kregen terwijl ze er wanhopig naar verlangden. Een dag om bij je overleden kindje stil te staan, bij de miskramen die je had, bij je ongewenste kinderloosheid. Een dag om een bereaved mother een hart onder de riem te steken en nog eens extra duidelijk te maken dat ook zij kostbaar is en geliefd.

Iemand schreef over vandaag iets met de volgende strekking: ‘Als we vandaag stilstaan bij wat we verloren hebben, kunnen we volgende week op Moederdag oprecht blij zijn met wat we wel hebben’. Ik weet niet of dat echt zo werkt. Vorig jaar schreef ik over Moederdag dat ik evenveel moeder ben van mijn levende kinderen als van mijn overleden kindje. Mijn hart maakt geen onderscheid.

Toch ga ik het proberen. We hadden toevallig al afgesproken om vanmiddag even naar het graf te gaan om de nieuwe plank neer te leggen. De oude is onleesbaar geworden, de grafsteen moet nog steeds besteld, en tijdens onze vakantie afgelopen week was er een mogelijkheid om hout te branden en hebben mijn Lief en ik samen een nieuwe plank gemaakt. Komt dat even goed uit.

Vandaag probeer ik stil te staan bij mijn moederschap van Amanda en bij de miskraam die ik had en vandaag bid ik voor de vrouwen die ik ken die geen kinderen konden krijgen, die miskramen hadden, of die net als ik een kind kregen dat overleed. Hoe zeg je dat? ‘Happy bereaved mothers’ day?’ Laat ik het zo zeggen:

Lieve vrouw. Je bent geliefd, gezien en kostbaar en ook jouw verdriet is kostbaar. Sta er vandaag nog eens bij stil als je de kans hebt. Het mag er zijn. Juist vandaag.

Aanwezig in afwezigheid

For English, click here

Ik wil een boek schrijven. Ter voorbereiding haalde ik stapels boeken uit de bieb over rouwen en de dood. Geen gezellig onderwerp en erover lezen doet me veel. Zo word ik er onder andere heel kwaad van. Maar ik weet nog niet precies waarom. Ben ik kwaad op de dood? Op hoe mensen reageren? Op het feit dat mijn kinderen hiermee moeten leven terwijl ik ze zo graag alle leed bespaar? Op mijn lege armen en lege buik? Op God?

Het speelt allemaal een rol, denk ik. Het lezen van deze boeken haalt heel wat naar boven. Dus waarom doe ik het eigenlijk? Nou, ik word er niet alleen boos om, ik kom er ook achter waar ik het zelf over wil hebben en ik vind herkenning. Het is erg prettig om dingen te lezen die woorden geven aan wat er sluimert onder de oppervlakte. Zoals het gevoel dat Amanda er is in afwezigheid.

Marinus van de Berg gebruikt in zijn boek: Verdriet dat niet verdwijnt de term ‘levenslooplang’. Hij zegt: “Ik wil ermee aangeven dat je de dood van een kind – of van kinderen – de rest van je leven met je meedraagt als een niet te vergeten gebeurtenis. Philip Freriks heeft in zijn boek Jantje geschreven over zijn broer die aan het eind van de oorlog werd doodgeschoten. Wie zoals hij heel jong een broer heeft verloren, heeft bij het ouder-worden steeds meer momenten waarop die broer er had kunnen zijn, maar er niet is. Hij is er in de afwezigheid: levenslooplang. Dat beïnvloedt je leven meer dan je denkt.”

Ik schold inwendig toen ik dit las. Dit is wat ik zie bij mijn levende kinderen. De dood van hun zusje beïnvloedt hen meer dan ik denk en vooral: dan hun omgeving denkt. In elke ontwikkelingsfase duiken nieuwe gedachten, vragen en emoties op. Moeten ze als het ware opnieuw leren leven met het gemis. Ze zijn er niet voortdurend mee bezig, maar het maakt wel deel uit van hun leven en hun ontwikkeling. Dat komt op sommige momenten indringend naar voren en ik vind het moeilijk om mijn kind zo te zien, zeker omdat het iets is waar ik helemaal niets aan kan veranderen.

Een van de eerste dingen die ik dacht toen we erachter kwamen dat onze dochter was overleden, was: ‘Hoe vertel ik het mijn kinderen?’ ‘Hoe moeten zij daar mee leven?!’ Woest was ik. Dat ik zoiets mee moest maken was nog tot daar aan toe. Maar mijn kinderen? Nee! Ik wil mijn kinderen koste wat kost beschermen tegen leed, verdriet, ellende. En dat kon ik dus niet. Het was niet terug te draaien. Nog steeds kan ik er niets aan veranderen. Ze moeten er mee leren leven dat hun zusje er is in haar afwezigheid.

Hoe ik ze kan helpen om dat te doen, daar hoop ik wijzer in te worden en dus ben ik blij dat er boeken over geschreven zijn. Naarmate mijn kinderen ouder worden, realiseren ze zich steeds meer wat ze missen. Ze vragen zich af hoe het zou zijn geweest met haar erbij. Dus ook al is Amanda er niet, toch is ze er op een bepaalde manier. Het is fijn om dat nu te kunnen benoemen: Zij is er in haar afwezigheid.

Wandelen

For English click here

Een flinke wandeling herinnert me eraan: periodes in mijn leven komen en gaan. Zoals ik de ene voet voor de andere zet en gestaag doorwandel totdat ik vermoeid weer thuis ben, zo gaat in het leven ook de ene periode over in de andere. Of, zoals een oudere moeder tegen me zei toen ik met vier kleine, zeer levendige, kinderen thuis was en me overweldigd voelde: ‘this too shall pass’.

Ik wandelde net voor de zoveelste keer ‘m’n wandelingetje’. Vrijwel dagelijks loop ik een rondje door de polder bij mij in de buurt. Vaak een halfuurwandeling over asfalt langs het water, maar als ik meer tijd en energie heb, neem ik een langere route, over de zandpaadjes.

Dat doe ik vandaag. Door de zon is de meeste modder opgedroogd en vandaag heb ik eigenlijk alleen maar ruimte in mijn hoofd om te overdenken wat er de afgelopen weken allemaal is gebeurd. Ik besluit er de tijd voor te nemen. Ik wandel en laat mijn gedachten gaan. Opnieuw leren mijn vermoeide voeten mij dat ook deze huildag weer voorbij gaat. Zoals mijn benen meters maken over modderige stukjes, oneffen paden, plotselinge windvlagen of onverwachte warmte, zo gaat ook mijn leven door. Adem in, adem uit. Van de ene situatie in de andere en overal komt een einde aan. Net als aan mijn wandeling.

In de bijbel wordt het leven vaak vergeleken met een weg die je afloopt. Toen onze dochter overleden bleek te zijn en ik van haar moest gaan bevallen, zei iemand ons, op basis van Psalm 23: ‘Je moet wandelen door het dal. Je moet er niet in gaan zitten. Je moet er niet door heen hollen. Je moet erdoorheen lopen.’ Op de een of andere manier gaf dat een handvat voor waarin we ons bevonden. Het dal van de schaduw van de dood. Nou ja, schaduw van de dood… Het is maar hoe je het bekijkt. Onze dochter was werkelijk dood. Wij niet. Wij kwamen dus eigenlijk in de schaduw van háár dood, niet die van onszelf, te wandelen. Dat dat een dal was, was duidelijk en dat er een einde aan zou komen, leek toen volkomen logisch, maar na verloop van maanden niet meer. Toen voelde het alsof er nooit een einde aan kwam.

Maar zoals aan elke wandeling een einde komt, komt aan het leven een einde en ook aan seizoenen en periodes in ons leven. In de vele rouwboeken en -artikelen die ik las, trof één zin me bijzonder hard: ‘ons leven is een aaneenschakeling van verliezen’. Wat is dat waar en dat gaat niet alleen over de dood of over uitsluitend verdrietige dingen. Verlies is iets waar iedereen mee moet leren leven.

Deze wandeling herinnert me daaraan. 22 maart was het twee jaar geleden dat Amanda geboren werd. 20 maart bleek ze overleden te zijn en 27 maart hebben we haar begraven. Deze dagen vielen tussen allerlei dagelijkse beslommeringen en speciale gebeurtenissen zoals een vrijgezellenfeest, een promotiefilmpje maken voor mijn boek, mijn lief die een paar dagen van huis was. Eigenlijk heb ik maar weinig tijd gehad om echt bij haar stil te staan, al hadden we op haar sterf- en geboortedag vrij genomen.

We hebben – jawel – gewandeld op haar sterfdag. Lang en flink. Op haar geboortedag gingen we naar de begraafplaats. ’s Ochtends samen, om opnieuw over een grafsteen na te denken en haar grafje netjes te maken. ’s Middags met de kinderen. Kaarsje met een ‘2’ aangestoken, sterretjes gebrand, mijn lief gaf een kleine speech. Huilen, elkaar omarmen, omgaan met de verschillende reacties van verschillende kinderen die nu eenmaal de dingen elk op hun eigen jongens- dan wel meisjesachtige manier beleven in hun eigen ontwikkelingsfase. Het was uitputtend en mooi.

Daarna gingen we uit eten. Net als vorig jaar. Hiep hoi. Lekker uit eten, want onze dochter is twee jaar geworden. Ik bedoel: Onze dochter had twee jaar moeten worden. O nee, als ze op tijd geboren was, was ze nu nog geen twee geweest. Het moet zijn: onze dochter werd twee jaar geleden levenloos geboren en ondanks ons verdriet zijn we toch blij dat ze deel uitmaakt van ons gezin en daarom doen we vandaag haar bestaan eer aan door met elkaar haar korte leven een soort van te vieren.

Het was ook dit jaar moeilijk en vreemd om de geboortedag te vieren van iemand die er niet meer is, die we zelfs niet echt hebben kunnen leren kennen. Maar het was toch anders dan vorig jaar. Rouw was weer even rauw, maar toch niet zo rauw als vorig jaar. Al kan rouw me soms nog steeds rauw op mijn dak vallen, de periodes ertussen worden langer.

Misschien ben ik niet echt uit het dal, toch ben ik door dat dal aan het lopen en leer mijn verdriet figuurlijk uit te wandelen. Al zal het misschien wel nooit totaal verdwijnen, het raakt wel meer verweven met wie ik ben en er zijn periodes, tijden, momenten. Net zoals in mijn fysieke wandeling het pad me langs modder en rotzooi en moeiten brengt, maar ook langs prachtige uitzichten, zachte briesjes, momenten van besef dat ik het niet alleen hoef te doen en dat er een einde aan komt. Ik denk dat ik morgen maar weer ga wandelen.

sterretjes twee jaar

We are not alone

For English, click here

Het is twee jaar geleden vandaag dat we de meest vreselijke boodschap hoorden die je maar kan krijgen over je kind: ‘Het spijt me, …’

De dood kwam nog nooit zo dichtbij. Binnenin mij was onze dochter gestorven.

Onze dochter is nog steeds gestorven. Wij zijn ouders van een overleden kind. En wat dat betekent, weet je niet als je het net gehoord hebt. Wij dachten dat dit iets was wat je even verwerkt. Waar je even doorheen moet, wat je moet doorstaan. We realiseerden ons niet dat als je kind sterft, er een hele toekomst sterft en je de rest van je leven ouders blijft van een persoon die je niet kunt leren kennen. Een meisje dat deel uitmaakt van je gezin zonder dat ze erbij is. Dat is werkelijk heel apart en pijnlijk. Maar je zult er mee moeten leren leven, dus dat zijn we maar gaan doen. Daar zijn we mee bezig.

‘Je moet ruimte houden’, zeiden mensen die het konden weten tegen ons. Houd ruimte voor de momenten waarop verdriet je ineens overvalt. Zodat je dat even toe kunt laten als dat nodig is. Dat deden we. De eerste weken wandelden we elke dag. Samen. We probeerden te vertellen wat we dachten en voelden, voor zover we wisten wat we dachten en voelden. We probeerden te blijven communiceren zodat we in elk geval open lijnen hadden tussen ons.

Ik dank God nog steeds voor dat heldere moment vlak na de doodstijding. Ik was zo bang dat ons huwelijk dit, na alles wat we al hadden meegemaakt, alsnog de kop zou kosten. Ik besefte dat het cruciaal was om te rouwen zoals ik nodig had en hem de ruimte te geven om te rouwen zoals hij nodig had én daarbij te blijven vertellen wat ik denk en voel, zonder te verwachten dat hij hetzelfde denkt, hetzelfde ervaart. We gaven elkaar de ruimte terwijl we wel steeds mededeelzaam probeerden te zijn. We ontdekten dat we toch veel gevoelens en gedachten deelden, ook al uitten we ons heel verschillend.

Vandaag wandelden we weer en herinnerden elkaar aan twee jaar geleden. Hoe we toen wandelden en niet wisten hoe we verder moesten. Hoe verdriet nog steeds op de vreemdste momenten de kop op steekt. Hoe alles wat we geloofden overhoop werd gehaald en we helemaal opnieuw ons geloof, ons doel, onze identiteit terug moesten vinden en alle vanzelfsprekendheid verdwenen was.

Eigenlijk was het enige wat voor mij overeind bleef staan, het lied dat een vriendin me stuurde op de dag van haar dood: ‘We are not alone, we are not alone, we are not alone, God is with us’. Dat lied luisterden we twee jaar geleden keer op keer als we het niet meer zagen zitten. Dat liedje luister ik vandaag weer, omdat ik geloof dat het waar is, ook al zegt mijn gevoel vaak iets anders.

Het tweede jaar doorkomen

For English click here

‘Eerst moet je het eerste jaar door zien te komen’, zeiden ze, en dat deden we. ‘Daarna het tweede…’ kwam er direct achteraan. Ik kon er destijds niet over uit dat je hier niet overheen zou kunnen komen. Dat je het niet gewoon kon doorleven en dan achter je laten. Het maakte me kwaad, opstandig en zeer vastberaden om te laten zien dat dat heus wel kan. Maar het verlies van een kind gaat dieper dan ik dacht. Verdriet kruipt waar het niet gaan kan.

Het is weer lente. Het is heerlijk weer en er zijn weer andere geuren en kleuren buiten. ‘Kijk mam, er zijn alweer narcissen.’ zegt mijn dochter blij. Ik hum dat ik ze ook zie. Het was me al eerder opgevallen deze week en het geeft me een beklemmend gevoel. Narcissen doen me direct aan Amanda denken. Ze groeiden overal toen ik zwanger van haar was.

Vandaag twee jaar geleden gingen we naar het ziekenhuis voor een tweede twintigwekenecho. Ik weet het nog zo goed. Na jaren wachten was ik eindelijk zwanger en zó dankbaar dat God ons nog een kindje toevertrouwde én bezorgd omdat een ander dierbaar kleintje het jaar daarvoor bij de twintigwekenecho ernstige afwijkingen had. Ons kindje bleek bij de eerste twintigwekenecho helemaal gezond en de tranen liepen over mijn wangen toen we hoorden dat ze een meisje was.

Toch moesten we naar het ziekenhuis voor een tweede echo. Want helemaal goed was het niet. Ons meisje was te klein. We hielden het nog even voor ons, vierden verjaardagen en probeerden niet bezorgd te zijn. Eerst de tweede echo afwachten. Die week wandelde ik regelmatig door de geuren en de kleuren van de lente, voelde mijn toch best dikke buik, bad, sprak leven en gezondheid, en probeerde niet bezorgd te zijn.

23 februari 2017: Onze dochter groeit inderdaad niet goed. Ik zit in een voorstadium van zwangerschapsvergiftiging en moet aspirine gaan slikken, hoewel dat waarschijnlijk geen zin meer heeft. Verder is er weinig aan te doen. Behalve bidden natuurlijk. We schrijven een mail aan iedereen die dicht bij ons staat met uitleg en gebedsvraag. Ik maak maaltijden om in te vriezen, regel oppasadressen en lees alles wat ik kan vinden over couveusekinderen. Want met 24 weken mag ik weer langs komen voor een groei-echo. Zolang ze blijft groeien, kom ik wekelijks op controle. Als ze niet meer groeit, word ik opgenomen en moet ze waarschijnlijk snel geboren worden. Met alle risico’s vandien.

Ik neem rust ook al zeiden ze dat het geen zin heeft. Ik doe alleen nog het allerbelangrijkste in huis en met de kinderen en verder niets. Ik wil geen spijt krijgen dat ik er niet alles aan heb gedaan om mijn kindje te laten groeien. Ik snuif de geur van de lente, de belofte van nieuw leven. Ik maak elke beweging van mijn kleine meisje zo bewust mogelijk mee. Achteraf is het haar laatste levensmaand.

En nu, twee jaar later, loop en fiets ik weer door lentegeuren. Gisteren nog met mijn hele, niet hele gezin. We gaan gezellig samen eten bij Happietaria en hebben echt plezier. De kinderen zijn blij met een week vakantie en wij zijn blij dat we weer wat ondernemen na een slopend weekje griep.

Daar zit ik dan, met man en vier kinderen. Pijn vlamt op. Ik moet alle zeilen bij zetten om er niet aan te denken, maar voel nog eens extra aan het armbandje met haar naam om mijn pols. Ik voel me kinderachtig en vermaan mezelf: ‘Kom op zeg. Je bent rijk. Je hebt vier grote kinderen om je heen, die met elkaar lachen en stoeien en gekheid uithalen. Die met elkaar omgaan en van elkaar houden, zelfs als een van hen juist nu duidelijke beperkingen laat zien.’

Het lukt aardig. Maar steeds komt er weer een golf van pijn opzetten, terwijl ik lach met mijn dochter die zo duidelijk ouder is geworden en zich al bijna student voelt, net als het vrijwillige personeel dat ons bedient. Ik ben trots op mijn viertal en echt blij met hen. Ik realiseer me dat dit de onomkeerbaarheid is waarmee ik moet leven. Ik kom altijd een kind tekort. Hoe vol mijn tafel ook is. Hoe vol mijn hart ook is met liefde voor deze vier. Ik mis tegelijk mijn vijfde verschrikkelijk en de pijn is net zo hevig als de blijdschap en de dankbaarheid. Het is een ingewikkelde cocktail van emoties. Maar we moeten en komen ook deze laatste maand van het tweede jaar door.

Foto door David Jakab op Pexels.com

Fijne verjaardag

For English click here

Morgen is mijn liefste jarig. Ik loop nog even naar de winkel om wat lekkers te kopen voor het ontbijt. Een vriendin had me aangemoedigd: ‘ga toch even lekker de natuur in Ineke. Dat zal je goed doen’. Dus ik neem een omweg, via het park. Ik kies de weg die mijn kinderen zouden kiezen: over de stenen op het water naar de overkant. Verdriet overvalt me heel even, maar vlijmscherp: Ik hoef niet om te lopen, want ik heb geen buggy bij me. Ik ben maar alleen.

Ik kijk om me heen en zie de schoonheid van een witte wereld. Hier en daar voetstappen en viezigheid, maar verder nog puur. Het witte bedekt de lelijkheid maar eventjes, maar wat een verademing als het gebeurt. Ik herinner me wat ik ergens las. Als er sneeuw ligt wordt de aarde doordrenkt, diep gevoed. Zo is het ook in ons leven, soms zie je aan de buitenkant niks gebeuren, terwijl er van binnen van alles gebeurt. Ik schud die gedachte van me af en akker door de sneeuw naar het centrum van mijn wijk.

Ik loop door de supermarkt, bedenk wat hij lekker vindt en kies dingen die ik anders vrijwel nooit koop. Ik moet niet teveel meenemen als ik thuis wil komen met mijn tenniselleboog en mijn pijnlijke rug. Voorzichtig kies ik de kortste route naar huis. Dan loop ik langs bloemen en planten. ‘Lelies!’ Schiet het door me heen. Ik moet lelies hebben, want morgen is hij jarig en zij is er opnieuw niet bij. Als we lelies hebben is dat in elk geval een teken dat ze erbij had moeten zijn.

Ik loop naar binnen en hoor mezelf zeggen dat ik lelies wil, want dat is het symbool voor onze overleden dochter en we hebben een jarige. Dus. Ik snap zelf niet waarom ik het zeg en de man geeft geen woorden terug. Hij noemt een hoge prijs en ik geef hem het bedrag gepast. Ik trek mijn handschoenen aan voordat ik de kou weer inga. ‘Fijne verjaardag.’ Zegt hij bij wijze van gedag.

Ineens moet ik huilen. Ik ben boos op mezelf. In de veiligheid van mijn eigen huis huil ik niet, lukt het niet, vlucht ik in bezigheden en vermaak. Maar hier, in de kou met mijn tas op mijn rug, boodschappentas in mijn goeie en bos lelies in mijn tennisarm, kan ik het plotseling niet meer tegenhouden. Ik loop voorzichtig, mensen ontwijkend, op huis aan.

Ik bid in stilte. God, nu zou een mooi moment zijn om me te laten merken dat ik niet alleen ben. Tot mijn verbazing geeft mijn telefoon het bekende signaal. Opnieuw lopen de tranen over mijn wangen.

Ik begrijp niets van mezelf. Ik heb geen controle over rouwen. Het enige wat ik kan doen is de weg die voor me ligt lopen, letterlijk en figuurlijk. En proberen niet teveel tegen te houden, omdat ik dat al veel te veel doe. Ik zeg tegen mezelf: ‘thuis mag je huilen, loop nu maar zo hard je kunt’. Maar ik kom iemand tegen die geen voelsprieten heeft en zichzelf graag hoort praten. Ik moet bot zijn om hem van me af te schudden, maar bot op een moment van groot verdriet is bij mij vaak echt té bot, dus ik houd me in.

Eenmaal thuis smijt ik de lelies op tafel. Het helpt niet. Deze lelies zijn koud en stijf en al aan het doodgaan sinds ze geplukt zijn. Ik wil mijn dochter naast me hebben lopen, ratelend over wat we voor haar pappa hebben gekocht. Enthousiast vertellend aan haar broer en zus die zo komen lunchen. Maar dat gaat dus niet gebeuren. Ik kan er niets mee. Het is een feit en dat heb ik maar te accepteren. Maar hoe je dat doet, is me eigenlijk nog steeds een raadsel.

Rouw is liefde die je niet kwijt kunt. En zo is het. Ik ga zitten en schrijf mijn kaart vol met lieve woordjes. Fijne verjaardag mijn liefste. En in de rij met namen schrijf ik vol overtuiging ook de hare, al is ze fysiek slechts aanwezig bij wijze van lelie.

Alleen de kleur nog

For English click here

Daar liepen we weer. Net als bijna een jaar geleden, toen we er voor het eerst en het laatst waren geweest. Keer op keer hadden we het uitgesteld al stond het maand in maand uit op ons bespreeklijstje. Er waren steeds dingen belangrijker, urgenter, maar vooral: gemakkelijker, dan: Grafsteen uitkiezen.

Maar nu waren we er dan toch. Bij de steenhouwer en in de showroom met verschillende natuurstenen graven. Ik voelde een constante misselijkheid. Een bizarre tweestrijd, weerstand, aversie. Daar zat ik dan met mijn liefste aan tafel bij iemand die we nauwelijks kennen, te bespreken hoe we willen dat het graf van onze dochter eruit moet komen te zien. Alsof het om een nieuwe keuken gaat, of een of andere verbouwing. Welke indeling, materiaalsoort, lettertype? En dat alles zat ik daar zakelijk te bespreken, met zoveel mogelijk gladgestreken gezicht. Nu even geen emoties alstublieft. Niet dat niet zou mogen, dat denk ik tenminste, maar ik wilde dat niet. Laten we rationeel, als wijze ouders, beslissen wat er nu gebeuren moet.

Als ik iets ontdek heb in deze weg van rouw, is het wel dat ik het erg goed kan: mijn gevoelens verdringen. Ik ben er niet trots op, want het is eigenlijk behoorlijk vervelend. Ik heb zelf niet eens door dat ik het doe namelijk. Ik kom er gewoon pas later op een vervelende manier achter dat iets mij eigenlijk toch wel heel veel doet. Te laat, want eerst ga ik domme dingen doen, word ik soms zelfs ziek, word ik steeds chagrijniger. ‘Hoe kan dat nou?’ Vraag ik me af en pas na een paar dagen, als ik eindelijk om het één of ander dan toch in tranen of woede uitbarst en me afvraag waar dat in vredesnaam vandaan komt, besef ik: ‘o joh. Ik heb gewoon verdriet!’ ‘Ik voelde me gewoon gekwetst!’ Of in dit geval: ‘Ik zag er eigenlijk gewoon heel erg tegen op!’ Ik denk zelfs dat ik mezelf deze griepweek zieker had gemaakt dan ik was door dit knagende gevoel niet te willen voelen. Dit knagende gevoel van weerzin om deze aankoop dan nu toch eindelijk te gaan doen.

Maar het moet gebeuren. Het plankje dat onze lieve oudste maakte, is bijna niet meer leesbaar. Bovendien willen we niet verplicht naar het grafje toe om het steeds netjes te maken, ook al komen we er nog steeds nu en dan. We willen het niet móeten doen. Ze is het zo waard, benadrukt mijn liefste steeds en zelf wil ik het kunnen zien als ik daar ben: Hier ligt ons dochtertje, rechtstreeks vanuit mama’s buik in de armen van haar Hemelse Vader. Susan Amanda Marsman. Misschien wel omdat ik het nog steeds haast niet kan geloven, laat staan bevatten.

Hoe vreemd het ook klinkt. Ik kan het soms nog steeds niet geloven dat ik werkelijk nog een vijfde kindje heb, maar er niet voor kan en mag zorgen. Ik vóel het soms, omdat ik nog steeds paniekgevoelens heb als we met z’n allen weggaan, omdat ik nog steeds in verwarring raak als iemand me vraagt hoeveel kinderen ik heb en omdat de pijn op onverwachte momenten opvlamt als ik op straat loop, als ik in huis zit, of als ik wakker word.

Dus ook dit hoort erbij. Rationeel een steen uitkiezen terwijl je hele ziel zich ertegen verzet. Omgaan met misselijke gevoelens terwijl je je zogenaamd ‘vermant’. Net als bevallen van een dode baby: je wilt het niet, maar je zult wel moeten. Net als het begraven van je eigen kind: je wilt het niet, maar je zult wel moeten. Zo ook nu, hoewel sommige mensen misschien vinden dat het niet hoeft, wij vinden dat we het zullen moeten doen: een waardige steen op haar grafje leggen. En dat moet dus nu nog steeds gebeuren, maar we zijn er uit wat de tekst wordt en de vorm. Alleen de kleur nog.

Terug bij af

We zijn weer terug bij af. Zo voelt het tenminste. Maar het is niet zo.
Maar toch voelt het zo.

We zijn weer terug bij af. Twee jaar geleden waren we vol blijde verwachting. En we vroegen ons af waar het kleintje moest slapen. Wat de andere kinderen nodig hadden. Kind voor kind bespraken we. En we kwamen op een plan dat waarschijnlijk voor alle vijf het beste was. Er kwam een aparte babykamer. Twee kinderen kwamen bij elkaar op de kamer. En de andere twee kregen elk een eigen kamer op zolder. We begonnen na de kerstdagen al met de verhuizing, zodat we in de meivakantie, mocht het zo niet blijken te werken, de boel nog konden veranderen.

Twee maanden later werd ze ineens al geboren. Veel te vroeg. In maart. Terwijl ze al in de volgende wereld was, kwam ze in deze wereld. Wat een geluk bij een ongeluk dat we er al zo vroeg bij waren geweest en de kamers al omgegooid waren. Dat er een babykamer was waar de wieg kon staan, waar we haar op konden baren, bekijken, vasthouden.

Na de begrafenis werd dit kamertje een plek om bij haar stil te staan. Om even te huilen. Even het gevoel te hebben dat we dicht bij haar konden zijn. Het was fijn om zo’n plek te hebben en ieder van ons ging er zo nu en dan even naartoe.

Maar als je vier levende kinderen hebt en vier slaapkamers te verdelen, is het op een gegeven moment tijd om elk kind weer een eigen kamer te geven, vonden wij. En dus ruimden we een jaar geleden in de tijd tussen kerst en oud en nieuw de kamer van Amanda op.

En het was goed. Het is fijn dat elk van onze kinderen hier een eigen plek heeft en Amanda heeft geen eigen kamer nodig. En wij hadden die kamer ook niet perse nodig al was het moeilijk om er afstand van te doen omdat het voelde alsof we opnieuw afstand van haar deden.

Afgelopen jaar bleek het nodig om de kamers nogmaals opnieuw in te delen en afgelopen dagen, opnieuw na kerst, hebben we dat gedaan. Nu is het weer bijna hetzelfde als voordat Amanda er was. En vandaag, nu het meeste werk gedaan is, besef ik pas hoeveel verdriet me het eigenlijk doet. Naast dat het ook gewoon oudejaarsdag is, we de kerstdagen hebben gehad en het gewoon zo incompleet blijft voelen om ‘gezellig met z’n allen’ kerst en oud en nieuw te vieren.

We zijn weer terug bij af. Ons huis is weer zo’n beetje zoals het was voordat Amanda kwam. Elk kind heeft een eigen kamer. Een plek die bij hem of haar past. Waar het zich kan ontwikkelen, terug kan trekken, op kan laden. En het is goed en het is niet goed. Het is goed omdat het hopelijk de kinderen ten goede komt. Maar ik voel me zo gebroken en verdrietig. Eigenlijk nam ik op de een of andere manier weer een beetje meer afscheid van dat kleine meisje dat we zo verschrikkelijk missen.

Als ik Amanda zo mis, dan ga ik meestal maar weer bidden. Omdat God weet hoe het met haar gaat. Omdat hij dichtbij haar is. En omdat ik niet meer voor haar kan bidden zoals ik dat voor mijn andere kinderen doe (ze heeft per slot van rekening ook dat niet meer nodig), zei ik: “dank U wel dat ze het fijner heeft dan waar ook ter wereld. Dat het zo ontzettend goed met haar gaat”. En ik bedenk me nu pas: “dat zij haar eigen kamer eigenlijk ook al heeft”.

Hmm. Misschien zijn we toch niet zo terug bij af als het voelt. We zijn natuurlijk sowieso verder gegaan en niet teruggegaan, maar dit gaat dieper al vind ik het moeilijk te accepteren: Misschien zijn we nu wel ieder precies waar we zijn moeten, op dit moment in time and space.

Het is oudejaarsdag vandaag. Vanavond gaan we weer danken voor het afgelopen jaar en bidden voor het nieuwe. Ieder van ons heeft dingen opgeschreven en vanavond gaan we het met elkaar doornemen, herinneringen ophalen en het nieuwe jaar en onszelf in Gods handen leggen. Daarna steken we weer vuurwerk af en wensen we elkaar gelukkig nieuwjaar. Ik vond het vorig jaar vreselijk moeilijk en vandaag zie ik er eigenlijk ook heel erg tegenop. Omdat zij er weer niet bij is en ik niet met een peuter op mijn arm voor het raam zal staan kijken dit jaar.

Vorig jaar bedacht ik me tijdens het kijken naar het vuurwerk: zou ze het kunnen zien? Is dat iets waar we allebei van zullen genieten? Ik weet het niet en ik verzucht: Heer, doet U Amanda alstublieft de groeten. Ik hou van haar en ik mis haar. En doordat zij hier geweest is, zijn we in elk geval niet terug bij af. Maar we gaan gewoon maar weer verder. Ieder op zijn eigen plek.

Vierentwintig uur

For English click here

Zondag is het Wereldlichtjesdag. Om zeven uur ’s avonds, als het elders al acht uur is, worden in het stadhuis van de stad waar ik woon (en overal in onze tijdzone) kaarsjes aangestoken. Als het hier acht uur is geweest, is het elders in de wereld zeven uur en zo, uur na uur, branden over de hele wereld vierentwintig uur lang kaarsjes ter nagedachtenis van onze overleden kinderen.

Ik was er vorig jaar bij met mijn gezin. Het was een bijzonder uur. Het was bijzonder om samen te zijn met andere ouders van een overleden kind. Bijzonder om dit met zijn zessen te beleven. En bijzonder omdat tijdens het branden van de kaarsjes ook de namen werden genoemd van de kinderen die we herdenken.

Dit jaar gaan we weer. Het is heerlijk om de naam van Amanda te horen uitspreken. Zo apart om te merken hoeveel het ons doet. Ik denk dat het komt omdat als haar naam genoemd wordt, haar bestaan erkend wordt. En ze zit in mijn lijf, in mijn hoofd, maar over haar praten gaat niet vanzelf, want niemand ziet haar en ik kan niet vertellen dat ze begint te praten, dat ze net zulke krulletjes heeft als haar oudste zus en waar ik haar schoentjes heb gekocht.

En het is fijn om dit met zijn zessen te doen. Ik schreef al eens eerder: ‘samen rouwen is een crime’ en ik kan er nog steeds niets anders van maken. Wanneer ik niet hoef te huilen, wil iemand anders dat wel. Wanneer ik het even moeilijk heb, heeft iemand anders zoiets van: ‘nu even niet’. En dat is oké en logisch, maar maakt ‘samen rouwen’ iets wat volgens mij gewoon niet kan. Rouwen is iets heel individueels terwijl we toch behoefte hebben aan contact, ook in ons verdriet. Daarom is zo’n moment waarop we gezamenlijk naar het stadhuis gaan, haar naam opschrijven, haar naam horen noemen en al dan niet huilen, een belangrijk en kostbaar ritueel om uiting te geven aan het verdriet en de verbondenheid daarin, ook al zijn we in het beleven ervan zo verschillend.

Zondag is het Wereldlichtjesdag en dat komt best snel na Allerzielen. Nu het er bijna aankomt, vind ik het toch wel een mooi moment in het jaar. Ik heb van de week een paar keer Sinterklaascadeautjes in staan pakken en nu en dan vlamt de pijn ineens op. Ik heb geen cadeautjes voor haar. Alles wat ik kocht is voor kinderen van boven de negen jaar. En ik vraag me af hoe ze het heeft. Of God haar verwent. En besef dat de liefde die zij ontvangt, veel groter is dan cadeautjes ooit kunnen communiceren.

Na Wereldlichtjesdag volgt Kerst al vrij snel, waarbij alles draait om een baby. God die hulpeloos werd om ons zijn liefde te laten zien. De Almachtige die weerloos werd om ons dicht aan zijn hart te trekken. Ieder kind krijgt bij ons een boek op Eerste Kerstdag. Een traditie die we overnamen van de kerk waarin we opgroeiden. We gaan wandelen en steengrillen en op bezoek bij familie. En dat allemaal opnieuw zonder haar. Juist op die bijzondere dagen voelt het gemis extra zwaar.

Vervolgens is het Oud & Nieuw en staan we stil bij waar we voor kunnen danken en bidden. We schrijven alles in twee kolommen op een groot vel papier: ‘we danken voor 2018: …’ en: ‘we bidden voor 2019’. En dan is er opnieuw heel veel waar we dankbaar voor zijn, zijn er gebeden verhoord en kijken we uit naar wat er gaat komen. En er zijn onverhoorde gebeden, onvervulde verlangens. Het gemis van Amanda is niet minder geworden. Sommige problemen zijn vele malen hardnekkiger dan we hadden gehoopt. Ook dat leggen we neer bij degene die het overzicht heeft en weet wat Hij doet.

Ik vind het fijn dat het tussen al die feestdagen in, Wereldlichtjesdag is. Om een kaars te branden, Amanda’s naam te horen, samen al dan niet te huilen. Want ze blijft inderdaad voor altijd onzichtbaar maar voelbaar deel van ons. 24/7.

Tekst over Wereldlichtjesdag:

‘Elke 2e zondag in december wordt WereldLichtjesDag gehouden.
Op deze dag steken mensen om 19.00 uur over de hele wereld kaarsjes aan ter nagedachtenis aan overleden kinderen. Het maakt daarbij niet uit hoe oud het kind was of hoe lang het al geleden is. Je kind blijft immers je kind! Voor altijd in je hart en gedachten!
De wereld wordt zo even letterlijk wat lichter voor mensen die een kind verloren hebben en daarnaast is er het besef dat je niet alleen bent met je verdriet.’
http://www.wereldlichtjesdag.nl/

Golven

For English click here

Ineens is het er weer. Grotesk, opdringerig, ongelofelijk pijnlijk. Een schreeuw die eruit wil maar blijft steken ergens halverwege. Een snik die gehoord moet worden, maar stokt, nog niet wil komen.

Zo heb ik een aantal dagen rondgelopen. Ik voelde druk achter mijn ogen en een chagrijn bezit van me nemen waar geen gebed tegen leek te helpen. Pas gisteren werd het allemaal ineens teveel en kon ik eindelijk huilen. En nu lukt het me bijna niet om te stoppen. Steeds opnieuw stromen de tranen over mijn wangen. En het besef dat ik haar mis, slaat als een golf over me heen.

Ik mis armpjes om mij heen. Gejengel achter me in de kerk vanmorgen riep het verlangen wakker naar mijn jengelende Amanda, die nooit jengelde, omdat ze niet zolang geleefd heeft dat ze jengelen kon. Ik mis haar gezichtje tegen mijn benen terwijl ik sta te praten met iemand. Dat ze naar me toe rent omdat ze blij is om me weer te zien. De doffe pijn van dit gemis is moeilijk te bevatten en op dit moment ook niet te onderdrukken.

Het is gewoon zo raar. Hoe kun je nou missen wat je niet hebt gehad? Hoe kan ik háár nu missen als anderhalfjarige, terwijl ik haar alleen maar heb gekend als heel klein baby’tje? En opnieuw klinken de woorden van Manlief in mijn hoofd: ‘ze groeit gewoon mee in ons gezin. Ze groeit gewoon mee op’. En dus mis ik nu een dreumes die leven in de brouwerij brengt en me voortdurend alert houdt. Ik hoor moeders blij zijn dat hun kinderen nu niet meer die constante aandacht nodig hebben omdat ze ouder geworden zijn, maar ik denk alleen maar: ik zou de wereld geven om dat nu te mogen hebben. Om haar in de gaten te moeten houden en geen seconde alleen te kunnen laten.

Ze lijkt te verdwijnen, vergeten te worden. Ze maakt geen zichtbaar deel uit van ons gezin. Vanbuiten lijkt ons gezin compleet en zijn we met zes personen hier. Voor veel mensen is dat al druk genoeg. Maar ik kom een kind tekort en de paniek die dat geeft, blijft opduiken. Ongewenst, maar toch daar. En ik wil het niet voelen. Ik wil niet toegeven dat het gemis blijft bestaan, dat niets lijkt te helpen om de pijn te verzachten. Het is mooi geweest. Het moet afgelopen zijn. Het is 28 oktober. Gisteren een jaar en zeven maanden geleden hebben we haar begraven. Ervaren hoe verschrikkelijk het is je kind achter te moeten laten.

We moesten toen direct weer door en ik wil ook nu gewoon door. En het lukt aardig. Ik zorg, ik schrijf, ik zing, ik speel, ik probeer er voor de mensen om mij heen te zijn. Maar ondertussen knaagt het overal onderdoor gewoon verder. En ik begrijp alweer een beetje beter waarom mensen zeggen dat ‘rouwen hard werken is’. Het is inderdaad een soort van werken, doorwerken, verwerken, op je laten inwerken, ermee verder werken. En er zit wel een progressie, een ontwikkeling in.

De afgelopen weken heb ik een aantal blogs van vorig jaar vertaald naar het Engels. Ik was daardoor bezig met veel van wat ik vorig jaar schreef. Ik zag hoe ik worstelde met God. Hoe ik zocht naar hoe je moet leven met zo’n diep gemis. Ik ontdekte dat er iets meer rust is gekomen in mijn gedachten, dat ik God weer meer vertrouw en dat ik inderdaad leer om het gemis te verweven met mijn bestaan, zoals ze dat zo mooi zeggen. Ik dacht eigenlijk zelfs dat het minder was geworden, leefbaarder. Totdat het nu dus ineens weer pontificaal voor mijn neus staat en ik nu toch weer wanhoop voel, intens verdriet, een zeer scherpe pijn. En hoe het precies komt, weet ik niet.

Ik zoek het niet op. Ik leef gewoon. Werk gewoon. Doe gewoon de dingen die ik zou moeten doen. Maar kennelijk is het zoals ze zeggen over rouw: verdriet komt in golven. En je moet ruimte houden in je leven om daarmee om te kunnen gaan. Zodat je kunt huilen als je moet huilen. Of zodat je kunt schrijven, zoals ik nu doe, want schrijven betekent woorden geven, erkennen en ruimte geven om het te laten bestaan. Ik zal haar blijven missen. Ze is mijn dochter en had hier gewoon moeten zijn. Het besef dat dat niet zo is, is als een golf die over me heen komt, me de adem beneemt en helemaal uit evenwicht slaat. Ik kan alleen maar zeggen, voor de zoveelste keer, dat God mijn anker is, en de rots waarop ik sta. Ik probeer te blijven staan en de golven dan maar tegen me aan te laten beuken. En ik wacht tot de zee weer wat rustiger wordt en de golven niet meer over me heen slaan – voorlopig.

De stilte doorbreken

For English click here

‘Hoe oud zijn je kinderen?’ vroeg een vriendelijke vrouw die ik nog niet kende op een verjaardag. Ik slikte, dacht even na, en besloot de waarheid te vertellen: ‘15, 13, 11, 9 en de jongste is overleden.’ Het was even stil. Toen vroeg ze: ‘Joh, hoe oud zou die geweest zijn?’ Opgelucht en dankbaar antwoordde ik: ‘Anderhalf’. ‘Sjonge, wat erg’, zei ze. Ik zei: ‘ja he. Inderdaad.’ Het was weer even stil. We wisten allebei niet zo goed wat we nog meer moesten zeggen. En vervolgens praatten we verder over andere dingen.

Soms reageren mensen zo fijn op wat zo vreselijk is. Soms mag het verdriet en je kind er gewoon zijn. Kun je het er gewoon over hebben als je dat zou willen. Want het is nou eenmaal zo. Haar niet benoemen neemt de realiteit van haar afwezigheid niet weg. Het verdriet, haar plek in ons gezin, het feit dat we nu een anderhalf jaar oude peuter bij ons hadden gehad als ze wel was blijven leven, dat allemaal: het ís er gewoon. Als je dat niet erkent, of verzwijgt ‘omdat je niet weet wat je moet zeggen’ (dat weet ik ook niet!) dan negeer je een wezenlijk deel van wie wij nu zijn.

Benoemen
Ik heb gemerkt dat het een wereld van verschil maakt of Amanda genoemd wordt of niet. Als ze genoemd wordt, erkend wordt dat ook zij bij ons hoort, dan kunnen we behoorlijk ontspannen ergens zijn. Dan kunnen we ook lachen en genieten, want we kunnen eventueel ook huilen. Maar het tegenovergestelde is helaas ook het geval. Het is net alsof je, als je het gevoel hebt dat je haar niet mag noemen en niet eventueel mag huilen, dat je dan ook niet kunt lachen. Je moet dan eigenlijk alle gevoelens onderdrukken, want stel dat je toch moet huilen. En dit heeft tot gevolg dat ik er op sommige verjaardagen of bijeenkomsten wat apathisch bij zit, als ik het al kan opbrengen om te komen.

Hoeveel kinderen heb je?
Noem je je kindje of niet? Het is een vraag die regelmatig door rouwende moeders wordt gesteld. En we worden vindingrijk in hoe we recht doen aan het bestaan van onze overleden kindje(s) zonder het het achterste van onze tong te laten zien. Zo zeg ik bijvoorbeeld: ‘ik heb vier kinderen in huis rondlopen’. Voorlopig werkt dat, want mijn kinderen wonen allemaal nog thuis. Of: ‘ik heb hier vier kinderen’. Ik denk niet dat ik ooit kan zeggen: ik heb vier kinderen. Want dat is niet zo. Ik heb er vijf. Ik kan mijn nu-weer-jongste ook niet als mijn jongste zien en noem hem ook niet zo. Want dat is hij niet. Hij is misschien mijn jongste hier, maar mijn jongste is niet meer hier.

Verzwijgen
Soms zeggen mensen tegen ons dat we het maar beter niet moeten zeggen: dat we een kindje zijn verloren, want dat geeft anderen zo’n ongemakkelijk gevoel. Ik heb soms begrijpend ‘ja’ geknikt. Want ik, die altijd en overal teveel rekening probeer te houden met iedereen, dacht: ja, daar zit wat in. Totdat ik besefte dat het aan me bleef knagen. Want wacht eens even, het geeft de ánder een ongemakkelijk gevoel? Voor hoe lang eigenlijk? Een paar minuten? Misschien een dag? Is dat eigenlijk zo erg? Het ís toch ook gewoon hoogst ongemakkelijk? En jij hebt daar maar even last van. Wij moeten er elke dag mee leven.

Als ik haar verzwijg, dan doe ik meer dan de ander sparen. Ik negeer een deel van wie ik ben. Ik negeer dat ik moeder ben van vijf kinderen en dat ik zo vaak aan haar denk en haar zo mis. Het voelt als verraad tegenover haar, en ook tegenover mijn kinderen en mijn man. Want zij hebben nog een zusje. Hij heeft drie dochters. En we zijn zo trots op haar. Zo blij dat ze hier geweest is. Daarom zijn we ook zo verdrietig.

Stil verdriet
Bovendien sterven er heel veel baby’s rondom de geboorte en is er veel stil verdriet om stille baby’s. Als ik mijn kleine Amanda benoem, hoor ik vaak een verhaal terug over andere vrouwen die ook hun kindje verloren. Veel oudere vrouwen rouwen in stilte om hun dode kinderen. Maar door het te verzwijgen, werd hun verdriet niet minder. En ik merk dat door te vertellen over mijn kleine meisje, er ruimte komt voor anderen om te vertellen over hun kleine kinderen.

Daarom denk ik dat je beter iets dan niets kunt zeggen als je weet dat iemand nog een kindje heeft dat niet meer leeft. Misschien kun je zelfs wel helpen door mensen te laten praten, te laten huilen, zodat het meer en meer verweven wordt in hun leven en ze júist kunnen lachen, omdat ze ook mogen huilen.

Ga er niet vanuit dat wij er zelf over beginnen. Misschien hebben we wel het gevoel dat dat niet mag. Maar vraag naar onze kinderen. Noem hun namen. Erken hun bestaan. En laten we vooral samen huilen én lachen.

beeld van zeven

Oktober is pregnancy and infant loss awareness month las ik op Facebook. Tijdens het schrijven van deze blog, realiseerde ik me dat deze blog daar eigenlijk heel goed bij past. Wil je meer weten over hoe je er kunt zijn voor rouwende moeders in jouw omgeving, ook als ze al veel ouder zijn, of worstel je zelf met verlies van een kindje, kijk dan eens op: www.stillelevens.nl.
En natuurlijk mag je mij ook persoonlijk benaderen.

Welkom heten

For English, click here

‘Eerst moet je welkom heten. Want als je niet welkom heet, kun je geen afscheid nemen.’ Deze wijze en geruststellende woorden hoorden we vandaag anderhalf jaar geleden, toen we voor het eerst van ons leven een uitvaartverzorgster op bezoek kregen. Iemand die gespecialiseerd was in baby-uitvaarten nog wel.

Het was de Stille Tussendag. De dag na de Dag van Afschuw, toen we ontdekten dat onze dochter was overleden en we dat nieuws aan onze kinderen en ouders moesten gaan brengen terwijl we zelf niet eens konden bevatten wat dit betekende. En de dag voor de Dag van Verwondering, waarop we haar voor het eerst en bijna ook meteen voor het laatst ontmoetten en ontdekten dat je in zo verschrikkelijk veel verdriet ook zo dankbaar en blij kon zijn.

Op deze Stille Tussendag zaten we ons met een misselijk gevoel af te vragen hoe dat zou zijn, een dode baby baren. Gelukkig wist de uitvaartbegeleider waar ze het over had. Ze was zelf bevallen van een overleden kindje en, hoewel het ons allemaal nogal luguber voorkwam, wist ze ons in duidelijke taal voor te bereiden op wat er zou komen. Ze vertelde ons hoe het lichaampje eruit zou kunnen zien, waar we op moesten letten en hoe we voor haar lichaam konden zorgen.

Dat we voor haar lichaam konden zorgen. Wat een geruststelling was dat eigenlijk. Er viel toch nog iets te doen behalve bevallen. We konden haar welkom heten en we konden haar lichaam met zorg behandelen. Ik vond het nog steeds doodeng en ik voelde me zenuwachtig. Het idee dat ik een wandelend graf was, bleef maar in mijn gedachten komen. En dat ik geen leven ga schenken aan een kind, maar toch moet gaan bevallen. Maar ook daar kwam de uitvaartbegeleider over te spreken: ‘Je kunt haar niet meer het leven geven’, zei ze, ‘maar je kunt haar nog wel op de wereld zetten’.

Deze woorden gaven me perspectief. En moederkracht: Welkom heten. Lichaam verzorgen. Op de wereld zetten. Dat klinkt beter dan: Een dode baby baren. Voor niets pijn lijden. Een begrafenis voorbereiden. Wat zijn woorden toch krachtig. Wat zijn woorden belangrijk. Een goed gekozen woord kan zoveel goede dingen uitwerken, zoveel hoop geven en zelfs kracht als alles uitzichtloos lijkt. En slecht gekozen woorden (met goede bedoelingen, daar ben ik van overtuigd), die we helaas ook nogal eens hebben moeten incasseren, kunnen zoveel stuk maken, je op jezelf terugwerpen en laten verzinken in eenzaamheid.

De nachten tussen de Dag van Afschuw en de Dag van Verwondering heb ik nauwelijks geslapen. Hoe mooi en duidelijk de woorden ook waren, ik voelde me ondertussen wél een wandelend graf. Het kind in mij leefde niet meer. En ik moest nog steeds wél een dode baby baren. Het kindje moest geboren worden en ik zag er meer dan tegenop. Ik wilde er onderuit komen. En ik bad om kracht, om vrede, om alles om te kunnen doen wat ze zei: heet haar eerst maar welkom. Het afscheid nemen komt daarna al snel genoeg.

En we hebben het gedaan. Moeten doen. Morgen anderhalf jaar geleden werd ze geboren. Onze derde dochter, ons vijfde kind. Susan Amanda Marsman. Kleine gewenste lelie. Ze was al overleden. Maar toch heetten we haar welkom. Lieten we haar aan onze kinderen, ouders, zusjes en beste vriendinnen zien. Dit is ze. Onze dochter. We kregen kraambezoek, we waren vader en moeder geworden. Het was een week waarvan ik me bijna iedere minuut herinner. We beleefden, doorleefden, overdachten alles zo intens. En steeds zaten we weer bij haar wiegje, namen haar in onze handen, bekeken haar, verwelkomden haar en gaven haar in gebed terug aan God.

Het welkom heten helde al snel over naar afscheid nemen. Het was duidelijk dat we haar niet hier konden houden. En na vijf dagen kwam het definitieve moment, deden we de deksel van haar mandje dicht en gingen we het moeilijkste doen wat we ooit hebben gedaan.

Ik wou soms dat ik in een Oosters land was opgegroeid, waar je mag jammeren en jammeren tot het irritant wordt en dan nog steeds mag doorjammeren. Nu stonden we daar, (redelijk) nuchtere Hollanders met stille tranen over onze wangen en zachtjes snotterend, roerloos maar te staan. Bij het graf van ons kind. Toen welkom heten, definitief afscheid nemen geworden was. En wij voorgoed veranderd verder moesten leven nadat we haar, nu anderhalf jaar geleden, voor een kort moment welkom geheten hadden.

DSCF7750

Foto gemaakt door Ruth van den IJssel, van Ima Afscheidszorg

Weer naar school 2

For English, click here

Ineens staat het weer levensgroot voor me. Ik kan er niet omheen, maar probeer uit alle macht te doen alsof er niets aan de hand is. Ik zie moeders met baby’s en peuters. Ze zijn samen met mij op het schoolplein om grote broer en/of zus naar school te brengen. Ik voel pijn opvlammen en kijk snel de andere kant op terwijl ik de school binnenloop. En hoe schattig het dreumesje ook is dat ik daarna op de trap tegenkom, hoe dol ik ook ben op kinderen, op dit moment kan ik het niet opbrengen dit kindje wat aandacht te geven.

Ik loop langs moeder en kind de trap op zonder naar ze te kijken en richt me alleen op mijn eigen kind. Als ik mijn kinderen weggebracht heb, loop ik in mijn eentje naar huis en voel me leeg en meer alleen dan eerst. Ik loop daar zonder dreumes aan de hand of in de buggy. De eerste paar dagen lukt het me nog om dit gevoel snel weg te duwen. Er waren nog middelbare scholieren in mijn huis toen ik thuis kwam. Maar na een paar dagen moest ik hen ook uitzwaaien. Zonder kind op mijn arm.

Ik had er niet op gerekend dat ik me opnieuw zo zou voelen. Dat het gemis weer zo pijnlijk op de voorgrond zou komen. Ik weet er niet zo goed raad mee en ga maar snel aan het werk. Er is genoeg te doen. Ik heb allerlei nieuwe taken op me genomen waar ik graag aan werk en die ik niet was gaan doen als Amanda wel was blijven leven. Sommige dingen doe ik zelfs juist omdat ik haar verloor, zoals helpen bij een groep met lotgenoten. En bloggen.

Maar wat voelt dit allemaal leeg. En wat knaagt die leegte eigenlijk voortdurend, al is het meestal op de achtergrond. Ik realiseer me dat ik eigenlijk intens naar haar verlang. En dat het dus zo is dat ze er niet is. Dat ik een kindje heb gekregen, maar dat ik niets voor haar en niets met haar kan doen. Ze is hier echt niet meer. En dat besef is elke keer en nu opnieuw zo pijnlijk. En omdat het zo’n pijn doet en ik er gewoon helemaal niets mee kan, ga ik maar weer aan de slag.

Ik loop naar huis en kom opnieuw iemand tegen, met een peuter op zijn nek. Ik voel een steek van jaloezie en tranen branden achter mijn ogen. In mij schreeuwt: ik had je tegemoet moeten lopen met míjn peutertje, maar ik loop hier alleen. Zonder kind op de arm, zonder kind in de buggy en ook zonder kindje in mijn buik, want ik ben tot ons verdriet nog niet opnieuw zwanger geworden.

Dus hier zit ik dan weer. In ons lege huis. De tranen stromen eindelijk weer eens vrij over mijn wangen en ik besef opnieuw dat mensen ertoe doen. Hoe groot of hoe klein ze ook waren. Sommigen van ons moeten het verlies in zich opnemen van een geliefde die hier rond de negentig jaar mocht zijn. Anderen, zoals ik, hebben niet eens de kans gehad hun kind echt te leren kennen.

Maar al deze mensen, hoe oud of hoe jong ook, hebben betekenis omdat wij ze hebben liefgehad. Rouw is liefde die je niet kwijt kunt en al heb ik nieuwe dingen gevonden om mijn tijd en aandacht aan te schenken, al blijven er nog steeds vier kinderen die mijn aandacht nodig hebben, toch is daar nog steeds ook die diepe liefde voor dit ene specifieke kleine prachtige meisje dat enkel leefde in mijn buik. En ik mis haar. Mijn God, wat mis ik haar. Ik bid steeds vaker of God haar de groeten wil doen. En ben opnieuw verrast dat ik zulke dingen doe sinds haar overlijden. Het helpt een beetje.

Nu de kinderen weer naar school zijn, moet ik opnieuw wennen aan het lege huis, ook al is alles precies hetzelfde als voordat de zomervakantie begon. Ik moet opnieuw wennen aan een leven met enkel grote kinderen die naar school zijn en werk dat op me ligt te wachten. Ze zou nu zo ongeveer hebben kunnen lopen. We zouden samen de kinderen naar school hebben gebracht en weer rustig naar huis zijn gewandeld terwijl zij oog zou hebben gehad voor elk detail op de stoep, en ik haar stap voor stap zou leren functioneren op deze wereld.

Maar ik liep alleen naar huis en werd overvallen door een diep gemis, een intense pijn. Ik ga ermee naar God toe en het stelt me gerust dat het nu zo goed met haar gaat en op de beste plek is. Maar het gemis blijft wel bestaan, doet pijn, en ik moet er nog steeds mee leren leven. Ik weet eigenlijk nog steeds niet precies hoe dat moet. Dus ga maar weer aan het werk.

Carpe Diem

For English, click here

‘Nee’, antwoordden mijn man en ik allebei. En ik vervolgde: ‘Nee, dat deden we vroeger nooit. Dat doen we pas sinds eh… sinds anderhalf jaar ongeveer.’ Ik wilde zeggen: sinds Amanda, maar op de één of andere manier wilde ik dat deze keer niet hardop zeggen, hoewel haar naam luid in mijn hoofd klonk.

De dagen daarna bleef dit gesprekje me bezighouden. We waren gezellig uit eten geweest met een van mn zussen en haar gezin en hadden het over de ijscoman. Dat die dagelijks onze wijk inrijdt en dat we vroeger werkelijk nooit een ijsje kochten. Ik vond het verspilling als je ook ijsjes in de vriezer hebt liggen en daarbij kwam ook dat de ijscoman vaak precies aan kwam rijden als ik het eten bijna klaar had.

Maar nu is dat anders. Nu halen we wel af en toe een ijsje bij de ijscoman, laten we wel eens pizza’s bezorgen en doen we meer dingen zomaar en spontaan, ook als het iets kost. Het is fijn en bevreemdend tegelijkertijd. Wat zijn we veranderd.

Vroeger op school leerde ik: ‘memento mori’, wat: ‘gedenk te sterven’ betekent. Leef altijd met het besef dat dit leven niet alles is. Besef je eindigheid. Het tegenovergestelde daarvan, zo had ik het tenminste begrepen, is: ‘carpe diem’. Dat betekent: ‘pluk de dag’ en het werd bij mij op school met enige afkeuring uitgelegd als een levenshouding waarin je geen rekening houdt met later en geen rekening houdt met anderen.

Toch neigen wij sinds ‘mori’ op ons pad kwam, veel meer naar ‘carpe diem’ dan vroeger.

Nu we weten hoe het is om een kind te verliezen, beseffen we nog meer hoe kostbaar het leven is en hoe belangrijk het is om te genieten van wat God ons vandaag geeft. We zijn ons veel meer bewust geworden van wat een geschenk het leven is, levende kinderen zijn. En daarom plukken wij de dag veel meer dan vroeger. We genieten meer van de kleine dingen, zijn dankbaarder en geven gemakkelijker geld uit aan de kinderen die wel leven vandaag.

Sinds haar geboorte telt Amanda altijd mee. Ik tel nog steeds onbewust tot vijf als we er met elkaar op uit gaan. En elke keer volgt dan dat moment van paniek: ‘O nee! Er ontbreekt een kind, we zijn niet compleet’. Om vervolgens voor de zoveelste keer tot de pijnlijke conclusie te komen dat ik Amanda meerekende, dat zij niet meer hier is, dat het toch klopt, dat we compleet zijn en kunnen vertrekken.

Ik denk dat dat momenteel mijn ‘memento mori’ is. En dat dat maakt dat ik graag een ijsje koop voor de andere kinderen: carpe diem, want we weten niet hoelang we hier aan elkaar gegeven zijn. Niet een ‘pluk de dag want wat maakt het uit’, maar een ‘pluk de dag want ik ben dankbaar voor wie vandaag wel in leven zijn’. Carpe diem.

Volmaakte weg

gebroken hart beeld

For English click here

Gisteren speelde en zong ik in de kerk. Ik vind dat heerlijk om te doen, maar met sommige liedjes heb ik het moeilijk. Zoals ‘Good, good Father’ dat we deze keer zongen. Ik vind dat een mooi, maar pijnlijk lied, zeker sinds Amanda overleden is.

You are perfect in all of Your ways.
You are perfect in all of your ways.
You are perfect in all of your ways to us.

Ik stond ’s ochtends op tijd op om tijd met God te hebben. Dat doe ik op de meeste ochtenden: ik sta vroeg op en ga naar beneden. Terwijl de kinderen nog slapen of op hun kamer lezen/spelen, zet ik koffie en ga zitten om de bijbel te lezen, erover na te denken en te bidden. Een tijdlang kostte me dit enorm veel moeite, maar inmiddels is het de fijnste tijd van de dag, hoewel het vaak ook pijnlijk confronterend is.

Ik heb net Job twee keer helemaal gelezen, met heel andere ogen. Vroeger las ik het als een verhaal over iemand die net als ik heel ziek was. Het grommen van de pijn klinkt er duidelijk in door en ik herkende dat. Maar nu zie ik ineens de vader die rouwt om zijn kinderen. Ik voel en zie de pijn die ik nu ook ken. De diepe pijn van het verlies van een kind. Een pijn die nog steeds met geen pen te beschrijven is.

Inmiddels ben ik bij de Psalmen aangekomen en ik ben zo dankbaar dat daarin, net als in Job, zoveel uitroepen van wanhoop te vinden zijn. Dat mag dus: je pijn, je rauwe aanklachten: “God! Waar bent U?!”, al je ellende voor de voeten gooien van je Schepper. Hij kan het aan. Hij voelt zich niet bedreigd of beledigd door mijn emoties.

Ik begon er ooit een liedje over:

Bij U ben ik thuis, kan ik rustig ademhalen.
Bij U ben ik veilig, U kent me door en door.
Bij U ben ik thuis, kan ik rustig ademhalen, gewoon mezelf zijn.
U bent vertrouwd met al mijn wegen.
Er is niets dat U verbaast, niets dat U verrast.

Verder dan dit geschrijf kwam ik destijds niet, maar het melodietje kwam weer in mijn hoofd toen ik de Psalmen las. Misschien komt dat lied er nog wel een keer. (Inmiddels is dat inderdaad zo, je vindt het hier). Want hoe belangrijk is dit eigenlijk wel niet! Dat je weet dat je met al je pijn, boosheid, bitterheid, ellende, naar God toe kan gaan. Ik ben er dankbaar voor. De boosheid zit zo diep in mijn hart. Ik ben eigenlijk zo onwijs boos om wat er is gebeurd. Eerst jaren wachten voordat ik eindelijk zwanger ben. Dan ontdekken dat het niet goed gaat met mijn kindje en vervolgens ontdekken dat ze overleden is. Gaandeweg heeft een deel van mij er vrede mee gekregen. Want het gaat goed met Amanda en dat is wat ik wil. Maar daarnaast is er ook iets afgescheurd, schijnbaar onherstelbaar beschadigd in mijn hart.

De tijd heelt alle wonden, zeggen ze. Maar ik merk er nog niets van. Nog steeds lijkt mijn verdriet eerder groter dan kleiner te worden en een beetje wanhopig vroeg ik een lieve vrouw uit mijn kerk, die tien jaar geleden haar pasgeboren zoontje moest begraven: “Wordt het ooit minder? Die diepe scherpe pijn?” En ik wijs naar een plek in de buurt van mijn hart en zij wijst naar precies dezelfde plek op haar lichaam en zegt: “Nee. Het doet nog steeds zóveel pijn. Misschien neemt God de pijn ook wel niet weg, maar Hij gaat er wel zijn weg mee.”

Ik had het er met mijn man over op een dag dat ik ineens weer heel veel moest huilen -wat ik gelukkig niet meer dagelijks doe. Ik zei: “ik dacht eigenlijk dat het zoiets was als het breken van je arm. Dat doet onwijs zeer en dan, nadat het is gezet en het gips eromheen zit, zeurt dat nog een aantal dagen flink, maar na verloop van tijd geneest het en is vaak het bot sterker dan voorheen. Zo voelt het helemaal niet. Ik mis haar eigenlijk altijd. Ze is meestal niet op de voorgrond, maar juist op de achtergrond zo afwezig aanwezig.”

“Ja,” zegt mijn man. “Je moet het ook niet vergelijken met het breken van je arm maar met amputatie.”

Nu heb ik lichamelijke amputatie zelf niet meegemaakt, dus ik wil voorzichtig zijn. Als jij dit wel meemaakte: reageer alsjeblieft als ik de plank missla. Ik stel me voor dat als je arm is afgezet, je zeker verder kunt leven, maar ook dagelijks meermalen tegen je gemis aanloopt. Je kunt functioneren, bent creatief, vindt manieren om te compenseren voor je ontbrekende arm, maar je voelt ook het gemis, ziet bij anderen twee functionerende armen, wat je soms jaloers maakt en je zou willen dat je weer gewoon piano, gitaar, fluit of whatever kon spelen, kon koken, kon tennissen, of wat je anderen ook maar met twee armen ziet doen. En soms, bij veranderende weersomstandigheden, bepaalde herinneringen of een botsing met een ander persoon of een keukenkastje, steekt ook lichamelijk die pijn weer de kop op. Net zo heftig als in het begin.

Als dit ongeveer klopt, dan voelt het verlies van ons kleine meisje inderdaad als amputatie. Ik leer ermee leven. Ik kan functioneren. Ik geniet op sommige momenten bewust intenser omdat ik weet hoe kwetsbaar het leven is. Maar die diepe scherpe pijn is niet verdwenen, steekt op ongewenste momenten de kop op. En ik denk dat ik dan maar gewoon moet doen wat de mensen deden die de Psalmen schreven: het uitschreeuwen naar God. Eerlijk zijn over wat ik voel en ondertussen proclameren wat ik diep in mijn hart wel weet, ook al doe ik het nu nog mopperend en moet ik er een drempel van tegenzin voor over: You are perfect in all of Your ways.

Of, zoals ik laatst bij een bruiloft moest zingen, omdat het bruidspaar dat lied had uitgekozen: Heer ik wil Uw liefde loven, al begrijpt mijn ziel U niet. Zalig hij, die durft geloven, ook wanneer het oog niet ziet. Schijnen mij uw wegen duister, zie ik vraag U niet: waarom? Eenmaal zie ik al uw luister, als ik in Uw hemel kom! Met daarbij de kanttekening dat ik dus wél vraag waarom, omdat ik lees dat Job dat doet en David dat doet, en omdat die vraag nou eenmaal in mijn hart leeft en ik eerlijk wil blijven. Toch is dat toevertrouwen aan God, ook al begrijp je er niets van, alleen mogelijk als ik geloof dat Zijn weg uiteindelijk de beste is.

Het leven mag dan verre van perfect zijn en mijn leven gebutst, gebroken en krom. Als Zijn wegen perfect zijn, dan leiden ze ergens heen. En dan is het echt waar: bij U ben ik veilig, kan ik rustig ademhalen. Dus lees ik nog maar een Psalm en voel de pijn en de vreugde en ontdek dat dit is wat mij mens maakt. Broken but real. En met een anker in de God die volmaakt is in Zijn weg met mij, ook al voelt dat helemaal niet zo.

Op de foto bovenaan deze blog zie je een beeld van de artiest Albert György. Het beeld staat in Zwitserland, bij Lake Geneva. De foto werd de afgelopen weken op diverse Facebookpagina’s geplaatst in het kader van ‘bereaved parents month’ en het beeld raakte me enorm.

Mijn kleine lelie

For English, click here

Consider the lilies, lees ik: Kijk naar de lelies in het veld. Deze mij o zo bekende woorden blijven doorklinken in mijn hoofd. Ik denk aan mijn eigen kleine lelie en denk in plaats van ‘kijk naar de lelies’: ‘kijk naar Amanda’. Hoewel het hier niet letterlijk over haar gaat, maar over bloemen, vind ik de vergelijking treffend.

Het zijn woorden van Jezus. Hij heeft het erover dat je je geen zorgen hoeft te maken, omdat God voor je zorgt. Maak je geen zorgen over eten en drinken, en ook niet over wat je aan moet, zegt Hij en dan staat er: ‘Kijk naar de lelies in het veld, hoe ze groeien; ze werken niet en spinnen niet; en ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet gekleed ging als één van deze.’ En nu ik dit overschrijf, denk ik meteen weer aan Amanda.

Amanda’s volledige naam is Susan Amanda. Susan betekent ‘lelie’ en Amanda betekent ‘gewenst’. De naam Susan kregen mijn man en ik allebei afzonderlijk in gedachten in de tijd dat we aan het bidden waren welke naam bij dit kindje zou passen. Dat vonden we bijzonder. Toen we de betekenis opzochten en erachter kwamen dat het lelie betekende, konden we er eigenlijk niet zoveel mee en parkeerden we het nog even. De baby zou voorlopig nog niet geboren worden, we hadden de tijd.

Totdat bleek dat ons dochtertje niet goed groeide in mijn buik en ze waarschijnlijk te vroeg geboren zou moeten worden. De zwangerschap werd zorgelijk en we deelden dat met onze familie en vrienden. Een van mijn beste vriendinnen appte me toen dat ze ons kindje een naam gegeven had, zodat ze gemakkelijker voor haar kon bidden. ‘Zolang ze in je buik zit, noem ik haar Lily’, zei ze, ‘dat betekent ‘kleintje’ in mijn moedertaal en het is ook nog gewoon een hele mooie bloem.’ Ik was diep ontroerd.

Kleine Lily, Susan Amanda, werd inderdaad te vroeg geboren. Niet omdat ze in gevaar was in mijn buik, maar omdat ze al was overleden voordat ze geboren kon worden. Ze heet Lelie en Gewenst. En nu hoor ik dus hier Jezus zeggen: Kijk naar de lelies. Kijk hoe mooi ze zijn. Ze bloeien maar kort, maar God heeft aandacht aan ze besteed en zelfs als niemand er naar kijkt, schittert zo’n bloem in eenvoudige en pure schoonheid.

Mijn eigen kleine Lelie was hier ook maar even. En toen we haar ontmoetten, werden we verrast door wat ze met ons deed. Onze harten stroomden vol met liefde, blijdschap en verwondering. Daar lag ons dochtertje en zoals je je kindje gewoon aanvaardt zoals het komt, zo omarmden wij dit kleine baby’tje vol liefde en tederheid. Ik vergeet nooit hoe mijn hart overstroomde van liefde en bewogenheid. Alsof mijn hart in een seconde groter werd. Er kwam ruimte voor moederliefde voor maar liefst vijf kinderen. En toen ik mijn man in de ogen keek zag ik dat bij hem hetzelfde was gebeurd. Wij waren opnieuw pappa en mamma geworden en ontmoetten onze dochter.

Wat was ze prachtig. Zo ontzettend mooi gemaakt. Zo klein als ze was, nog geen voldragen baby, was hier duidelijk een Meester aan het werk geweest. Ik heb uren bij haar wiegje gezeten, haar in mijn handen vastgehouden en vol verwondering en dankbaarheid naar haar gekeken, naar Zijn werk. Ondanks die diepe pijn dat deze dochter van mij niet meer leefde en daarmee een deel van mij zelf gestorven was, was ik ook zo ontzettend dankbaar dat Hij kennelijk de moeite voor haar had genomen. Om haar werkelijk wonderlijk mooi te weven zoals de Psalm die ik tijdens mijn zwangerschap zo vaak las, het verwoordt.

Kijk naar de lelies in het veld. Het is alsof God zelf zegt: kijk naar Amanda, hoe ik haar heb gemaakt. Zo klein, te klein om te kunnen leven hier op aarde, maar toch met zoveel zorg. Handjes voetjes, neusje, oogjes, zelfs al wat haartjes en nageltjes op haar vingertjes en teentjes.

Mijn kleine lelie. Als ik aan jou denk, naar jou kijk, zie ik hoe groot God is. ‘Kijk naar de lelies in het veld, hoe ze groeien; ze werken niet en spinnen niet; en ik zeg u dat zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet gekleed ging als één van deze.’

IMG_8305

Ode aan het moederhart

For English, click here

Het is weer bijna Moederdag. Een dag waar vooral de bloemist en de drogist van profiteert, dacht ik altijd, al worden met de jaren de werkjes van mijn kinderen mij dierbaarder en dierbaarder. Nu ze groter worden, zijn ze ook zeldzamer geworden.

In de kerk waar ik elke zondag heenga, krijgen alle vrouwen een roos op Moederdag. Niet alleen de moeders, al mogen alle kinderen hun eigen moeder of pleegmoeder een roos geven. Álle vrouwen krijgen een roos, omdat ze ofwel moeder zijn ofwel moeder zullen worden ofwel als een moeder zijn voor kinderen en jongeren om hen heen. Ik vind het mooi dat daarmee ook ongewild kinderloze vrouwen geëerd worden en erkend wordt dat hun rol in de gemeente onmisbaar en belangrijk is.

Een ode aan het moederhárt is Moederdag eigenlijk en het raakt me dit jaar op een nieuwe manier. Ook omdat ik pas op de dag zelf ontdekte dat afgelopen zondag, 6 mei ‘International Bereaved Mother’s’ Day’ was. Een dag die de Australische Carly Marie begon om recht te doen aan vrouwen die hun kindje verloren of tot hun grote verdriet nooit een kind hebben gekregen. Ze begon deze dag in 2010 in de hoop dat deze dag al snel niet meer nodig zou zijn. Haar doel is Moederdag weer voor alle moeders te maken, ook voor moeders die nooit moeder zijn geworden en moeders die hun kind verloren. Vrouwen die zich juist op Moederdag zo vreselijk geïsoleerd, genegeerd en eenzaam kunnen voelen, terwijl ze in hun hart wel moeders zijn, omdat ze hun hart hebben opengesteld voor een kind.

Een paar dagen geleden postte een moeder die net als ik een baby kreeg die al voor de geboorte was overleden het volgende bericht op Facebook: Bereaved Mothersday; ik werd er door verschillende mensen op gewezen. Maar eigenlijk wil ik daar helemaal geen aandacht aan besteden want dat maakt ons anders. Ik wil geen speciale dag want ik ben voor alle vier mijn kinderen dezelfde moeder. Dus vieren we volgende week gewoon moederdag. Noem hieronder al je kinderen zonder sterretjes of hartjes omdat er voor een moederhart geen verschil is. En omdat ik het ook zo ervaar, dat ik evenveel moeder ben van mijn vier levende kinderen als van mijn vijfde overleden kindje, schreef ik de namen van alle kinderen die ik ter wereld bracht onder het bericht. Met voldoening, moet ik zeggen, en met trots. Want ik ben hun moeder, of ze nu hier leven of al naar de hemel zijn.

En dat brengt me terug bij Moederdag. Moederdag werd voor het eerst gevierd op de eerste zondag van mei in 1906. ‘General Memorial Day of all Mothers’ heette het toen. Het was in het jaar nadat Ann, de moeder van de Amerikaanse Anna Javis, was overleden. Ann had meer dan twaalf kinderen gekregen, maar slechts vier van hen werden volwassen. De meeste van haar kinderen stierven aan Mazelen en Typhus. Dochter Anna wilde een ode brengen aan haar moeder en ze wilde dat ieder jaar blijven doen. In 1914 werd het een officiële feestdag en sinds 1928 is het ook een officiële feestdag in Nederland.

Moederdag was bedoeld om moeders te eren. Voor wie ze zijn en voor wat ze doen, en om hun moederhart te erkennen. En wat mij in het bijzonder aanspreekt, nu ik er zo over lees, is dat het een bereaved mother was waaromheen deze dag begon. Een vrouw die vier kinderen had. Nee, een vrouw die meer dan twaalf kinderen had. Ze droeg ze onder haar hart, ze mocht misschien nog wel een hele tijd na hun geboorte voor ze zorgen en ze begroef ze. Uit ervaring weet ik nu hoe hartverscheurend moeilijk dat is. En uit ervaring weet ik ook dat het niet uitmaakt in ervaring van ‘moederschap’ of moedergevoelens of je kindje nu leeft of niet. Ik ben evenveel moeder van al mijn vijf kinderen, ook al is mijn jongste al voordat ze geboren werd, naar haar hemelse Vader gegaan.

Aanstaande zondag is het Moederdag. Een dag om moeders te eren. Een dag om moeders te herdenken als ze er niet meer zijn. Een dag om moederharten te erkennen. Harten die verlangen naar een kind dat er niet kwam. Harten die gebroken zijn omdat het kind dat er was, is overleden. En harten die het geluk hebben kinderen op te mogen zien groeien met alles wat daarbij komt kijken.

Aan alle moeders, met en zonder levende kinderen om zich heen: ik wens je een hele goede Moederdag toe. Je mag er zijn.

Zie ook: Bereaved Mothers’ day

Een aantal maanden na het schrijven van deze blog, schreef ik een lied over dit thema. Je vindt het hier.

Wat als je het er allemaal gewoon laat zijn

Click here for English

Soms weet ik het allemaal even niet meer. Dan staat verdriet zo pal voor m’n neus dat ik even niets anders meer kan zien. Het grijpt me naar de keel en beneemt me de adem. Ik wil rennen of heel boos worden of verslavende dingen gaan doen. Ik weet niet wat ik ermee moet en het liefst druk ik het weg. Diep weg.

Het komt op de gekste momenten opzetten, dat verdriet. Ik loop de trap op naar boven, ruik iets en poef! Ineens ben ik een jaar terug in de tijd, is het alsof ik net bevallen ben en Amanda nog op de babykamer ligt. In haar wiegje. Stil. Dan besef ik: ja! Ik heb verdorie nog een kind. Waar is ze nou?

Op zo’n moment is het zó reëel dat ik er verbaasd over ben. Want op andere momenten geniet ik gewoon van het leven en ook denk ik niet elke seconde van de dag bewust aan haar. En toch, als ik eerlijk ben, is het wel altijd sluimerend aanwezig. Als een draadje dat overal doorheen geweven zit en je er niet tussenuit kunt trekken.

‘Wat als je het er allemaal gewoon laat zijn. Dat je tegen God zegt hoe je je voelt. Hoe verdrietig je bent. Hoe moeilijk je het allemaal vindt. En dat je dan gewoon blijft zitten en God komt naast je zitten en slaat een arm om je heen.’

Dat is wat een lieve vrouw een paar weken geleden tegen me zei toen ik haar vertelde dat ik niet wist hoe ik nou om moest gaan met die diepe pijn vanbinnen terwijl ik er ook gewoon voor de kinderen wil zijn, mijn werk wil doen, het leven wil leven. Haar antwoord werkte bevrijdend. Het deed me denken aan Just be held, een lied dat ik heel vaak luisterde in de eerste weken na de geboorte van Amanda.

Ja. Wat als ik het er allemaal gewoon laat zijn? Dan voel ik de gebrokenheid. De gebrokenheid van mijn eigen hart, mijn leven. Dan voel ik hoe kwetsbaar ik ben en besef ik dat ik eigenlijk heel veel vragen heb. Waarom? Hoe zou ze nu zijn geweest? Hoe moet ik verder? Hoe help ik mijn kinderen? God, bent U er echt?

Als ik het er allemaal gewoon laat zijn, eerlijk word en God probeer toe te laten, dan besef ik dat God inderdaad naast me staat. Dat Hij luistert. Dat ik eigenlijk alleen maar mezelf hoef te zijn, mét mijn pijn en mijn vragen, ín mijn gebrokenheid en kwetsbaarheid. Precies de reden waarom deze website ‘broken but real’ heet.

Ik weet niet precies wat God dan gaat doen. Dat is ook de reden waarom ik het zo moeilijk vind, een beetje eng zelfs. Maar de keren dat ik het probeerde, om ‘alles er gewoon maar te laten zijn’, merkte ik wel dat Hij er was. Dat hij me hier écht doorheen wil dragen, al is me niet duidelijk waarom de dingen zijn gegaan zoals ze zijn gegaan en waarom er ook op dit moment van alles aan de hand is in onze levens.

Laatst vond ik een boekje dat mijn aandacht trok vanwege de titel: ‘Al treft u ’t felst verdriet’. Het werd in 1674 geschreven door John Flavel, iemand die vele geliefden moest begraven, waaronder een kind. Vanuit zijn geloof probeert hij te bemoedigen: ‘probeer het juk dat God op uw schouders heeft gelegd niet overhaast af te schudden. U moet niet vóór Gods tijd verlost willen worden van uw verdriet. Volhard in lijdzaamheid. Als God troost schenkt op Zijn tijd en wijze, is die troost vaak duurzaam en heilzaam.’

Ik moest huilen toen ik dat las en ik zag het verband met wat die vrouw tegen me zei. ik probeer mijn verdriet inderdaad steeds weer van me af te schudden. Ik probeer door te leven alsof er niets is gebeurd. Maar het is beter om het verdriet en de pijn er gewoon te laten zijn en God daarin naast me te laten zitten. Ook al krijg ik misschien geen antwoorden op mijn vragen. Ook al veranderen situaties niet altijd, blijven ziekte, dood, pestgedrag, echtscheidingen en allerlei andere ellende bestaan. Omdat we gebroken mensen zijn. Die er allemaal gewoon mogen zijn.

Herdenken

For English click here

En daar stonden we dan. Opnieuw. Nu niet om te begraven, maar om te herdenken. Nadat de kinderen uit school kwamen en de thee met lekkers op was, reden we naar de begraafplaats toe en wandelden weer naar haar grafje. Met een stenen taartje, precies zoals één van onze kinderen had voorgesteld. En een kaarsje in de vorm van een 1, baby roze. Het taartje was eigenlijk een spaarpot, dus de gleuf kon mooi dienst doen als kaarsenstandaard. We staken hem aan. En ieder van ons liet een sterretje branden, terwijl ik dit gedichtje voorlas:

Een jaar geleden werd ze geboren
zonder haar stem te laten horen.
En vandaag staan we stil bij haar korte leven
dat voor ons verborgen is gebleven.

We zijn blij dat ze heeft bestaan
en dankbaar voor wat God in ons hart heeft gedaan.
Haar leven was niet voor niets
want voor ons en voor God betekent ze iets.

Amanda: gewenst, en geliefd,
die de aarde voor de hemel achter zich liet,
ze is ons voorgegaan, ze is waar ze zijn moet.
En als wij straks sterven, worden we ook door háár begroet

Een van de kinderen huilde. Een ander gooide met steentjes. Weer een ander kwam blij aanrennen met narcissen, trots roepend: ‘kijk mamma: de wortels zitten er nog aan’. Er werden een schepje en een harkje bij gehaald en twee van onze kinderen begonnen verwoed te graven en te planten. Mijn Zweedse vriendin had verteld dat in het Zweeds narcissen ‘paaslelies’ heten en dus horen narcissen nu ook bij Amanda. (Ze heet voluit Susan Amanda. Susan betekent: lelie).

Nadat iedereen gedaan had wat hij of zij vond dat er gedaan moest worden, liepen we weer naar de auto en reden naar een all you can eat restaurant. Om de geboortedag van onze derde dochter te vieren. Terwijl ze er zelf niet bij kon zijn. Heel vreemd. En ook heel goed om te doen. En ook heel vreemd.

Morgen is het een jaar geleden dat ze begraven werd: de afsluiting van een heel intense week van welkom heten en afscheid nemen en daarna het gat. Letterlijk en figuurlijk. ‘We zijn nog aan het jutten’, zei mijn man tijdens onze lange wandeling op haar geboortedag, een jaar na dato. En zo is het, al heb ik inmiddels ontdekt dat geloof, hoop en liefde blijvend zijn, ook al voelen we het niet altijd.

sterretje 22 maart 2018 (2)

Want die woorden: ‘als wij straks sterven, worden we ook door háár begroet’? Ik méén die. Ik keek er altijd al naar uit om Jezus te ontmoeten, mijn verlosser die opstond uit de dood, zoals we deze week met Pasen weer gaan vieren. Maar nu is daar een dimensie bij gekomen. We zullen elkaar weerzien. Het duurde even voordat ik daarvan overtuigd was, zo verward als ik was in de weken na haar dood. Maar nu weet ik het zeker. De dood heeft niet het laatste woord. Herdenken is meer geworden dan terugkijken naar hoe het was. Ik kijk ook vooruit, naar wat nog komt.

Wat jammer dat ze dood is

For English click here

Ik ben bezig om het baby-album ter herinnering aan Amanda af te maken en ik kom alle briefjes tegen die mensen hebben geschreven bij wijze van condoleance-register. Ik plak ze tussen de foto’s. Er staan hele lieve dingen op. Bemoedigende woorden. Woorden voor ons en woorden voor Amanda. Woorden van medeleven. Woorden van volwassenen en van kinderen.

Het was fijn dat er ook kinderen bij de begrafenis waren. Er was van elk kind een vriend of vriendin en ook waren er een aantal neefjes en nichtjes. En deze kinderen schreven – daar waar wij wollig taalgebruik hanteren – gewoon op wat ze dachten: “Ik vind het jammer dat ik je niet gekend heb en dat ik je nooit zal zien.” “Wat jammer dat ze dood is.” “Wees blij, want ze is in de hemel.” En ook vind ik een beeldende tekening van een mensje onder de grond met zes huilende poppetjes erbij. Luguber en aandoenlijk tegelijkertijd.

Ik heb alle emotionele kracht die in mij is nodig om dit project te doen. Om de enige foto’s die er van haar zijn een plek te geven. De tranen stromen over mijn wangen terwijl ik de momenten opnieuw beleef die de foto’s laten zien. Hoe het was toen ze ter wereld kwam. Hoe we haar voor het eerst ontmoetten. Hoe we thuis kwamen en haar aan de kinderen lieten zien en aan onze ouders, zussen en aan mijn beste vriendinnen. Hoe we steeds even bij haar zaten toen ze in haar wiegje lag. En hoe we haar die maandag in haar mandje legden, de deksel sloten en meenamen naar de begraafplaats. De enige rit die we maakten met zijn zevenen.

En dan de wandeling naar het grafje. Mijn man die met een trapje het graf inging, het mandje met ons dochtertje erin van me overnam en voorzichtig neerzette in dat diepe gat. Zijn ogen vol verdriet en weerzin. Hoe hij er weer uitklom en we elkaar in de armen vielen. De wanhoop, de scherpe pijn, het immense verdriet. Nu ik dit type word ik opnieuw misselijk en ik herinner me weer hoe ik een paar weken nadien moest vechten tegen de drang om mijn kind weer op te graven. Bizar. Mijn verstand weet ook wel dat dat iets is wat je niet zou moeten doen, niet zou moeten willen.

Maar het is mijn kind dat daar ligt. Een deel van mij, van ons. En je kunt je kind toch niet zomaar ergens achterlaten? Het is nog steeds niet te bevatten en in deze weken herinneren we van alles alsof het gisteren was of vorige week. Het staat me zo ontzettend helder voor de geest.
Toen ik aan een vriendin vertelde dat alles weer zo duidelijk bij me bovenkwam, zei ze: dat is toch logisch. Als een van je andere kinderen jarig is, denk je toch ook altijd even terug aan het begin, de bevalling, aan hoe het allemaal was. Het is logisch dat je dat bij Amanda ook doet nu ze bijna jarig is.

En dat is ook zo. Ze is bijna jarig en we denken terug. We zoeken nog naar hoe we daar op een voor iedereen fijne manier invulling aan kunnen geven. Een van mijn kinderen opperde dat we een neptaartje konden kopen en dat dan bij het graf neer kunnen zetten. En dan elk jaar weer een nieuw taartje zodat je precies kunt zien hoe oud ze is geworden. Ik vind het een heel mooi idee en ik moet denken aan wat iemand een keer vertelde over wat de Joden doen. Elke keer als ze een graf bezoeken, leggen ze er een steentje neer. In de loop van de jaren komt er dan een hele hoop stenen te liggen. Het laat zien dat iemand niet vergeten wordt.

Rituelen blijken belangrijk te zijn. Belangrijker dan ik vroeger dacht. Het geeft houvast. En rituelen zeggen dingen die je met woorden niet kunt zeggen, vertelde iemand me vorige week. Een kaarsje branden is zo gek nog niet, daar kwam ik op Allerzielen en Wereldlichtjesdag al achter. Dus misschien doen we dat ook wel als ze jarig is. En ik denk dat we taart gaan eten, net als op andere verjaardagen. Want het is echt heel jammer dat ze dood is, maar we zijn wel blij dat ze heeft bestaan.

Je moet besluiten om het los te laten

For English, click here.

Ik weet dat het waar is. Dat God er altijd is. Dat Hij me door het diepe dal van de dood zal leiden. Dat er een moment zal komen dat ik in staat ben om te zeggen dat Hij mijn rouw in reidans heeft veranderd. Is het niet nu, dan zeker straks als ik in de hemel kom. Ik weet dat op de momenten waarop ik Hem niet voel, en het verdriet allesoverheersend is, als een mist waar je niet doorheen kunt kijken, dat op die momenten Hij er toch nog steeds is. En dat Hij me zelfs draagt, zoals dat staat in dat mooie gedichtje over voetstappen in het zand.

Maar ik ben daar nog niet, al ben ik wel verder gekomen. Ik word niet meer zo vaak compleet overweldigd door verdriet als in het begin, in de weken nadat we onze dochter hadden begraven. Maar besluiten om je verdriet los te laten, blijkt een voortdurend proces te zijn van stapje voor stapje, stukje voor stukje.

Dit proces begon toen de echo ons liet zien dat ons kleine meisje niet zo goed groeide. We baden steeds opnieuw, vertrouwden haar steeds weer aan God toe en hoopten dat ze zou groeien en bloeien. Maar een paar weken later liet de echo totale stilte zien. We werden overspoeld door gevoelens die we niet kenden en riepen: Nee, nee, nee, God, nee!

God was daar. We gingen naar Hem toe in onze wanhoop en ongeloof. We beseften de verschrikkelijke waarheid maar tegelijkertijd waren we niet in staat om het als waar aan te nemen. We vroegen: God, hoe vertellen we dit aan de kinderen? God, heeft ze geleden? God, waarom moest ze sterven? En ook bleven we herhalen: ze is van U Heer. Ze was van U vanaf haar allereerste begin en nu is ze al bij U. Ze hoort bij U. Er is geen betere plek. Ik vertrouw haar aan U toe.

Twee dagen later moest ik haar ter wereld brengen. Ze zag het licht niet, haar ogen zagen helemaal niets. We hoorden haar niet huilen. We zagen haar niet bewegen. Ik huilde. Zij niet. En terwijl ik haar kleine, tere lichaam vasthield, wist ik dat ik haar moest laten gaan en ik hief mijn handen met haar erin omhoog. Ik droeg haar steeds weer op aan God: ik geef haar aan U Heer, ik laat haar gaan. Ik geef me over. Dit is zo moeilijk, Heer. Ik wil haar vasthouden, koesteren, voeden, liefhebben, kusjes geven en alles geven wat ze maar nodig heeft. Maar ze kan het niet ontvangen. Ze is al bij U.

Na een paar dagen waarop we haar in ons gezin konden verwelkomen, waarop we haar konden vasthouden, foto’s konden maken en haar konden laten zien aan familie en vrienden, moesten we haar uiteindelijk begraven. We deden haar in een babyroze mandje, droegen haar naar het graf en bedekten het met rozenblaadjes. Het was vreselijk. Iedere vezel in mij schreeuwde: Nee! Hoe kan ik mijn kind alleen achterlaten? Ik voelde me totaal verwilderd. Onwezenlijk. Het was uiteindelijk op pure ratio dat ik in staat was om op te staan en weg te lopen terwijl ik vocht tegen de drang om terug te lopen en haar weer mee te nemen. Mijn kind. Mijn kind. Ik moet je laten gaan.

Vandaag is het precies elf maanden geleden dat ze geboren werd. Een tijdje geleden vroeg ik een andere ‘wee-ouder’: “Soms is de pijn zo overweldigend diep dat het lijkt alsof ik geen lucht meer krijg. Herken je dat?” Hij antwoordde: “Ja, maar je moet besluiten om het te laten gaan, om het los te laten.” En hij citeerde Mattheüs 11:28-30, verwees me naar Jezus om rust te vinden voor mijn ziel.

In eerste instantie voelde ik me veroordeeld door zijn woorden. Ik vatte het zo op dat ik het gewoon maar achter me moest laten, negeren, doorgaan. Maar in de afgelopen weken ben ik gaan inzien dat als verdriet me overvalt, ik inderdaad een keuze heb. Wat doe ik als rouw me overspoeld als een golf dat gewoon te groot is om opzij te springen? Word ik passief en laat ik verdriet me helemaal beheersen, of word ik actief, huil ik uit bij de Heer, geef ik uiting aan mijn verdriet en geef ik het opnieuw aan Hem over?

Op sommige momenten ben ik daar nog niet. Soms ben ik gewoon niet in staat om het weer los te laten en houd ik vast aan mijn verdriet door maar snel wat anders te gaan doen, te proberen om er niet aan te denken, mezelf te verdoven. Maar op andere momenten ben ik daar wel en dan hef ik in gedachten opnieuw haar lichaampje omhoog naar de hemel en zeg ik opnieuw dezelfde woorden: Heer, ik geef haar aan U. Ze was van U vanaf het allereerste begin. Ik ben blij dat ze niet meer hoeft te lijden. Ik ben dankbaar dat ze compleet, heel is bij U.

Ik ben erachter gekomen dat dit niet een eenmalige actie is. Dit is iets wat ik nog best wel eens een heleboel keren zal moeten doen want in de loop van de tijd missen we haar op andere manieren en ons verdriet en het gemis verandert. Vandaag is het de baby die we missen. En over een jaar zou ze een peutertje zijn geweest en missen we waarschijnlijk een peuter. En iedere keer dat ik me ervan bewust ben dat ik haar mis, iedere keer dat ineens die diepe pijn weer vanuit het niets naar boven komt, me de adem benemend, kan ik besluiten om het weer te laten gaan. En als ik daar nog even niet ben, hoop ik dat het me snel weer lukt. Want ik wil besluiten om het los te laten.

Aftellen

For English, click here

Eerst moet je het eerste jaar doorkomen, zeiden ze. Het eerste jaar waarin je alles voor het eerst zonder je kindje doet. Verjaardagen, vakanties, Sinterklaas, Kerst, al die feestjes en bijzondere dagen. En daarna komt het tweede jaar. En dan is het wéér anders.

We knikten, niet beseffend wat ze precies bedoelden en we gingen het doen. We gingen het eerste jaar door zien te komen. Mijn eigen verjaardag kwam het eerst, met lege buik en tranen. En vele verjaardagen en feestjes volgden en nu is het binnenkort háár beurt om jarig te zijn.

Toen we ontdekten dat ons meisje overleden was, werden we naar de maatschappelijk werkster van het ziekenhuis gebracht. Je moet je ziek melden, zei ze, en je moet de scholen bellen. We zaten er verdwaasd en verbaasd bij. We realiseerden ons absoluut nog niet hoe ingrijpend deze gebeurtenis was en eerlijk gezegd dacht ik dat het allemaal wel mee zou vallen.

Ik dacht: even slikken en weer doorgaan. Het is vreselijk, maar het leven gaat door. Het leven gaat altijd gewoon weer door. Dat was wat ik verwachtte. Of eigenlijk: dat is wat ik vond dat moest gebeuren. Hier moet je even doorheen en dan is het weer klaar. Maar dat bleek zo niet te gaan. De ziel van de mens is vele malen dieper, complexer en ondoorgrondelijker dan ik toen besefte.

Het aftellen is begonnen. Volkomen onbewust zijn we ergens in de afgelopen weken begonnen met het toeleven naar Amanda’s eerste verjaardag. Morgen een jaar geleden kwamen we erachter dat ze niet goed groeide. Toen werden we doorverwezen naar het ziekenhuis waar we erachter kwamen hoe zorgelijk de situatie was. Morgen een jaar geleden begon ik met rustig aan doen.

Ik. Rustig aandoen. Ik. Die twee gaan niet samen. Zelfs de burnout in het jaar voordat ik zwanger werd, heeft er niet voor kunnen zorgen dat ik dingen écht losliet, en de boel de boel kon laten.

Maar nu stond het leven van iemand anders op het spel. Ik zou ik het mezelf nooit kunnen vergeven als door mijn druk doen mijn kind in gevaar kwam en dus hield ik ermee op. Ik ging rust nemen. Genieten van zwanger zijn, van schopjes, van uitdijen. En ik betrok mijn kinderen erbij, nodigde mijn man en hen uit naast mij op de bank te komen zitten. Die achteraf bezien laatste weken van haar leven hebben mij geleerd de boel de boel te laten, te accepteren dat een gezin met ruim zes personen nou eenmaal rommel en stof doet opwaaien en leerden me nog meer dan eerst ‘bless this mess’ (zegen dit zooitje) te bidden.

Het staat allemaal zo vers in mijn geheugen dat het haast niet voor te stellen is dat het al bijna elf maanden geleden is dat ze stil geboren werd, zoals ze dat noemen. Stil geboren. Dat klinkt liever dan doodgeboren en verhult de akelige werkelijkheid dat ze toch echt overleden was nog voor haar geboorte. Stil, zo stil. Maar daar denk ik nu liever even niet aan. Ik ben in mijn hoofd nog niet op haar geboortedag, maar in die dagen eraan voorafgaand, waarin ze zich nog liet kennen in haar bewegingen in mijn buik. Waarin ik Godzijdank de tijd nam om haar te voelen en te koesteren. Niet wetende dat dat mijn enige kansen zijn geweest om dat te doen. En zo tel ik af tot haar geboortedag.

Definitief

For English, click here

Deze week was het tijd om een grafsteen uit te kiezen. We hadden het al een tijdje voor ons uit geschoven. En nu we eraan begonnen zijn, blijkt dat ook dit weer een proces is. Op dit moment staat er een tijdelijk bordje op het graf, vol liefde en prachtig gemaakt door onze oudste dochter. Maar het plankje wordt langzaam lelijker door wind en regen en er moet iets blijvends komen. Iets wat definitief is. Wat een vreselijk woord is dat toch.

De afgelopen dagen, voordat we naar de steenhouwer gingen, was ik rusteloos. Druk, druk, druk, afgewisseld met Netflix. Zolang ik maar niet hoef stil te staan bij wat ik voel. Maar ondertussen.
Ondertussen was ik rusteloos, kribbig, niet echt mezelf. Dat komt de sfeer thuis niet ten goede, maar pas op de ochtend dat we zouden gaan, lukte het me om even rustig te schrijven en er daardoor achter te komen wat er nou eigenlijk speelt.

Het is het laatste wat we kunnen doen.

Het is het enige wat we nog moeten doen voor haar en misschien voelt het daarom wel zo beladen. Ik wil niet. Ik wil niet. Ik wil niet. Terwijl ik de gevoelens toelaat die dit besef bij me naar boven brengen, komt weer dat oude vertrouwde immense verzet in mij naar boven tegen wat zo duidelijk is, maar wat ik kennelijk ten diepste nog steeds niet wil accepteren. Ze is er niet meer en ze komt ook niet meer terug. We hebben haar begraven in de wetenschap dat we haar zullen weerzien als Jezus terugkomt of als we zelf gestorven zijn. Maar hier zien we elkaar niet meer en opnieuw doet het besef daarvan me zoveel pijn dat ik amper kan ademhalen. Dit is adembenemend op een heel negatieve manier en wat kan ik er aan doen? Ik wil schreeuwen, schoppen, schelden, slaan, maar ik weet ook wel dat dat helemaal niets, echt helemaal niets oplost of verandert of wegneemt.

Het moet gebeuren en ik weet het en weer spreek ik mezelf toe en probeer ik gevoel en verstand bij elkaar te krijgen door te schrijven, te verwoorden, te beredeneren. Het verzacht de pijn niet echt. Maar door te benoemen krijgt het wel meer vorm en wordt het ongrijpbare enigszins tastbaar. Woorden zijn eigenlijk essentieel voor mij in dit proces van acceptatie. Pas als ik mijn gevoelens woorden geef, benoem, ontrafel door te omschrijven, kom ik erachter wat het nou eigenlijk is. En als ik het dan weer lees, kan ik huilen, kan ik het aannemen, in laten werken en verwerken, verweven in mijn bestaan. En als ik het dan anderen laat lezen, is het alsof ik daarmee erken dat het bestaat en natuurlijk hoop ik daarnaast dat anderen er iets aan hebben in hun weg van rouw of als ze anderen bijstaan in het doorleven van wat er met ze gebeurt.

Ik had van tevoren niet verwacht dat een grafsteen uitkiezen zo ingrijpend zou zijn. Dat het ons zo van stuk zou brengen. Maar nu ik erover nadenk, is het eigenlijk heel logisch. Een steen op het graf zetten is als een deksel ergens op doen of het boek dichtklappen. Het doet me denken aan een punt achter een zin zetten of op verzenden klikken als je een mail hebt ondertekend. Het staat symbool voor afronden, afsluiten. Je zet een steen (iets wat weer en wind kan verdragen) op een graf en op die steen probeer je te vervatten wie iemand voor je was en te markeren waar ze ligt. En dan loop je verder. Je sluit het definitief af. Het graf. Het hoofdstuk. Maar niet je hart. Dat zou te definitief zijn.

Ik vergeet nooit

For English, click here

Laatst hoorde ik een prachtig lied over de liefde van God voor Israël. Het zijn eigenlijk verzen uit Jesaja en de woorden klonken me bekend in de oren. Toen ik het refrein en daarna het tweede vers hoorde, gebeurde er iets met me:

No I’ll never forget you. (Nee, Ik zal je nooit vergeten)
I’ll never forsake you. (Ik zal je nooit verlaten)
I will never forget my own. (Ik vergeet de Mijnen niet)

Does a mother forget her baby. (Kan een moeder haar baby vergeten)
Or a woman the child in her womb? (Of een vrouw het kind in haar baarmoeder?)
Yet even if she should forget (Zelfs als zij zou vergeten)
I will never forget my own. (Ik vergeet de Mijnen niet)

In de video clip zag ik een in donkere kleren geklede vrouw met een klein kind in haar armen. Het riep een diep verlangen in mij wakker en de donkere kleding herinnerde me aan rouw.

Maar dit lied gaat niet over mij!

Het gaat over God die naar Zijn volk verlangt en ik wist dat heel goed. Toch kon ik niet stoppen met huilen toen het refrein werd herhaald:

No I’ll never forget you.
I’ll never forsake you.
I will never forget my own.

Dit ben ik. Dit gaat ook over mij! Het verlangen in het refrein geeft woorden aan, beschrijft hoe ik me voel over mijn doodgeboren baby. Op de een of andere manier had ik het gevoel dat dit vers uit de Bijbel me toestemming gaf om te rouwen, om dit diepe verlangen te voelen. Natuurlijk heb ik daar geen toestemming voor nodig, maar soms vragen mensen of ik er al overheen ben en dan vraag ik me af of ik niet te dramatisch doe en het anders zou moeten voelen. Maar hier stelt de Bijbel heel duidelijk dat het onmogelijk is voor een moeder om haar baby te vergeten. Het geeft een prachtig en accuraat beeld van wat moederliefde is.

En Gods liefde gaat zelfs dieper. God verlangt meer naar Zijn mensen dan een moeder naar haar kind verlangt.

Ik vind het ‘mind boggling’ en heb heel wat uren nagedacht over wat dit nu eigenlijk betekent. luisteren naar dit lied, de woorden laten bezinken, uitvinden wat deze gevoelens die hierdoor naar boven kwamen, betekenen, bracht me tot dit verrassende besef: weten hoe het voelt om een kind te verliezen waar ik zo intens veel van houd, verlangen naar een kind dat ik in dit leven nooit zal ontmoeten, heeft me uiteindelijk meer inzicht gegeven in de diepte van Gods liefde.

Amanda verliezen, naar haar verlangen, over haar rouwen, leren om zonder haar te leven, proberen uit te vinden wat ik geloof en hoop en waar ik voor leef, heeft me tot een dieper begrip geleid over hoe wanhopig God naar ons verlangt en wil dat we dichter bij Hem komen. Ik ben eigenlijk meer van overtuigd geraakt dat God mij nooit zal vergeten en verlaten. Zoals ik nooit mijn geliefde babymeisje zal vergeten.

Jutten

For English click here

Het was gisteren negen maanden geleden dat onze kleine Amanda ter wereld kwam. Wat is er in die tijd veel gebeurd. ‘De dood van een baby is een hevige storm die het schip van het leven tot schipbreuk brengt. De weeouders zijn drenkelingen die verdwaasd en verwonderd zien dat ze nog leven. Hun schepen zijn gestrand. Van drenkelingen worden ze jutters. Ze zoeken naar wat nog bruikbaar is. Ze zoeken naar manieren om hun schip weer in balans te brengen.’ Deze woorden van Kathy Beckers-Mansell, uitgesproken door Anita Witzier beschrijven pijnlijk precies het proces waar we in zitten.

Toen Amanda stierf, raakten we alle oriëntatie kwijt. Het was inderdaad alsof we schipbreuk hadden geleden en ons vervolgens realiseerden dat we het hadden overleefd en ronddobberden op een brokstuk. We vroegen ons verbijsterd af hoe we verder moesten, wat we moesten voelen, hoe we hiermee om moesten gaan. We begonnen te jutten: Wat is nog bruikbaar van alles wat we hebben meegekregen, verzameld, opgebouwd, geloofd, gedaan in ons leven? Nu kwam het er op aan. En tegelijkertijd: nu gaat het om overleven. We klampten ons vast aan wat nú belangrijk leek. Wat zijn we veranderd. Of misschien wel juist niet. Misschien zijn we wel meer onszelf geworden.

Want hier zit ik dan en ik schrijf. Eindelijk schrijf ik. Ik ben altijd al een schrijver geweest, maar ik was te bang om te zeggen wat ik denk en die angst heeft me ervan weerhouden om te publiceren. Maar in juli hield ik het niet meer, wilde ik de woorden delen die ik probeerde te vinden voor wat er in mij leeft. Misschien omdat gedeelde smart inderdaad wel halve smart is en schrijven haalt bij mij de druk van de ketel.

Ik ben bezig met het baby-album van Amanda. Om er de juiste teksten bij te kunnen schrijven, heb ik een deel van mijn dagboeken zitten lezen. Het is bizar om te lezen dat wat ik dacht toen ik zwanger was en dingen die ik deed in die tijd me achteraf hielpen bij het jutten.

Zo las ik tijdens mijn zwangerschap het boek The Shack van Paul W. Young, waarin een man zijn vijfde(!) kindje verliest door een gruwelijk misdrijf. Sinds haar dood worstelt hij met ‘the great sadness’ (wat een prachtige omschrijving voor het gevoel dat me soms verlamt als er weer een golf van verdriet over me heen is gekomen) en is zijn geloof allesbehalve persoonlijk en intiem. Young weet levensvragen meesterlijk ter sprake te brengen en geeft verrassend weer hoe je beeld van God gekleurd kan worden door je ervaringen. Young laat ook zien dat God in werkelijkheid veel groter is en dat er in dit leven geen antwoord is op: Waarom? Maar wel op: Bent U er?

Na Amanda’s dood heb ik The Shack nog een keer gelezen in het Nederlands (De Uitnodiging) en afgelopen week hebben Henk en ik de verfilming van het boek zitten kijken. Wat me keer op keer, en niet alleen door dit verhaal van Young, duidelijk wordt, is dat het oké is wat we voelen, wat we denken, waar we zijn. En dat het goed is om je hart bij God te luchten. Hij kan ertegen en Hij is bij ons.

We zijn inderdaad jutters en moeten opnieuw ons vertrouwen en onze koers zien te vinden. We leggen eigenlijk een weg af. Het verdriet blijft niet hetzelfde. Het verandert. Er komen nieuwe aspecten van aan de oppervlakte. Soms heel rauw, soms bitterzoet. Maar toch groeit er ook nieuw vertrouwen. Er is ontwikkeling. Het is niet meer hetzelfde als vroeger en ook niet als vlak na Amanda’s dood.

Als je nu aan me vraagt hoe het met mij gaat, vind ik het nog steeds moeilijk om antwoord te geven. Het gaat wel. We leven, doen de goede dingen, we huilen als we moeten huilen, lachen ook om dingen die mooi en goed of gewoon grappig zijn. Amanda maakt deel uit van ons leven, ons gezin. En we leven ‘gewoon’ verder. Veranderd verder. We proberen vast te houden aan het woord dat in deze kersttijd over de hele wereld herhaald wordt: Immanuel: God met ons. En jutten verder.

Al hebben je voetjes niet gelopen

For English click here

Ik ben vandaag begonnen met een Baby-album ter herinnering aan Amanda. Ik schreef zo mooi ik kon haar namen op, haar geboortedatum, sterfdatum en de datum waarop ze begraven werd. Toen dacht ik aan de foto die we gisteren hadden nabesteld. Ik plakte er één van onder haar naam. Het is een foto van een afdruk van haar voetjes. Ik schreef er het volgende gedichtje bij:

Al hebben je voetjes niet gelopen
zelfs niet bewogen
toen je kwam.

Toch ben je onze wereld in geslopen
hebt ons bewogen
zette ons in vlam.

Je hebt een afdruk nagelaten
een spoor dat onuitwisbaar is
Ik kan er uren over praten,
zo groot is ons geluk en ons gemis.

Ons geluk, want je was welkom, prachtig en perfect.
We hebben zo vaak zitten danken voor je, jij was een geschenk.
En ons gemis, want wat hadden we je graag hier op zien groeien
Je zien spelen en je met de andere kinderen zien stoeien.

Jou toevertrouwen aan de aarde waaruit God je had gevormd was het moeilijkste wat er is.
Maar hoe klein je ook was, jouw kwetsbaar bestaan was tegelijk jouw krachtige getuigenis.

Je bewees het bestaan van een Schepper.
Zo wonderlijk mooi werd je gevormd in mijn schoot.
Je bewees het bestaan van Liefde.
Zo diep is onze trots en onze rouw sinds jouw dood.

Al hebben je voetjes niet gelopen
zelfs niet bewogen
toen je kwam
Toch liet je een afdruk achter,
een spoor,
en mijn hart getuigt ervan.

Baby-album

For English, click here

Ik was in de Hema vanmorgen en ik heb een roze foto-album gekocht. In precies hetzelfde formaat en met dezelfde lay-out als de baby-albums van mijn andere kinderen.

We waren op stap voor Sinterklaascadeautjes en daar in de Hema had ik het gevoel dat ik dit moest doen. Dat het de tijd was om een mooi boek uit te kiezen voor mijn vijfde kindje. Tranen liepen over mijn wangen. Ook van ontroering en trots op de een of andere manier. Dat ik dit nu aandurfde.

Bij de andere kinderen was ik al vóór de geboorte begonnen met een album. Ik plakte er de ‘Gefeliciteerd! Zwanger!’-kaartjes in, foto’s van de echo’s en van mijn groeiende buik. En ik plakte er fragmentjes uit mijn dagboek bij waarin ik mijmer of bid voor mijn ongeboren kindje. En ik schreef op welke cadeautjes het kindje al had gekregen van de opa’s en oma’s en ooms en tantes. Na de geboorte kwamen dan de baby-foto’s erbij.
Voor Amanda was ik voor haar geboorte nog niet aan een album begonnen. Iets hield me tegen.

Nu heb ik de foto’s van haar echo’s nog voor in mijn agenda in een doorzichtig mapje zitten. Ik kom ze steeds weer tegen. Maar het jaar loopt af, mijn agenda voor het nieuwe jaar heb ik al bijna vaker nodig dan die van 2017 en ik weet bijna zeker dat ik ze daar niet opnieuw in zal doen. De foto’s van mijn dikke buik hebben we pas genomen nadat we wisten dat Amanda overleden was en in mijn dagboek had ik de citaten nog niet uitgezocht, hoewel ik veel geschreven heb tijdens mijn zwangerschap. De foto’s van na haar geboorte liggen in een showmapje op haar kamer, samen met de akte van haar geboorte en overlijden, ons trouwboekje met de namen van onze vijf kinderen en het afdrukje van haar voetjes.

Maar nu heb ik een echt baby-album. Ik wil beginnen met het inplakken van de bewijzen van hoe welkom ze was en geliefd, al voordat ze was geboren. Ik ben er blij mee en tegelijk vullen mijn ogen zich met tranen als ik er aan denk wat me te doen staat. Het zal moeilijk worden om deze dingen in te plakken.

De albums van mijn andere kinderen begon ik al voor hun geboorte met de woorden: ‘plakboek voor mijn eerste (2e/3e/4e) kindje’. En na de geboorte schreef ik dan zo mooi ik kon hun namen op met daarbij de woorden: ‘geboren op … om … uur’. Ik vond dat heel bijzonder om te doen. Een soort bevestiging van wat er was verrijkt in ons gezin en van hoe bijzonder dit kindje voor mij is.

Maar nu. ‘Plakboek voor mijn vijfde kindje, Susan Amanda Marsman, geboren op 22 maart 2017 om 23:09’? Dat gaat niet. Ik kan het niet voor haar doen. Ze zal er nooit in kijken, zoals haar broers en zussen steeds weer doen in hun eigen album. Ik kan de herinneringen niet meer voor haar opschrijven.

Toch wil ik een album vullen. Als herinnering aan haar korte bestaan. Als monument van mijn liefde voor haar. En als erkenning voor wie zij was en is. Manu Keirse zei in het programma ‘De Verwondering’ van afgelopen zondag (27 november 2017, kijktip!) over een andere moeder: ‘Ook al zijn haar twee kinderen overleden, toch blijft ze altijd de moeder van die twee kinderen.’ En zo zal dit roze foto-album het baby-album worden ter herinnering aan mijn vijfde kindje, Susan Amanda Marsman. Want dat is ze en zal ze altijd blijven. Ons vijfde kindje.

Allerzielen

For English click here

We kregen een uitnodiging door de brievenbus vorige week. Van de kerk bij ons in de buurt. Om een kaarsje te komen aansteken voor een dierbaar persoon. Mijn oudste gaf het aan me zonder iets te zeggen. Zou ze er graag heen willen? Ik lees het door en merk dat het me aanspreekt. En opnieuw trek ik mijn wenkbrauwen op en besef ik hoe ik ben veranderd. Ik begreep vroeger nooit waarom iemand een kaarsje zou willen aansteken voor iemand die overleden is. Wat heeft dat voor zin, je haalt de persoon er toch niet mee terug? Ik houd niet van rituelen en dat soort dingen. Maar nu merk ik dat ik erheen wil. Mijn man blijkt hetzelfde te hebben.

Samen rouwen is een crime. Ik heb de moed wat dat betreft allang opgegeven. Er is in ons gezin ruimte voor verdriet. Wie wil, mag het over Amanda hebben, of over de dood, of over een baby, maar als de een behoefte heeft om zijn verdriet ter tafel te brengen, heeft de ander dat juist even niet. We merken dat het heel lastig is om samen vorm te geven aan die lege plek, die we allemaal wel voelen. Ik wil niet negeren, maar ook niet pushen.

Ik vind in mijn eentje rouwen al lastig. Ik voel me al weken apathisch. Ik weet het gewoon niet meer, voel niet veel, denk niet veel. In mijn hoofd resoneert een zin die ik las in een artikel over de dood van een kind. ‘Gaat het een beetje?’ vroeg iemand. ‘Nee’, zei de vrouw van de schrijver, ‘hij is nog steeds dood’. Ze is nog steeds dood, besef ook ik en de onvermijdelijkheid en onontkoombaarheid ervan dringt steeds dieper tot mij door, maar ik kan er eigenlijk niet zoveel mee. Ik zou willen dat ik gewoon weer even kon huilen. Bijvoorbeeld omdat het gisteren een jaar geleden was dat ik een positieve zwangerschapstest in handen had. Maar vandaag lijkt het alsof het in een ander leven was, een andere persoon betrof. Ik denk alleen maar ‘ze is nog steeds dood’.

We voelen het wel allemaal. Ieder op een andere manier, maar het gemis is er en we moeten er allemaal onze weg in vinden. Ik merk dat ik echt dankbaar ben als ik eraan denk dat het nu goed met haar gaat, dat er voor haar gezorgd wordt, dat ze zelf waarschijnlijk niet terug zou willen naar ons. Maar ik merk ook dat er een gat is in mijn hart. Dat er liefde is die ik niet kwijt kan. Dat ik altijd een kind tekort kom.

En zoals ik met de andere kinderen ‘mamma – … – tijd’ heb waarin ik even één-op-één iets met ze doe, besef ik nu dat ik dat ook gewoon voor haar moet doen. Mamma-Amanda-tijd moet maken. En al kan ik dan niet haar de borst geven, haar even heel rustig in badje doen, of zoals met de andere kinderen later een gebakje gaan eten in de stad, een eind wandelen en een boom opzetten, of gewoon samen een puzzel maken, ik kan wel mijn aandacht even op haar alleen richten. Even met haar alleen bezig zijn.

En dat is denk ik waarom we vanavond die uitnodiging aannemen. Om als gezin even bij
haar stil te staan. Om samen te rouwen, hoe je dat ook doet.

Ploegen door de modder

For English click here

Ik loop langs het water over een glibberig, modderig pad. De wind waait wild en de wolken zijn grauw grijs. Er dreigt regen en alles bij elkaar is dit precies wat ik nodig heb. Koude wind, miezerige regen, klotsend water, modderig pad waarover ik voorzichtig moet lopen om niet uit te glijden. Zo voelt mijn leven ook.

Ik heb zojuist een kaartje in de brievenbus gedaan bij iemand die weet dat het einde nadert. Ik weet niet of die persoon er prijs op stelt, maar ik wil gewoon laten weten dat ik aan hen denk, voor ze bid. Ik weet niet eens of dat gezin God kent en gelooft.

Terwijl ik mijn wandeling maak, vraag ik me af waarom ik dat kaartje eigenlijk geschreven heb. Dat modderige, glibberige paadje is zoals mijn leven lijkt te zijn. En dat geldt niet alleen voor mij. Ook voor hen. Voor vele anderen en misschien ook wel voor jou.

Ik denk dat ik gewoon de hand wilde reiken. Om samen die paadjes te lopen. Zodat ik je hand kan grijpen als je dreigt weg te zinken in de modder of als je er bijna over uitglijdt. Zoals ik Goddank ook mensen heb die niet bang zijn om door die modder mee te glibberen en die me de hand reiken als ik gevallen ben of me heb laten meesleuren.

Iemand stuurde me een lange tekst over rouw. Eén van de dingen die me daarin trof was de opmerking dat het leven bestaat uit een lange serie verliezen. Het is eerder bijzonder als het leven kalm is dan dat het vol crises is.

Er stond ook in dat het goed is om verdriet onder ogen te komen en te laten zien, omdat we ook daarin uniek zijn. Ik vond dat wel apart. En ik vind het bevredigender dan het cliché ‘ieder rouwt op zn eigen manier, niets is goed of fout’, een zin die ik het afgelopen half jaar talloze keren gehoord heb. En waar ook wel waarheid in zit (hoewel ik niet weet hoe verlangen naar whiskey en sigaren echt goed te noemen is), maar het klinkt in mijn oren eigenlijk als: ‘het kan mij niet schelen hoe jij je verdriet beleeft’. Het geeft me een eenzaam gevoel.

Maar dat we ieder uniek zijn en ons verdriet dus allemaal uniek beleven, en ook daarin iets van Gods veelkleurigheid laten zien, dat geeft me een gevoel van ruimte voor verbondenheid. En vandaar dat ik nu hierin mijn verdriet wil laten zien.

Ik ploeg door de modder en kijk uit dat ik niet val, uitglijd of wegzink. Als jij dat ook aan het doen bent, weet dan dat je niet de enige bent en dat jouw verdriet gehoord en gezien mag worden.

Zegen dit zooitje

For English, click here

Vanmorgen keek ik een aflevering van ‘ik mis je’ en hoorde mensen praten over hoe belangrijk de overledene voor hen was en over hoe fijn het is om even over ze te praten en dat er iemand wil luisteren. Ik herken dat. En opnieuw ben ik ook verbaasd. Amanda heeft iets meer dan zes maanden geleefd en alleen binnenin mij. Toen ze geboren was, was ze al enkele dagen overleden.

Toch heeft ze zoveel teweeg gebracht. In mij, in ons huwelijk, in ons gezin, in onze omgeving, ons geloof, ons leven. Het leven is niet meer hetzelfde en zal ook niet meer hetzelfde worden.

Gisteren zong ik voor het eerst sinds Amanda werd geboren, weer vooraan in de kerk. Ik merkte dat ik sterker ben geworden, meer mezelf, krachtiger. En tegelijkertijd ook kwetsbaarder. Ik wist dat ik zomaar in huilen uit zou kunnen barsten maar degene met wie ik zong, wist dat ook en zou het overnemen als het nodig was.

De liederen zijn ook niet meer hetzelfde. Dat wil zeggen: ze voelen niet meer hetzelfde en betekenen niet hetzelfde als eerst. Zo zongen we het lied Oceans: ‘Spirit lead me where my trust is without borders, let me walk upon the waters, wherever you would call me.’ (Heilige Geest, leid me naar de plek waar ik grenzeloos vertrouwen nodig heb, laat me op het water lopen, waar U me maar ook roept).

Nou, dat heeft Hij gedaan. Ik heb op water gelopen, bij wijze van spreken. Ik heb grenzeloos vertrouwen nodig om überhaupt te kunnen leven en te kunnen blijven geloven en ik vind het nog best moeilijk om te zingen: wherever you would call me: Waar U me ook roept, door welke omstandigheden het leven ook leidt. Ik zal op U vertrouwen.

Toch is dat precies wat ik heb gedaan, geprobeerd te doen en ik zal het blijven proberen, mede door wat er in een van de coupletten staat: ‘You’ve never failed and You won’t start now.’ (U hebt nooit gefaald ten opzichte van mij, mij nooit in de steek gelaten en U gaat dat ook nu niet doen). Ik heb het gisteren met luide stem gezongen en ik spreek het mezelf even zo hard toe als ik weer wanhoop aan de toekomst, of verbijsterd terugkijk naar de afgelopen maanden. U hebt mij nog nooit in de steek gelaten en U gaat dat ook nooit doen.

En dus zing ik. Niet omdat ik het allemaal op een rijtje heb en alles zo goed weet. Maar omdat ik geloof en omdat ik weet dat ik het hier op aarde nooit allemaal op een rijtje zal krijgen.

Mijn favoriete gebed de afgelopen jaren was: Lord, bless this mess. Omdat met al mijn kinderen en al die verschillende problemen om mij heen, het onmogelijk bleek te zijn controle te houden en ik juist daardoor leerde dat het om te beginnen al niet de bedoeling was dat ik controle had, maar dat ik God de controle zou geven.

En nu mijn leven nog meer een zooitje is geworden door het verliezen van ons dochtertje, problemen die onverminderd aanwezig zijn gebleven, kinderen die opgroeien tot individuen met een eigen geluid en karakter, een lichaam dat nog altijd niet zo werkt als ik zou willen, blijft het mijn gebed dat God ons zooitje zegent. En houd ik me vast aan die zin: You’ve never failed and You won’t start now. 

Naschrift: maanden later schreef ik een lied n.a.v. het lied Oceans. Je vindt het hier.

Voort blijven gaan

For English click here

Een half jaar geleden werd ze geboren. Perfect gevormd, met grote voetjes net als haar vader, lange bovenbeentjes net als haar broers en zussen. Echt ons kindje. Zo geliefd, kostbaar en gewenst: Amanda Marsman. Geboren op 22 maart, maar al voor haar geboorte overleden.

Ik vind deze weg van rouw zwaar en eenzaam en moeilijk. Vaak vind ik het ook moeilijk om te schrijven, omdat ik de woorden niet vind, of omdat het gewoon te zwart is wat ik denk. Maar ik ben deze blog begonnen. Ik heb besloten om te schrijven en wilde eerlijk zijn, ook over mijn gebrokenheid. En daarom schrijf ik nu toch. En om aandacht te vragen. Misschien is gedeelde smart inderdaad wel halve smart, want de laatste dagen heb ik ineens weer de neiging om mensen die ik tegenkom te zeggen: weet je wel dat mijn kindje is overleden? Weet je wel dat als dat niet gebeurd was, ik hier ook met een kinderwagen gelopen had? Het lijkt net alsof de druk in mijn hoofd de laatste dagen weer zó is opgelopen dat het tijd is om er wat uit te laten st(r)omen.

Vertellen helpt. Ze was zo mooi joh. Ik wil haar zo graag vasthouden, haar stem horen, haar eerste lachje zien. Ik wil mopperen om slapeloze nachten en te wilde broers en zussen. Ik wil liedjes voor haar zingen, haar voeden en in bad doen. Maar ik heb hier in huis alleen haar lege wieg in de lege babykamer en ik heb wat foto’s en een klein velletje papier met een afdruk van haar voetjes.

Dat stond trouwens in de boeken die ik las in de eerste weken na haar geboorte: dat zo’n afdrukje heel belangrijk is, omdat dat velletje papier echt in aanraking is geweest met haar lichaam. Toen ik het las, leek het me overdreven. Maar de laatste weken merk ik dat ik naar dat velletje met voetjes toegetrokken word, dat ik het koester en als iets heel kostbaars ben gaan zien.

Deze weg, dit proces, dit diepe donkere dal, brengt steeds weer nieuwe dingen bij mij boven en te binnen. Ik kan niet meer zeggen: dat zou ik nooit doen, of: zo overdreven zou ik niet doen. Tot mijn schaamte moet ik zeggen dat ik geoordeeld heb over hoe anderen rouwden en nu kom ik zelf tot de ontdekking dat het verlies van een kind werkelijk voelt als iets dat is afgescheurd, een gat in je leven slaat, de bodem onder je leven weghaalt en je werkelijk alles opnieuw moet ontdekken. Ik heb geen flauw idee hoe je dit doet. Hoe je dit een plek moet geven. Hoe je God hierin betrekt.

Vanmorgen kon ik alleen maar huilen en gisteren en eergisteren ook. Ik ben verbaasd dat er nog zoveel tranen zijn. Verwilderd over wat ik nou moet doen. Kan doen. Ik wilde iets tastbaars, heb na lang zoeken een armband met haar naam laten maken. Het is mooi en het past bij mij – beter dan de tatoeage die ik voor het eerst van mijn leven overwoog. Maar het lost niets op. Ik heb ernaar uitgekeken om die armband te dragen maar nu ik hem heb, besef ik eens te meer dat dat haar niet kan vervangen.

Ik loop er steeds tegenaan dat ik niet iets kan doen. Ik werk hard, probeer er voor de kinderen te zijn, en verder bezig te zijn, afleiding te zoeken. Maar keer op keer stuit ik er weer op: een diep verdriet, een intens verlangen, een ongrijpbaar gemis. Het enige waar ik wel echt wat aan heb, is het besef dat het met haar echt goed gaat. Dat zij volmaakt is nu en volkomen gelukkig. Geen pijn, geen verdriet, meteen op haar bestemming. Maar zelf worstel ik nog, zoek ik God, zoek ik Zijn troost en Zijn geborgenheid. Zijn kracht. En ik weet niet hoe ik dat kan ontvangen. Het lijkt soms wel alsof ik ontroostbaar ben. Vanmorgen ben ik uiteindelijk maar weer gaan zitten en gaan lezen in de bijbel. Psalm 84 deze keer. Mijn hart en mijn lichaam roepen het uit tot de levende God. Ja, dat herken ik wel.

En: Welzalig zijn zij die in Uw huis wonen, zij loven U voortdurend maakte me blij omdat ik eraan dacht dat dit in elk geval voor Amanda geldt.

En dan vers 6: Welzalig (gelukkig) de mens van wie de kracht in U is – in hun hart zijn de gebaande wegen. Gaan zij door het dorre dal van de moerbeibomen, dan maken zij God tot hun bron; ook zal de regen hen overvloedig bedekken (in de voetnoot staat: zegenen). Zij gaan voort van kracht tot kracht. Er staat nog meer in de psalm, maar ik besloot deze woorden vooral op me in te laten werken. Te danken voor de gebaande wegen in mijn hart en dat ik God kennelijk tot mijn bron kan maken. En dat ik in Zijn kracht altijd weer verder kan gaan.

Vervolgens lag er een brief op de mat van een van onze sponsorkinderen[i]. Ze reageerde op het bericht over Amanda en zij schreef: “I want to encourage you to keep going because in life we sometimes go up and sometimes we go down, but the important thing is to move forward.” (Ik wil je aanmoedigen om door te blijven gaan want in het leven gaan we soms op en soms neer, maar het belangrijkste is dat we vooruitgaan) Ik glimlach omdat het perfect aansluit bij wat ik net heb gelezen. Ik ga voort van kracht tot kracht. En ik vertrouw erop dat God me wel zal laten zien hoe je dat dan precies doet.

[i] We sponsoren kinderen via Compassion.nl. Door een financiële bijdrage zorgen zij dat een kind dat anders kansloos is, eten, onderwijs en gezondheidszorg krijgt en je schrijft met het kind om het te bemoedigen. Zo’n briefwisseling gaat vaak erg traag, het kan soms maanden duren voordat je reactie krijgt op de brief die je schreef.

Ik weet niet wat ik moet zeggen

For English, click here

Het is alweer even geleden dat ik mezelf moed insprak en de stad in ging om kleren te kopen. Ik wilde geen zwangerschapskleren meer dragen, maar mijn oude kleren waren nog te klein. Ik wist niet welke maat ik nu weer had en besloot maar gewoon één winkel te kiezen en alles uit de rekken te halen wat me wel mooi leek.

Ik ging met stapels kleren naar het pashokje en probeerde zo rustig mogelijk te passen. Hoe confronterend. Mijn ontzwangerende lijf. De onzekerheid over wat nu bij me past. De kleuren. Ik wilde me mooi voelen, maar niet te uitbundige kleren aan. Per slot van rekening ben ik in de rouw.

Ik paste elk kledingstuk en een heleboel was te klein, te groot, te blij, te kort. Ik besloot van sommige items om een andere maat te vragen en verzamelde moed om een echt mens onder ogen te komen.
Als ik nu maar niet ga janken.

Ik had veel te veel kleren meegenomen in het pashokje, mopperde de verkoopster. Ik stamelde: ‘Het spijt me, hier hebt u wat ik sowieso niet ga kopen.’ Ze bond wat in en gaf me de kleren in een andere maat. Gelukkig. Ik kan wel wat vriendelijkheid gebruiken.

Ik stapte het pashokje weer in, paste de kleren en koos vier of vijf dingen uit die ik mezelf cadeau zou doen. Bij de kassa geneerde ik me. Ik vond het toch wel wat veel en om me te verontschuldigen zei ik: ‘ach ja, je kent het wel, ik was zwanger.’

O nee! Wat doe je nu? Dacht ik en ik hoopte dat ze me niet verstaan had. Maar de verkoopster – dezelfde als bij de pashokjes – reageerde: ‘O wat leuk! Wat is het geworden?’ ‘Een meisje’ fluisterde ik en in gedachten zei ik erachteraan: ‘nu niets meer zeggen!’ Maar ze vroeg verder: ‘O, wat leuk, hoe gaat het nu met haar?’

Ik aarzelde. ‘Ze is overleden’ perste ik eruit en er liepen tranen over mijn wangen. De verkoopster reageerde geschokt: ‘O, wat erg. … ik weet niet wat ik moet zeggen. … wat erg. Ik heb zelf net een kleinkind gekregen.’ Ze moest ook bijna huilen. De klanten achter mij in de rij waren ook geschrokken en de verkoopster en de andere klanten zeiden dingen die ik niet verstond. Het enige wat ik wist te zeggen was: ‘Dat geeft toch niet, ik vind het ook heel erg.’

Ik rekende af en wist mijn fiets te bereiken. Terwijl ik snikkend naar huis reed, realiseerde ik me dat het me goed gedaan had. Dat dit gebeurde, was eigenlijk zo’n zegen voor mij, ook al was het heel pijnlijk voor iedereen die erbij was. Want het is toch ook gewoon erg, dat mijn dochtertje overleden is?

Je had misschien geen woorden, maar het was fijn voor mij om te horen dat het jou raakt, dat het je schokt. Je kunt niet meer doen dan dat. Jij kunt mijn verdriet niet wegnemen en onze situatie niet veranderen. Maar dat je liet zien dat het je raakte en iets bemoedigends wilde zeggen, dat deed mij goed. Dank je wel!

Ik mis je zo

For English click here

Mijn kind, ik mis je zo
Je zou twee maanden zijn geweest gisteren
Ik zou je net hebben gevoed, boertje laten, knuffelen
Je zou naar me hebben gelachen en gekraaid naar pappa die met je stoeit

Ik zou je mee hebben genomen naar het feest
Je zou mee op de foto
Maar je was er niet
Je naam werd niet genoemd

Ik moest met m’n incomplete gezin op de foto
Met dat hartverscheurende gevoel dat het nooit meer hetzelfde zal zijn
Je nooit met z’n allen op de foto komt
Niet hier

Ik weet niet hoe ik verder moet zonder jou
Maar ik weet dat ik wel zal moeten
Ik mis je zo, mijn kind.

Love with no place to go

You have to face it. At some point you need to cry hard, instead of running away from your emotions. I am so aware of this and at the same time so not capable of doing it. So here I am. I sit down, try to write, try to let you know how I feel so I can feel as well.

Where I am right now really is a valley and it seems darker then it was before. I miss my baby girl like crazy. My body still longs to hold her, feed her, protect her, cherish her. It is a very soft and tender feeling and so very painful at the same time. I have this special love for my other children as well and I came to realize how wonderful it is to give it to them. But there also is this love towards Amanda and she isn’t here to receive it.

I’ve never been aware of this before she was born. I discovered that as a mother you need your child just as much as she needs you. I mean, I was aware of a baby desperately needing his or her mum and dad. And when you have a child, you know you are happy to give yourself to him or her – most of the time. But when my baby was born still, I discovered I needed her just as much. At that very moment, new love was born, especially for her and only hers to receive.

I remember that when I was expecting my fourth child, I was so afraid that I couldn’t love him as much as I loved my other children. Who is capable of loving four children the same with deep and sacrificial love? However, I found out when giving birth to that precious boy that my heart grew larger, and new love was born, especially for him. Apparently you can love four children with real parental love.

When I gave birth to my fifth child that happened again. Though we knew she had died before she was born, that moment she came into the world, both our hearts flooded with love, compassion, a willingness to sacrifice, nourish, cherish and protect this precious child.

And then reality kicked in. We found ourselves having this love and feelings, but no place, no soul, to give it to. She didn’t need it. She didn’t need us.

The last few days words from a song came to my mind over and over again. I listened to it a hundred times the last few months. It’s comforting to know that I am not the only one feeling this way right now:

There were photographs I wanted to take
Things I wanted to show you
Sing sweet lullabies,
wipe your teary eyes
Who could love you like this?

People say that I am brave but I’m not
Truth is I’m barely hanging on

But there’s a greater story
Written long before me
Because He loves you like this

So I will carry you
While your heart beats here
Long beyond the empty cradle
Through the coming years

I will carry you
All my life
And I will praise the One
Who’s chosen me
To carry you

Such a short time
Such a long road
All this madness
But I know
That the silence
Has brought me to His voice

And He says
I’ve shown her photographs of time beginning
Walked her through the parted seas
Angel lullabies,
no more teary eyes
Who could love her like this?

I will carry you
While your heart beats here
Long beyond the empty cradle
Through the coming years
I will carry you
All your life
And I will praise the One
Who’s chosen Me
To carry you

Later I wrote a song myself about my stillborn daughter. You can find it here.

I will carry you from Selah)